RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/751637-06
Uitspraakdatum: 9 juli 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 maart 2010, 7 april 2010, 16 april 2010, 25 mei 2010, 26 mei 2010, 8 juni 2010 en 25 juni 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging op grond van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering d.d. 15 januari 2009, tenlastegelegd dat:
Feit 1
(zaaksdossier B-00)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 mei 2008 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Antwerpen en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Lahore en/of Islamabad en/of Karachi en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of Pakistan en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland en/of Mexico, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een organisatie welke werd gevormd door hem, verdachte, en/of een of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het opzettelijk plegen van:
- voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet en/of
- het als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, zonder een door de bevoegde instantie van de lidstaat afgegeven vergunning, invoeren van en/of ontplooien van intermediaire activiteiten met betrekking tot een of meer hoeveelheden efedrine en/of pseudo efedrine, in elk geval (telkens) een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de Verordening nr 111/2005 van het Europees Parlement en de Raad en/of eerdergenoemde geregistreerde stoffen binnen het grondgebied van de Gemeenschap heeft gebracht, terwijl er een redelijk vermoeden bestond dat deze stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen (artikel 4 en 2 onder a van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën juncto artikel 6 lid 1 van de EG verordening nr 111/2005) en/of
- witwassen als bedoeld in artikel 420bis jo 420quater van het Wetboek van Strafrecht en/of
- valsheid in geschrifte als bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- opzettelijke voorbereiding van en/of uitlokking van en/of poging tot en/of medeplichtigheid aan en/of tot eerdervermelde misdrijven,
welke deelneming bestond uit:
- het (mede)plegen van die misdrijven en/of
- het verschaffen van inlichtingen, middelen, gelden en/of (valse) documenten en/of het geven van aanwijzingen en/of opdrachten met betrekking tot de voorbereiding en/of uitvoering van die misdrijven en/of
- het onderhouden van contacten en/of het houden van besprekingen en/of het geven en/of het ontvangen van van opdrachten, inlichtingen, middelen, geld en/of (valse) documenten met/aan/van producenten, leveranciers, transporteurs, financiers, afnemers, tussenpersonen en/of verleners van hand- en spandiensten en/of anderen van en/of met betrekking tot die misdrijven en/of
- het regelen van bestemmings- en/of verblijf- en/of verzendadressen en/of
- het regelen en/of uitvoeren van een of meer proefzending(en) en/of
- het verrichten van hand- en spandiensten,
terwijl hij, verdachte, oprichter, leider en/of bestuurder van die organisatie is;
Feit 2
(zaaksdossier B-02)
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 10 april 2006 te Amsterdam en/of Almere en/of Muiden en/of Zaandam en/of Antwerpen en, althans in Nederland en/of België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens),
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- (een) stof(fen), te weten een hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
- een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Subsidiair
hij, als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 maart 2006 tot en met 10 april 2006 te Amsterdam en/of Almere en/of Muiden en/of Zaandam en/of Antwerpen en, althans in Nederland en/of België, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad, te weten een hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine, in elk geval een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad
- binnen en/of buiten het grondgebied van de Gemeenschap heeft/hebben gebracht, terwijl er een redelijk vermoeden bestond dat deze stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en/of
- zonder een door de bevoegde instantie van de lidstaat afgegeven vergunning, heeft/hebben ingevoerd en/of uitgevoerd en/of
- met betrekking tot die stof intermediaire activiteiten heeft/hebben ontplooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
(telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde stoffen en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Feit 3
(zaaksdossier B-03)
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Antwerpen en/of Kinsjasa en/of Saalfeld, althans in Nederland en/of België en/of de Democratische Republiek Congo en/of Duitsland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens),
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- (een) stof(fen), te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 92,17 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
- een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Subsidiair
hij, als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Antwerpen en/of Kinsjasa en/of Saalfeld, althans in Nederland en/of België en/of de Democratische Republiek Congo en/of Duitsland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 92,17 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine, in elk geval een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad
- binnen en/of buiten het grondgebied van de Gemeenschap heeft/hebben gebracht, terwijl er een redelijk vermoeden bestond dat deze stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en/of
- zonder een door de bevoegde instantie van de lidstaat afgegeven vergunning, heeft/hebben ingevoerd en/of uitgevoerd en/of
- met betrekking tot die stof intermediaire activiteiten heeft/hebben ontplooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
(telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde stoffen en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Feit 4
(zaaksdossier B-04)
Primair
- hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 19 juni 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of en/of de Democratische Republiek Congo, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens),
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
een stof(fen), te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 15 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
- een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Subsidiair
hij, als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 19 juni 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of en/of de Democratische Republiek Congo, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 15 kilogram, in elk geval een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad
- binnen en/of buiten het grondgebied van de Gemeenschap heeft/hebben gebracht, terwijl er een redelijk vermoeden bestond dat deze stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en/of
- zonder een door de bevoegde instantie van de lidstaat afgegeven vergunning, heeft/hebben ingevoerd en/of uitgevoerd en/of
- met betrekking tot die stof intermediaire activiteiten heeft/hebben ontplooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
(telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde stoffen en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Feit 5
(zaaksdossier B-05: 171 kilogram + 49 kilogram)
Primair
- hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen en/of
- hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 16 juli 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
(telkens),
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
een stof(fen), te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 171 kilogram pseudo efedrine en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 49 kilogram pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
- een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Subsidiair
hij, als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 16 juli 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 171 kilogram pseudo efedrine en/of een hoeveelheid van (ongeveer) 49 kilogram pseudo efedrine, in elk geval een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad
- binnen en/of buiten het grondgebied van de Gemeenschap heeft/hebben gebracht, terwijl er een redelijk vermoeden bestond dat deze stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en/of
- zonder een door de bevoegde instantie van de lidstaat afgegeven vergunning, heeft/hebben ingevoerd en/of uitgevoerd en/of
- met betrekking tot die stof intermediaire activiteiten heeft/hebben ontplooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
(telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde stoffen en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Feit 6
(zaaksdossiers B-05 en B-11: 245 kilogram Australië en/of Mexico)
Primair
- hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 maart 2007 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
en/of
- hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 juli 2006 en/of in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland en/of Mexico, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
(telkens),
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- een stof(fen), te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 245 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
- een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Subsidiair
hij, als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 juli 2006 en/of in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland en/of Mexico, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 245 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine, in elk geval een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad
- binnen en/of buiten het grondgebied van de Gemeenschap heeft/hebben gebracht, terwijl er een redelijk vermoeden bestond dat deze stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en/of
- zonder een door de bevoegde instantie van de lidstaat afgegeven vergunning, heeft/hebben ingevoerd en/of uitgevoerd en/of
- met betrekking tot die stof intermediaire activiteiten heeft/hebben ontplooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
(telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde stoffen en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Feit 7
(zaaksdossier B-11: 50 kilogram)
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland en/of Mexico, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
en/of
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1juli 2006 tot en met 31 juli 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland en/of Mexico, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen en/of
(telkens),
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
(een) stof(fen), te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 50 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
- een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Subsidiair
hij, als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 juli 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Zwitserland en/of Mexico, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 50 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine, in elk geval een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad
- binnen en/of buiten het grondgebied van de Gemeenschap heeft/hebben gebracht, terwijl er een redelijk vermoeden bestond dat deze stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en/of
- zonder een door de bevoegde instantie van de lidstaat afgegeven vergunning, heeft/hebben ingevoerd en/of uitgevoerd en/of
- met betrekking tot die stof intermediaire activiteiten heeft/hebben ontplooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
(telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde stoffen en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Feit 8
(zaaksdossier B-11: 345 kilogram)
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 13 februari 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Mexico, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens),
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- (een) stof(fen), te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 345 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
- een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Subsidiair
hij, als in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 13 februari 2006 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Zaandam en/of Brussel en/of Saalfeld en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo en/of Mexico, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal, opzettelijk, een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad, te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 345 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine, in elk geval een geregistreerde stof van categorie 1 van bijlage 1 van de verordening nr 111/2005 van de Raad
- binnen en/of buiten het grondgebied van de Gemeenschap heeft/hebben gebracht, terwijl er een redelijk vermoeden bestond dat deze stoffen bestemd waren voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en/of
- zonder een door de bevoegde instantie van de lidstaat afgegeven vergunning, heeft/hebben ingevoerd en/of uitgevoerd en/of
- met betrekking tot die stof intermediaire activiteiten heeft/hebben ontplooid, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens)
eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
(telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde stoffen en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Feit 9
(zaaksdossier B-12)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2008 te Amsterdam en/of Schiphol en/of Almere en/of Beets en/of Den Ilp en/of Antwerpen en/of Saalfeld en/of Sydney en/of Lahore en/of Islamabad en/of Karachi en/of Dubai en/of Kinshasa, althans in Nederland en/of België en/of Duitsland en/of Australië en/of Pakistan en/of de Verenigde Arabische Emiraten en/of de Democratische Republiek Congo, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer hoeveelheden metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen (telkens)
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en),
immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededaders (telkens) (al dan niet via (een) ander(en)):
- (een) stof(fen), te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 600 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, althans kunnen worden gebruikt, bij/voor de bereiding en/of verwerking en/of vervaardiging van metamfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt , bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, gekocht, verkocht, gefinancierd, ter beschikking gesteld en/of voorhanden gehad en/of doen/laten bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben en/of
- geld en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmaterialen en/of vervoermiddelen en/of opslagruimte bestemd voor het bestellen, vervoeren, opslaan, verpakken, bereiden, bewerken, verwerken, afleveren, verstrekken, kopen, verkopen, financieren, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en/of opgemaakt en/of verstrekt en/of doen/laten opmaken en/of verstrekken en/of
- een of meer proefzending(en) met efedrine en/of pseudo efedrine georganiseerd en/of uitgevoerd en/of doen/laten organiseren en/of uitvoeren en/of
- (telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met een of meer (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of ander(en) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- een of meer van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) voorzien van informatie en/of (valse) documenten en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)l(en) en/of (een) vervoermiddel(len) en/of reisbescheiden en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte reis- en/of verblijfkosten en/of andere kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven en/of daartoe hand- en spandiensten verricht;
Feit 10
(zaaksdossier B-14)
Primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 mei 2008 te Amsterdam en/of Almere en/of Zaandam, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Duitsland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders:
***(ten aanzien van de contante stortingen op bankrekeningen)***
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 46.434,43 euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 91.933,14 euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 10.9020,-- euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 mei 2008 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 35.777,02 euro en/of
***(ten aanzien van de money transfers)***
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 21.500,-- euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 16 augustus 2006 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 22.418,10 euro en/of
- op of omstreeks 6 september 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 2.483,-- euro en/of
- op of omstreeks 28 februari 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 1.000,-- euro en/of
- op of omstreeks 19 september 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 1.439,-- euro en/of
***(ten aanzien van opnames met VISA-card met nummer [nummer])***
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 te Almere en/of Zaandam, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 17.100,-- euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 juni 2006 te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 6.750,-- euro en/of
***(ten aanzien van genoemde geldbedragen in opgenomen telefoongesprekken)***
- op of omstreeks 10 april 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 40.000,-- euro en/of
- op of omstreeks 14 juli 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 20.000,-- euro en/of
- op of omstreeks 18 juli 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 10.000,-- euro en/of
- op of omstreeks 8 december 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 1.516,19 euro en/of
- op of omstreeks 16 juni 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 2.661,-- euro en/of
- op of omstreeks 12 oktober 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten $ 3.500,-- euro en/of
***(ten aanzien van aankoop Dodge Caliber)***
- op of omstreeks 11 mei 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 29.800,-- euro en/of
***(ten aanzien verkoop onroerend goed Frankrijk)***
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 januari 2007 te Almere, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Duitsland (van) een geldbedrag, te weten (ongeveer) 60.000,-- euro
- de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op eerdergenoemd voorwerp was of wie eerdergenoemd voorwerp voorhanden had en/of
- verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt en/of voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 mei 2008 te Amsterdam en/of Almere en/of Zaandam, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Duitsland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
***(ten aanzien van de contante stortingen op bankrekeningen)***
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 46.434,43 euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 91.933,14 euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 10.9020,-- euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 mei 2008 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 35.777,02 euro en/of
***(ten aanzien van de money transfers)***
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 21.500,-- euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 16 augustus 2006 te Almere, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 22.418,10 euro en/of
- op of omstreeks 6 september 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 2.483,-- euro en/of
- op of omstreeks 28 februari 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 1.000,-- euro en/of
- op of omstreeks 19 september 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 1.439,-- euro en/of
***(ten aanzien van opnames met VISA-card met nummer [nummer])***
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 21 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 te Almere en/of Zaandam, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 17.100,-- euro en/of
- op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 juni 2006 te Almere en/of Amsterdam, althans in Nederland, meermalen (van) een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) 6.750,-- euro en/of
***(ten aanzien van genoemde geldbedragen in opgenomen telefoongesprekken)***
- op of omstreeks 10 april 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 40.000,-- euro en/of
- op of omstreeks 14 juli 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 20.000,-- euro en/of
- op of omstreeks 18 juli 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 10.000,-- euro en/of
- op of omstreeks 8 december 2006 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 1.516,19 euro en/of
- op of omstreeks 16 juni 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 2.661,-- euro en/of
- op of omstreeks 12 oktober 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten $ 3.500,-- euro en/of
***(ten aanzien van aankoop Dodge Caliber)***
- op of omstreeks 11 mei 2007 te Almere, althans in Nederland, (van) een geldbedrag, te weten 29.800,-- euro en/of
***(ten aanzien verkoop onroerend goed Frankrijk)***
- in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 januari 2007 te Almere, althans in Nederland en/of Frankrijk en/of Duitsland (van) een geldbedrag, te weten (ongeveer) 60.000,-- euro
- de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding en/of verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op eerdergenoemd voorwerp was of wie eerdergenoemd voorwerp voorhanden had en/of
- heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt en/of voorhanden gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
Feit 11
(zaaksdossier B-14)
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 en/of 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007 te Almere en/of Diemen en/of Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen althans eenmaal,
- een salarisspecificatie en/of een aanvraagformulier voor een Visa- of American Express card en/of een aanslag inkomstenbelasting - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en/of
- opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) salarisspecificatie en/of aanvraagformulier voor een Visa- of American Express card en/of aanslag inkomstenbelasting, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) echt en onvervalst;
Feit 12
(zaaksdossier B-15)
hij op of omstreeks 28 mei 2008 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie II - te weten een pistool (merk Glock, model 19, kaliber 9x19) - en/of een wapen van categorie I - te weten een gasdrukpistool (merk Walther, model CP88) - en/of munitie van categorie III - te weten 22 kogelpatronen (met opschrift PMP 9mm Luger) -, voorhanden heeft/hebben gehad
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde feit.
De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat alle onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven goederen zullen worden verbeurdverklaard, met uitzondering van twee pistolen – die moeten worden onttrokken aan het verkeer – , negen ordners en een autosleutel (die kunnen worden teruggegeven aan verdachte) en diens paspoort, waarvan de officier van justitie heeft gevorderd dat dit gedeponeerd zal blijven zolang verdachtes voorlopige hechtenis geschorst is, doch aan verdachte zal worden teruggegeven indien de rechtbank besluit tot opheffing van die schorsing.
Feit 2
(zaaksdossier B-02)
Uit het dossier (B-02) blijkt dat, volgens een observatie van de Nationale Recherche op zondag 9 april 2006, verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] (rijdende in een Opel Corsa) en [medeverdachte 3] elkaar die dag treffen rond 16.30 uur bij de Mc Donalds in Sloten, Amsterdam. [medeverdachte 3] rijdt vervolgens in de Opel Corsa van [medeverdachte 2] naar Heemstede en ontmoet daar een onbekend gebleven man bij een snackbar. De onbekende man stapt bij [medeverdachte 3] in de auto en samen rijden ze naar een andere snackbar in Haarlem. Bij die snackbar stapt [medeverdachte 3] uit de Opel Corsa en blijft daar alleen achter. De Opel Corsa rijdt naar de Olycanstraat te Haarlem. De onbekende man gaat bij een perceel op de Olycanstraat naar binnen en komt er even later weer uit met een andere onbekende man. Gezien wordt dat twee of drie kartonnen dozen door voornoemde mannen in de Opel Corsa worden geplaatst. Vervolgens rijdt de Opel Corsa weer naar de snackbar in Haarlem alwaar [medeverdachte 3] was achtergebleven. [medeverdachte 3] rijdt vervolgens als bestuurder van de Opel Corsa weer naar Sloten, Amsterdam. Daar parkeert hij de auto en rijdt hij weg in zijn eigen auto, een Mini Cooper, die daar stond geparkeerd. Later wordt waargenomen dat de Opel Corsa weer wordt bestuurd door [medeverdachte 2] en dat deze auto, samen met de Volvo van verdachte, die door verdachte wordt bestuurd, naar de [adres] rijdt. Op dit adres heeft [medeverdachte 4] een loods. De Opel Corsa rijdt de loods in. Waargenomen wordt dat bij de loods [medeverdachte 4], [medeverdachte 1], verdachte en [medeverdachte 2] aanwezig zijn.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor van 23 juni 2008 verklaard dat hij wel dozen in de achterbak van de Opel Corsa heeft zien staan die er nog niet in stonden voordat [medeverdachte 3] met de auto weg was geweest, maar dat hij niet wist wat er in die dozen zat of voor wie die dozen bestemd waren en dat deze dozen zijn achtergebleven in de loods van [medeverdachte 4].
Op 4 juni 2008 verklaarde [medeverdachte 2] dat hij in de kofferbak van de Opel Corsa geen dozen, maar vier witte emmers van naar schatting 15 liter zonder label heeft gezien.
Het Openbaar Ministerie heeft in het requisitoir betoogd dat er redelijkerwijze geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat op 9 april 2006 in opdracht van verdachte goederen zijn afgeleverd bij [medeverdachte 4]. Deze goederen waren bestemd voor een bekende van [medeverdachte 5], te weten [medeverdachte 6]. [medeverdachte 3] is degene geweest die de goederen heeft kunnen leveren en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben hiermee actief bemoeienis gehad. Gelet hierop en nu (het merendeel van) deze verdachten ook bij de overige zaaksdossiers een rol spelen (speelt), waarbij het telkens (in het begin via [medeverdachte 3]) om (pseudo-)efedrine ging, kan het niet anders, aldus het Openbaar Ministerie, dan dat er ook op 9 april 2006 een partij (pseudo-)efedrine is geleverd.
De rechtbank overweegt het volgende. Gelet op de gebeurtenissen op 9 april 2006 alsmede die op de volgende dag, toen verdachte in België een betaling deed aan [medeverdachte 3], kan de rechtbank het Openbaar Ministerie volgen in haar standpunt, dat er op 9 april 2006 in opdracht van verdachte iets bij [medeverdachte 4] is afgeleverd en dat (ook) [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hierbij op enigerlei wijze betrokken waren. Anders dan het Openbaar Ministerie is de rechtbank er echter niet van overtuigd geraakt, dat een partij (pseudo-)efedrine is geleverd.
Daargelaten de (on)geloofwaardigheid van de hiervoor vermelde verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2], overweegt de rechtbank hiertoe het volgende. Het onderzoek Mayer is in januari 2006 gestart en richtte zich in eerste instantie op [medeverdachte 4], die mogelijk betrokken zou zijn bij de handel in, dan wel de in- en/of uitvoer van, grondstoffen voor de productie van verdovende middelen, waaronder grondstoffen voor de productie van XTC-pillen (MDMA). [medeverdachte 4] was al eerder met politie en justitie in aanraking gekomen ter zake van overtredingen van de Opiumwet; hij hield zich onder andere ook bezig met de handel in hasjiesj.
Tegen deze achtergrond merkt de rechtbank op dat de levering aan [medeverdachte 4] op 9 april 2006 de eerste levering betreft die tijdens het onderzoek Mayer naar voren is gekomen. De inhoud van deze levering is niet (kunnen worden) onderzocht, zo stelt de rechtbank vast. De kartonnen dozen zijn niet in beslag genomen en evenmin heeft onderzoek plaatsgevonden naar de herkomst van de dozen en de mogelijke inhoud daarvan, bijvoorbeeld door onderzoek te doen naar (de bewoners/gebruikers van) het perceel aan de Olycanstraat te Haarlem waaruit de dozen door de onbekende mannen zijn gepakt.
Gelet hierop is voor de rechtbank niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat de levering aan [medeverdachte 4] op 9 april 2006 (pseudo-)efedrine betrof, zoals is ten laste gelegd, in plaats van bijvoorbeeld (een) andere illegale stof(fen). Dat verdachten zich na 9 april 2006 meermalen hebben bezig gehouden met de handel in (pseudo-)efedrine, dat in het begin steeds via [medeverdachte 3] liep, levert voor de rechtbank onvoldoende overtuigend (schakel-)bewijs op om tot een ander oordeel te komen.
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Feit 4
(zaaksdossier B-04)
Uit het dossier blijkt dat er medio juni 2006 een partij goederen is verzonden met een gewicht van (ongeveer) 15 kilogram aan “Housewares International LTD” (HWI) in Australië. Afzender was “Kuwait Petrolium Company” in Koeweit.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, voldoende bewijs voorhanden is, dat deze zending afkomstig was van verdachte c.s. en bestemd was voor [medeverdachte 7]. De vraag is evenwel of bewezen kan worden dat deze zending, zoals is ten laste gelegd, de stof (pseudo-)efedrine bevatte. Verbalisanten concluderen in het dossier dat dit het geval moet zijn geweest.
Zelf heeft verdachte steeds ontkend dat de onderhavige zending (pseudo-)efedrine bevatte.
Gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat, mede in het licht van de (gang van zaken in de) andere zaaksdossiers, onvoldoende is komen vast te staan dat deze zending (ook) een hoeveelheid (pseudo-)efedrine zou hebben betroffen. De rechtbank heeft daarbij met name ook in aanmerking genomen dat niet valt uit te sluiten dat deze zending een proefzending (met normale goederen) zou hebben betroffen, teneinde na te gaan of de ontvanger in staat zou zijn een dergelijke zending, zonder problemen, te ontvangen.
Het voorgaande leidt ertoe dat, zoals ook het Openbaar Ministerie heeft gevorderd en de verdediging heeft bepleit, verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Feit 8
(zaaksdossier B-11: 345 kilogram Mexico)
Zoals hierna onder 4.2, bij de bespreking van de feiten 5, 6, 7 en 8, nader zal worden toegelicht, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem onder 8 ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte dient hiervan dan ook te worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
Algemene overweging: bijnamen
In de tapgesprekken in de verschillende zaaksdossiers in het onderzoek Mayer is veelvuldig gebruik gemaakt van bijnamen voor de verschillende verdachten. Een groot aantal verdachten heeft hierover verklaringen afgelegd, onder andere tijdens een verhoor waarin hen foto´s van hun medeverdachten werden getoond.
Zo verklaarden [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] bij het tonen van een foto van [medeverdachte 4] (C-01) dat hij ‘Boer’ werd genoemd. Daarnaast blijkt uit enkele tapgesprekken dat hij ook wel ‘Grote’ wordt genoemd.
Over [medeverdachte 5] (C-03) verklaarden [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] dat deze ‘[medeverdachte 5]’ werd genoemd, waaraan verdachte toevoegde dat [medeverdachte 4] hem ook wel ‘Blacky’ noemde. Dit blijkt eveneens uit diverse tapgesprekken, waarin [medeverdachte 5] ook wel als ‘Roetmop’, ‘Black Molly’ of ‘Zwarte’ wordt aangeduid.
Met de bijnaam ‘Bob’ of ‘Bob de Bouwer’ werd volgens verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] [medeverdachte 2] (C-05) bedoeld, zoals ook uit tapgesprekken naar voren komt.
[medeverdachte 1] (C-06) werd volgens verdachte ook wel ‘Sensai’ genoemd. Uit de combinatie van een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] op 19 april 2006 en een daarop volgende observatie van een ontmoeting van die twee met [medeverdachte 1], kan geconcludeerd worden dat zij ook wel over [medeverdachte 1] spraken als die ‘Ouwe’.
Overigens heeft [medeverdachte 2] verklaard dat [medeverdachte 8] (C-44) (ook) ‘Ouwe’ werd genoemd. [medeverdachte 8] werd volgens verdachte en [medeverdachte 2] ook wel (de) ‘Jurk’ genoemd; , [medeverdachte 2] verklaarde dat [medeverdachte 8] behalve ‘Jurk’ ook ‘Lala’ werd genoemd (wat ‘groot’ zou betekenen). ,
[medeverdachte 2] verklaarde voorts dat [betrokkene 1] (C-11) als bijnaam ‘Whizzkid’ had.
De bijnaam ‘Lambiek’ hoorde volgens [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] bij [medeverdachte 3] (C-08).
[medeverdachte 9] (C-13) werd volgens Verdachte ‘Zilverrug’ genoemd en [medeverdachte 7] (C-17) ‘Jerry’.
Verdachte kende [medeverdachte 6] (C-19) als ‘Tonne’ of ‘Blondie’ en [medeverdachte 10] herkende de persoon op de desbetreffende foto als die ‘Blonde’.
[medeverdachte 11] (C-41) werd volgens verdachte (de) ‘Trui’ genoemd, wat bevestigd wordt door diverse tapgesprekken over afspraken met ‘Trui’, in combinatie met daarop volgende observaties. In een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 4] op 15 augustus 2007 spreekt [medeverdachte 4] over ‘die dikke of de dunne’. Gelet op het – door de rechtbank ook zelf ter terechtzitting waargenomen – forse postuur van [medeverdachte 11] en het tengere postuur van [medeverdachte 12], in combinatie met het feit dat zij in het dossier veel samen gezien worden, gaat de rechtbank ervan uit dat met ‘De dikke en de dunne’ wordt gedoeld op [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12].
Toen hem een foto van [medeverdachte 13] (C-49) werd getoond verklaarde verdachte: “Die ken ik als Jim”. Gevraagd naar diens bijnaam verklaarde verdachte dat hij de ‘Kleine’ werd genoemd.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank er bij de navolgende bespreking van de redengevende feiten en omstandigheden van uitgaan dat met na te noemen bijnamen steeds de volgende personen worden bedoeld:
Bijnaam Verdachte
‘Boer’ of ‘Grote’ [medeverdachte 4]
‘[medeverdachte 5]’ of ‘Blacky’
of ‘Roetmop’ of ‘Black Molly’ of ‘Zwarte’ [medeverdachte 5]
‘Bob’ of ‘Bob de Bouwer’ [medeverdachte 2]
‘Sensai’ of ‘Ouwe’ [medeverdachte 1]
‘Lambiek’ [medeverdachte 3]
‘Zilverrug’ [medeverdachte 9]
‘Jerry’ [medeverdachte 7]
‘Blondie’ of ‘Blonde’ of ‘Ton(ne)’ [medeverdachte 6]
‘Trui’ [medeverdachte 11]
‘De dikke en de dunne’ [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12]
‘Ouwe’ of ‘Jurk’ of ‘Lala’ [medeverdachte 8]
‘Jim’ of ‘Kleine’ [medeverdachte 13]
‘Whizzkid’ [betrokkene 1]
Feit 3
(zaaksdossier B-03)
Klaarzetten van de partijen in Congo
Op 26 april 2006 belt verdachte met zijn echtgenote [medeverdachte 14] en zegt hij dat hij naar het reisbureau gaat om de reis voor “Bob” ([medeverdachte 2]) te boeken naar Congo. Diezelfde dag stuurt verdachte een sms-bericht naar [medeverdachte 3] waarin hij schrijft: “Ben nog bezig om klant van 100 naar 200 te praten. Dan 150 inkoop per direct ontvangen. Hoop dat hij dat doet. Wil eigenlijk nu eerst 100”. Op 30 april 2006 belt verdachte met [medeverdachte 15] en vertelt hij dat [medeverdachte 2] in Congo is aangekomen. Diezelfde dag neemt verdachte nog contact op met [medeverdachte 1] en vertelt hem dat “Bob” samen met “de Belg” ([medeverdachte 3]) naar het hotel is gereden. De volgende dag, op 1 mei 2006, belt verdachte met [medeverdachte 16]. Hij vertelt hem dat zijn vriend daar is en dat ze alles aan het organiseren zijn maar dat de Belg niet iedereen heeft betaald. Verdachte legt de situatie als volgt uit: “Ze zijn daar werk aan het afronden, ook voor onze verzending. Dat betekent dat ‘hij’ morgen het adres moet hebben van de agent naar wie zij de pakjes-pakketten gaan sturen. ‘Hij’ blijft daar tot donderdag en daarna komt hij weer naar huis”.
Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] hebben vanuit Congo regelmatig telefonisch contact met verdachte. Ze bespreken het klaarzetten van spullen voor de klant. In een gesprek op 2 mei 2006 met [medeverdachte 2] geeft verdachte aan dat hij ‘Lambik’ ([medeverdachte 3]) heeft gesproken en met hem de dingen heeft doorgenomen. Lambik zal vandaag zorgen dat alles geregeld is, hij zou de spullen klaar laten zetten. Verdachte zegt dat ze allebei de projecten klaar moeten zetten, zowel project 1 als project 2 als project 3, dus in totaal 4. Verdachte zegt verder dat [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) morgen van hem de gegevens krijgt. Op 4 mei 2006 belt verdachte met [medeverdachte 3] en vertelt hij dat ze een agent aan het regelen zijn waar de andere spullen ook naar toe moeten. Verdachte zegt in dat gesprek dat hij de nieuwe klant niet kon bereiken.
In een gesprek op 5 mei 2006 van verdachte met [medeverdachte 9] zegt [medeverdachte 9] dat meneer ‘Bob’ verdachtes naam heeft doorgegeven. Verdachte zegt dat hij de klant is en dat hij meneer Bob naar Kinshasa heeft gestuurd het materiaal te checken. [medeverdachte 9] zegt dat hij geprobeerd heeft met meneer [medeverdachte 3] te werken, maar dat hij rechtstreeks met verdachte wil werken, omdat hij teveel problemen heeft met [medeverdachte 3]. [medeverdachte 9] zegt dat hij veel materiaal heeft. Verdachte vraagt of de goederen momenteel in Kinshasa zijn, waarop [medeverdachte 9] zegt dat deze in India zijn. Wanneer ze overeenstemming bereiken over de prijs, doet [medeverdachte 9] de bestelling en dan zijn de goederen binnen vijf dagen in Kinshasa. [medeverdachte 9] geeft het nummer van zijn broer door: [nummer]. Zijn naam is [medeverdachte 17]. Verdachte moet zeggen dat hij namens [medeverdachte 9] belt. Verdachte zal [medeverdachte 17] vanavond bellen. [medeverdachte 9] zegt dat zij nog een vergunning hebben voor 2800 kilogram.
Ontmoeting [verdachte] met Congolese leverancier [medeverdachte 17]
Diezelfde dag, 5 mei 2006, wordt verdachte gebeld door [medeverdachte 17] die hem meedeelt dat hij namens zijn broer in Kinshasa belt. Ze spreken af elkaar te ontmoeten. Als [medeverdachte 17] naar Amsterdam zou kunnen komen, dan zou dat mooi zijn. Op 7 mei 2006 brengt verdachte [medeverdachte 16] op de hoogte van de op handen zijnde ontmoeting. Verdachte vertelt hem dat ze willen praten, omdat ze genoeg hebben van het feit dat de Belgische vriend niets geregeld had, steeds beloftes had en dat ze grote voorraden hebben en zaken willen doen. Verdachte zegt dat hij op 8 mei 2006 om 14.00 uur een ontmoeting heeft met [medeverdachte 17]. Verdachte en [medeverdachte 17] spreken af elkaar te ontmoeten in het Sheratonhotel op het vliegveld van Amsterdam. Nadat deze afspraak heeft plaatsgevonden, vertelt Verdachte aan [medeverdachte 16] dat hij een goede bespreking heeft gehad met de Afrikanen. Verdachte zegt dat [medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]) goed werk heeft geleverd, hij was slim om rechtstreeks contact met de mensen op te nemen. [medeverdachte 2] verdient veel geld voor hen, zegt Verdachte.
Ontmoeting met ‘nieuwe klant’
Uit verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2], kan worden afgeleid dat [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] actief waren voor geïnteresseerde afnemers van (pseudo-)efedrine in Mexico. Uit het dossier blijkt dat er diverse ontmoetingen en telefoongesprekken plaatsvinden tussen verschillende verdachten in het onderzoek Mayer, waarbij ook [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] aanwezig zijn. Zo is bijvoorbeeld bij ontmoetingen op 5 en 24 april 2006 ook ‘Tonne’ ([medeverdachte 6]) aanwezig, die door verdachte wordt aangeduid als een potentiële klant met wie hij via [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in contact is gekomen.
Op 11 mei 2006 spreken verdachte en [medeverdachte 5] af elkaar te ontmoeten bij King om 12.30-12.45. Diezelfde dag vertelt verdachte aan [medeverdachte 16] dat hij een nieuwe klant gaat ontmoeten. Op 17 mei 2006, omstreeks 12.30 uur, neemt het observatieteam een ontmoeting waar tussen verdachte en [medeverdachte 5] bij de Burger King te Muiden. Omstreeks 15.10 uur vindt er nog een ontmoeting plaats tussen verdachte, [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] in Purmerland. Op 29 mei 2006 vindt een ontmoeting plaats tussen verdachte, [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] – die op dat moment weer terug is in Nederland – bij het La Place restaurant in Almere.
Op 30 mei 2006 stuurt verdachte een sms-bericht aan [medeverdachte 5] met de tekst: “Heb je nieuws? Lev wil om 14.00 uur leveren. In Belg. Moet vanmiddag erheen.” [medeverdachte 5] stuurt een sms-bericht terug met de tekst: “Hy had het niet kom wat tekort….” Op 1 en 2 juni 2006 zijn er, na de inbeslagname van de partij in Antwerpen, blijkens het dossier, telefooncontacten alsmede een sms-contact tussen verdachte, [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4].
Ontmoeting [medeverdachte 2] en [medeverdachte 17] in Antwerpen in verband met overdracht van het materiaal
In een gesprek op 30 mei 2006 vraagt [medeverdachte 17] aan [medeverdachte 2] hoeveel hij nu kan krijgen, waarop [medeverdachte 2] zegt een beetje geld, maar niet de hele prijs. [medeverdachte 17] zegt dat [medeverdachte 2] morgen het materiaal moet ophalen. Ze spreken af om twaalf uur bij het station. Tijdens deze ontmoeting zal [medeverdachte 17] vermoedelijk 3 “bags” van 126 kilogram aan [medeverdachte 2] overhandigen.
Op 31 mei 2006 observeren Belgische verbalisanten deze ontmoeting en zij hebben daarover als volgt gerelateerd. Omstreeks 12:32 uur zien zij een zwarte Ford Fiësta, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken], rijden op de Keizerlei te Antwerpen. Ter hoogte van het Century Center wordt de auto geparkeerd en stapt [medeverdachte 2] uit. Omstreeks 12:40 uur komt een Afrikaanse man aanlopen die bij [medeverdachte 2] in de auto stapt. Ze rijden weg en omstreeks 12:55 uur stoppen ze. De Afrikaan stapt uit en stapt vervolgens in een Citroën ZX met nummerplaat [kenteken]. De twee voertuigen vertrekken. De Citroën rijdt voor de Ford Fiësta. Op de parking van de Aldi te Deurne opent [medeverdachte 2] de kofferbak van de Ford Fiësta en geeft hij een plastic zak aan de Afrikaan. De Afrikaan opent de kofferbak van de Citroën. De verbalisanten zien in de kofferbak van de Citroën verschillende grote zakken liggen met daaroverheen een plastic zak. Omstreeks 13:00 uur nemen de Afrikaan en [medeverdachte 2] één zak uit de kofferbak van de Citroën en leggen deze in de Ford Fiësta. Het betreft zichtbaar een zware zak. Wanneer er een tweede zak uit de Citroën gehaald wordt en in de Ford wordt gelegd, gaan de verbalisanten over tot aanhouding van de beide verdachten. De verbalisanten identificeren de personen als [medeverdachte 17] (chauffeur van de Citroën) en [medeverdachte 2] (chauffeur van de Ford).
Bij de fouillering van [medeverdachte 2] werd onder andere een bedrag van € 55.000,-- in biljetten aangetroffen, waarvan € 10.000,-- was samengebonden in 5 bundeltjes van € 2.000,--. In zijn portefeuille zat een bedrag van € 815,-- in biljetten en een ticket waaruit bleek dat hij op 31 mei 2006 € 750,-- uit een geldautomaat in Zaandam had gehaald. In de kofferbak van zijn Ford Fiësta lagen twee zakken in een soort kunststof met daarin twee soorten van een witte stof. De zakken bestonden uit twee delen, één gedeelte voor meel en een ander afgesloten deel voor een andere witte stof. Verder werden er documenten aangetroffen in verband met een zending van 126 kilogram maniokmeel vanuit Kinshasa naar een zekere [naam] in Brussel, d.d. 29 mei 2006, een digitale weegschaal en een walkietalkie.
In de Citroën van [medeverdachte 17] lag een plastic zak met daarin eveneens twee soorten van een witte stof. De zak was niet van hetzelfde materiaal als de twee andere zakken. Het waren doorschijnende vuilniszakken van de stad Brussel. Om zekerheid te hebben over welke stof het ging, hebben de verbalisanten stalen van de stof overgebracht naar het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) in Brussel.
Uit onderzoek is gebleken dat de nummerplaat van de Citroën ZX van [medeverdachte 17] is afgeleverd voor de firma Construct Beheer NV [adres]. Afgevaardigd bestuurder van deze firma is [medeverdachte 3], die woonachtig is aan de [adres].
De in de Ford Fiësta van [medeverdachte 2] aangetroffen zakken betroffen twee zakken in een soort kunststof met de volgende bedrukking: LONG GRAIN WHITE RICE, 50 KGS NET, ORIGIN THAILAND, PROD: AUGUST 2005, EXP: AUGUST 2007. Op de zakken staan handgeschreven de volgende vermeldingen: [naam] LTA005334/06. Er zit tevens een sticker op met de volgende vermelding: HBA HEWO BORA AIRWAYS, AIRWAYBILL/LTA NO/005334, DESTINATION: BRU, TOTAL NO OF PIECES: 03, TOTAL MASS:126, CONSEIGNEE: [naam], CARGO.
Bij nader onderzoek van één van de bij [medeverdachte 2] aangetroffen zakken werd over de gehele breedte van de zak een wit-beige bloemachtige substantie aangetroffen. Ongeveer 5 cm lager werd een identiek afgesloten kunststof verpakkingszak aangetroffen. Bij het opensnijden van deze zak werd een dubbele doorschijnende plastic zak aangetroffen. Bij het opensnijden van deze dubbele plastic zak werd een kristalachtige witte substantie zichtbaar. De tweede zak werd eveneens geopend en was identiek zowel voor wat betreft de buitenzijde als de inhoud van de zak. Op 1 juni 2006 werden stalen van het in beslag genomen materiaal voor analyse aangeboden aan het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) in Brussel. Het betrof drie plastic zakjes, elk gevuld met een wit, kristallijn poeder, en twee plastic potjes, elk met een zeer fijn wit poeder. In de poeders van de twee plastic potjes zijn geen drugs gedetecteerd, maar polysacchariden, zoals bloem of zetmeel. De drie witte, kristallijne, poeders bevatten gemiddeld 98% efedrine. De rechtbank is op grond van de stukken van oordeel dat er redelijkerwijs geen twijfel over kan bestaan dat het door het NICC verrichte onderzoek betrekking had op (de stalen van) het onder [medeverdachte 2] in beslag genomen materiaal.
In het voertuig dat [medeverdachte 2] bestuurde werden, zoals gezegd, verschillende documenten aangetroffen. Onder meer een factuur op naam van [naam], [adres] uitgaande van de firma Flightcare Belgium d.d. 29 mei 2006 met betrekking tot een verzending van 3 colli’s “farine de manio” met een gewicht van 126 kilogram, een airwaybill met betrekking tot deze 3 colli’s met als verzender LUBOYA BERTIN, Av. Bolafa 126 Kinshasa met als bestemmeling André KAYEMBE, een factuur met betrekking tot deze zending d.d. 29 mei 2006 met een waarde van 90 Dollar, een verklaring van de exporteur van deze goederen opgemaakt in Congo d.d. 26 mei 2006, twee documenten Eur 1 A met betrekking tot deze goederen, een ontvangstbewijs van € 3.600,-- uitgaande verificateur Congo, een transportbrief en factuur met betrekking tot deze goederen en een document van de Europese Gemeenschap met betrekking tot de goederen. Tevens werd een notitieboekje aangetroffen met allerhande gegevens, waaronder [medeverdachte 3] Construct Beheer BV Memling Hotel, spullen-weegschaal-maatbeker of schep-pallet 3x - gereedschap extra nodig- zaag-hamer-spijkers-tape, een kopie van het paspoort van [medeverdachte 2] met daarin visa van Congo met binnenkomststempel Congo d.d. 29 april 2006 en stempel d.d. 4 mei 2006 en een binnenkomststempel Dubai d.d. 13 mei 2006 en uitstempel d.d. 16 mei 2006 en een naamkaartje Europeesche verzekeringen op naam van Normi Land Systems / J&L.
Nadat verdachte op de hoogte is gekomen van de aanhouding van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 17] in Antwerpen, heeft hij op 31 mei 2006 telefonisch contact met [medeverdachte 9], waarin [medeverdachte 9] zegt dat ‘ze’ net zijn vrijgelaten. Verdachte had al begrepen, dat ze allebei zijn vrijgelaten. Vervolgens vraagt hij of [medeverdachte 9] weet wat de reden is, waarop [medeverdachte 9] zegt dat de politie ze kennelijk gevolgd is, het materiaal heeft lang in de auto gelegen, omdat ‘hij’ dat maandag zou komen ophalen, “Bob” is niet gekomen, dinsdag ook niet, en daar het in de auto lag heeft de politie het gezien en daardoor zijn ze vandaag allebei aangehouden. Het is vanwege het materiaal. Later op de avond heeft verdachte opnieuw telefonisch contact met [medeverdachte 9], waarin verdachte zegt dat hij net met “Bob” ([medeverdachte 2]) heeft gesproken en dat die hem had verteld dat hij het geld aan [medeverdachte 17] had gegeven, net voordat het gebeurde.
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] worden eveneens op de hoogte gehouden van de gang van zaken. Op 1 juni 2006, net na middernacht, stuurt verdachte aan [medeverdachte 5] het volgende sms-bericht: “mijn man en de lev en de back up zijn niet te vinden. We gaan nu terug naar NL en morgen weer naar B. Begrijpen het niet. Bericht je morgen. Sorry voor nu.” In een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 4], later op 1 juni 2006, waarin [medeverdachte 4] aan verdachte vraagt hoe het is, antwoordt verdachte dat het ‘klote’ is en dat ze nog steeds aan het wachten zijn en dat hij er nog niet achter is. Verdachte zegt dat hij vanmiddag wat weet.
In een gesprek tussen [medeverdachte 9] en verdachte op 1 juni 2006 zegt [medeverdachte 9] dat [medeverdachte 17] België nog niet heeft verlaten, omdat hij geen geld heeft. De politie heeft zijn geld en creditcard in beslag genomen. Verdachte zegt dat hij zal wachten op een telefoontje van [medeverdachte 17] en vraagt wanneer hij komt. [medeverdachte 9] zegt dat [medeverdachte 17] vandaag komt om iets af te spreken. [medeverdachte 9] zegt verder dat als verdachte het geld aan [medeverdachte 17] geeft, dan zal die het geld naar [medeverdachte 9] toe sturen, en gaat [medeverdachte 9] naar de douane om nog eens 200 kilogram te brengen. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 9] dat hij moet weten waar het geld nu is, want niemand weet het. Bob heeft tegen verdachte gezegd dat hij het geld niet heeft. Verdachte denkt dat hij het geld aan [medeverdachte 17] heeft gegeven en zegt tegen [medeverdachte 9] dat hij met [medeverdachte 17] wil praten. Op de vraag van [medeverdachte 9] hoeveel Bob heeft gebracht, antwoordt verdachte € 60.000. Diezelfde dag hebben [medeverdachte 9] en verdachte nog een keer telefonisch contact met elkaar en deelt verdachte aan [medeverdachte 9] mede dat de politie het geld en het spul heeft afgenomen.
Met betrekking tot hetgeen op 31 mei 2006 is gebeurd, heeft [medeverdachte 17] tegenover de politie verklaard dat “[medeverdachte 9]” hem vanuit Kinshasa had opgebeld en had gezegd dat hij de zakken moest afleveren aan een blanke man met de naam “Bob”. Het was de afspraak dat “Bob” hem zou opbellen. Op 31 mei 2006 had hij met “Bob” afgesproken in Antwerpen om aan hem de zakken te overhandigen. Ze waren op een willekeurige parking gestopt om de zakken over te laden. Na de overhandiging moest hij [medeverdachte 9] opbellen en hem zeggen dat de zakken waren afgeleverd. [medeverdachte 17] heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 9] alle dagen met elkaar getelefoneerd hebben en dat [medeverdachte 9] informeerde naar de zakken. De zakken zijn vanuit Congo naar België verstuurd. Volgens [medeverdachte 17] moest de man met wie hij was aangehouden hem bij de overdracht een geldbedrag overhandigen ter betaling van de efedrine. Van dit geld, dat bestemd was voor [medeverdachte 9], mocht hij een deel voor zichzelf houden. Later heeft [medeverdachte 17] als getuige bij de rechter-commissaris verklaard, dat [medeverdachte 9] met hem over efedrine had gesproken en dat hij ook de namen had gegeven aan wie hij de efedrine moest leveren. Rond 28 of 29 mei 2006 is de efedrine (uit Congo) in de auto van [medeverdachte 17] geladen. De volgende dag werd hij gebeld door “Bob” die hem mededeelde dat de partij efedrine de volgende dag zou worden opgehaald. “Bob” zou de efedrine op 31 mei 2006 komen ophalen bij de Aldi. Net toen “Bob” een zak uit de kofferbak wilde halen, kwam de politie.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij meerdere keren in Congo is geweest en dat hij daar “is gebruikt” om dingen klaar te zetten die niet door de beugel konden. Naar aanleiding van het hem voorgehouden tapgesprek van 1 mei 2006 om 10.47 uur verklaarde [medeverdachte 2] dat hij naar Congo is gegaan voor dingen die door verdachte waren gekocht. Hij moest daar in totaal drie partijen klaarzetten. Verdachte gaf instructies hoe die partijen moesten worden klaargezet voor transport en [medeverdachte 3] – die verantwoordelijk was voor het transport – regelde het dan verder. Wanneer de partijen waren ingepakt, moest [medeverdachte 2] de papieren die [medeverdachte 3] van de agent zou krijgen meenemen voor verdachte. [medeverdachte 2] verklaarde dat hij de adressen via email van verdachte kreeg en vervolgens ging [medeverdachte 3] ermee aan de gang. Dan kreeg hij de bill of lading en dan was het klaar. Volgens [medeverdachte 2] zijn de partijen verstuurd. Nadat hij de papieren (airway bill) van [medeverdachte 3] had gekregen, is hij weggegaan en is [medeverdachte 3] nog gebleven. De airwaybill was voor verdachte de bevestiging dat het daadwerkelijk verstuurd was.
[medeverdachte 2] heeft voorts verklaard dat hij op een gegeven moment het telefoonnummer van verdachte aan een Congolees, genaamd [medeverdachte 9], heeft gegeven. [medeverdachte 9] zou contact hebben opgenomen met verdachte. Na het bezoek aan Congo heeft [medeverdachte 2] geen contact meer gehad met [medeverdachte 3]. Verdachte had ook tegen hem gezegd dat hij geen contact meer met die Belg moest hebben. De rechtbank herinnert in dit verband aan het hiervoor aangehaalde tapgesprek van 5 mei 2006 tussen Verdachte en [medeverdachte 9], waarin [medeverdachte 9] zegt dat hij rechtstreeks met verdachte wil werken, omdat hij met [medeverdachte 3] teveel problemen heeft.
Ten aanzien van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] heeft [medeverdachte 2] verklaard dat zij verdachte nodig hadden, ze zagen hem een beetje als ‘de Albert Heijn’, aangezien verdachte de leverancier van het spul uit Congo was.
Ten aanzien van hetgeen is gebeurd op 31 mei 2006 in Antwerpen heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij en [medeverdachte 1] op 31 mei 2006 naar het huis van verdachte aan de [adres] zijn gegaan, alwaar ze van verdachte een zak geld met een rekening overhandigd kregen. Verdachte had gezegd dat ze het spul moesten ophalen en dat [medeverdachte 1] moest achterblijven bij de grensstreek om te communiceren. [medeverdachte 2] moest het spul inladen en de zak met geld aan [medeverdachte 17] overhandigen, en zich aan de regels houden, maximumsnelheid en zo. Vervolgens zijn hij en [medeverdachte 1] naar België gegaan, alwaar hij had afgesproken met [medeverdachte 17] bij het station van Antwerpen. [medeverdachte 1] zou voor dan wel achter hem rijden om te zeggen of het veilig was. Onderweg hadden hij en [medeverdachte 1] contact via walkietalkies. Dit is ook waargenomen door het observatieteam. Toen hij in België was, heeft hij [medeverdachte 17] gebeld. Bij een parkeerterrein gingen ze met z’n tweeën de zakken overladen. Hij wist dat het spul in zakken zat waarop “meel” stond vermeld. Verdachte had zelfs nog een weegschaal meegegeven om het spul in België eerst te wegen. Verdachte werd kwaad toen hij hoorde dat [medeverdachte 2] was aangehouden. Nadat [medeverdachte 2] door de Belgische autoriteiten was heengezonden, kreeg hij van verdachte de opdracht om het in beslag genomen geld terug te gaan halen. Het zou gaan om een bedrag van rond de € 60.000,--, aldus [medeverdachte 2].
Ten aanzien van de exacte rol van [medeverdachte 17] heeft [medeverdachte 2] verklaard, dat hij de halfbroer is van [medeverdachte 9], de toeleverancier van het spul uit Congo, dat hij woont in een huis van Lambiek ([medeverdachte 3]) in België en dat hij de rechterhand is van [medeverdachte 9].
Verdachte heeft verklaard dat hij een afspraak had lopen met [medeverdachte 4] dat hij, [medeverdachte 4], zou zorgen voor de klanten en hij, verdachte, voor de producten. [medeverdachte 4] had al enkele klanten geïntroduceerd, waarmee ze in gesprek waren geweest. Dat was de reden dat [medeverdachte 2] naar Congo was gegaan. De partij die nu in België werd aangeboden bleek [medeverdachte 4] via een man die verdachte kende als “[medeverdachte 5]” ([medeverdachte 5]) kwijt te kunnen, aan een voor hem verder onbekend gebleven klant. De prijsafspraak was € 1.400,-- verkoop per kilogram. Het werd ingekocht voor € 600,-- per kilogram. Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] had afgesproken dat de klant € 700,-- per kilogram vooruit zou betalen en nog eens € 700,-- per kilogram bij aflevering. [medeverdachte 2] heeft het contact onderhouden met [medeverdachte 17] over de betalingen en de aflevering van de partij efedrine die [medeverdachte 17] aanbood. Ze zouden € 60.000,-- moeten betalen en zouden daarvoor 100 kilogram efedrine ontvangen in Nederland. Verdachte had met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] afgesproken dat zij de efedrine op zouden halen.
De afspraak was aanvankelijk dat de betaling op 28 mei 2006 zou plaatsvinden. Echter, aangezien [medeverdachte 5] niet zo snel over geld kon beschikken, is de betaling door [medeverdachte 5] in de ochtend van 31 mei 2006 bij La Place aan de Oorweg in Almere aan verdachte gedaan. Van het bedrag dat verdachte van [medeverdachte 5] had ontvangen had hij € 10.000,-- afgenomen, dat bestemd was voor de eerste onkosten, en gaf hij € 60.000,-- aan [medeverdachte 2]. Volgens verdachte was het de bedoeling dat [medeverdachte 2] alles zou afhandelen en dat [medeverdachte 1] ter controle en beveiliging op de achtergrond aanwezig was. [medeverdachte 2] is toen richting België gereden, met [medeverdachte 1] er achter aan. Omstreeks 14.00 uur begon verdachte ongerust te worden en probeerde hij contact op te nemen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1], maar hij kreeg ze niet te pakken. Uiteindelijk is verdachte om 14.30 uur in de auto gestapt en is hij richting België gereden. In de omgeving van de grens kreeg hij contact met [medeverdachte 1] en spraken ze af elkaar vlak over de grens in België te ontmoeten, hetgeen ook gebeurd is.
[medeverdachte 1] vertelde verdachte dat hij [medeverdachte 2] uit het oog was verloren en geen contact meer met hem had kunnen krijgen. Vervolgens werd verdachte opgebeld door [medeverdachte 9] die hem mededeelde dat er bij [medeverdachte 17] thuis politie aan de deur was geweest. [medeverdachte 9] informeerde naar de situatie van [medeverdachte 2], waarop verdachte tegen hem heeft gezegd dat hij dat niet wist. Verdachte verklaarde onderweg naar huis telefonisch contact te hebben opgenomen met zijn vrouw, [medeverdachte 14], en dat hij toen tegen haar heeft gezegd dat zij spullen uit zijn kluis moest halen en deze moest afgeven aan zijn vriend [medeverdachte 15]. Het betrof een backup computerdisc, een op een echt vuurwapen gelijkend gaspistool in een zwarte schouderholster in een zwart tasje en contant geld, waaronder de € 10.000,-- afkomstig van [medeverdachte 5]. Verdachte had [medeverdachte 15] al eerder gebeld en gevraagd of deze naar zijn huis wilde gaan om spullen op te halen.
Vervolgens is verdachte samen met [medeverdachte 1] naar het huis van [medeverdachte 2] gegaan in Zaandam, alwaar [medeverdachte 2] hem tot zijn verbazing vertelde dat de politie in België bij de inbeslagneming van het geld had geconstateerd dat er maar € 55.000,-- in het tasje zat en dat er daarnaast een bedrag van in totaal € 815,-- in beslag was genomen.
Op 1 juni 2006 heeft verdachte diverse malen via SMS en telefoonverkeer contact gehad met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] om hen in kennis te stellen van hetgeen op 31 mei 2006 was gebeurd. Dit blijkt ook uit tapgesprekken.
Uiteindelijk is [medeverdachte 2] op de trein naar Antwerpen gestapt en daar heeft hij van de politie een kwitantie voor een bedrag van € 55.000,-- ontvangen. Volgens zijn verklaring is verdachte hierna weer in contact getreden met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. Met [medeverdachte 4] is hij toen overeengekomen dat ze dit verlies zouden compenseren met een nieuw project.
Nadat verdachte de kwitantie had ontvangen, bleek het geld daadwerkelijk in beslag te zijn genomen. Verdachte heeft zich in directe verbinding gesteld met de Belgische politie alsook de Procureur des Konings om dit geld terug te krijgen. De enige oplossing hiervoor was volgens verdachte het bedenken van een zogenoemde constructie waaruit zou blijken dat het geld afkomstig was van een reeds eerder gedane contante betaling binnen het bedrijf OTTC BV van € 60.000,-- ten behoeve van legaal gedane leveringen van 10 motoren aan Jemen. Voor de uitvoering van deze constructie heeft verdachte contact gezocht met [medeverdachte 16] die bereid was om een kwitantie te verzorgen, waaruit zou blijken dat het ging om een contante betaling van [medeverdachte 16] in verband met een motorenlevering enige dagen voorafgaand aan de inbeslagneming van de gelden. [medeverdachte 16] heeft deze per fax toegezonden aan verdachte. Tevens heeft verdachte aan [medeverdachte 16] gevraagd te willen verklaren dat hij deze contante betaling had gedaan aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de vroege ochtend van 31 mei 2006. Uiteindelijk heeft [medeverdachte 16] verklaard de gelden te hebben afgegeven in Frankfurt. Verdachte heeft voornoemde kwitantie en verklaring ter kennis gebracht van de Belgische autoriteiten. De rechtbank wijst hier op de faxberichten die verdachte als directeur van de Nederlandse bedrijven Normi Land Systems B.V. en OTTC B.V. heeft gestuurd naar de Belgische autoriteiten en de Invoice d.d. 7 april 2006 ter attentie van [medeverdachte 16] betreffende 10 motoren.
De echtgenote van verdachte, [medeverdachte 14], heeft verklaard dat zij op de hoogte was van het feit dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 31 mei 2006 naar België waren gegaan om goederen op te halen en dat zij van verdachte geld hadden meegekregen. [medeverdachte 14] wist dat het ging om grondstoffen die uit Congo afkomstig waren en waar verdovende middelen van gemaakt worden. Zij werd op 31 mei 2006, omstreeks 09.48 uur, door verdachte opgebeld, die zei dat hij haar nodig had om geld te tellen, dat hij kennelijk van iemand overhandigd had gekregen. [medeverdachte 14] wist dat hij in die dagen bezig was met een transactie en dat hij contact had met Congolezen.
Volgens [medeverdachte 14] fungeerde verdachte als tussenpersoon. Hij had geld gekregen van een klant en dat had hij meegegeven aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 14] was ook op de hoogte van het feit dat op 31 mei 2006 [medeverdachte 2] en een Congolese leverancier waren aangehouden bij de aflevering van de grondstoffen. Toen verdachte erachter kwam dat [medeverdachte 2] was aangehouden, kreeg [medeverdachte 14] van hem de opdracht om spullen uit hun huis te halen. Verdachte was bang dat de politie bij hen een inval zou doen. [medeverdachte 14] heeft uit een kluisje in hun slaapkamer een pistool gehaald en het zou kunnen dat zij ook nog een memory stick of een externe harde schijf uit de kluis heeft gehaald. Af en toe lagen er grote sommen geld in hun woning, in de kluis. Dit geld was afkomstig uit de handel in grondstoffen bestemd voor de productie van verdovende middelen. Nadat [medeverdachte 14] de goederen uit hun huis had gehaald, heeft zij deze overgedragen aan [medeverdachte 15].
Volgens [medeverdachte 14] heeft verdachte nog geprobeerd om het in beslag genomen geld terug te krijgen door een verhaal in elkaar te draaien dat dit geld verband hield met een andere transactie dan die waarvoor [medeverdachte 2] was aangehouden. Verdachte wist dat dit niet waar was.
[medeverdachte 16] was volgens [medeverdachte 14] een vertrouwenspersoon van verdachte, ook op het gebied van de handel in grondstoffen.
[medeverdachte 16] heeft verklaard dat hij in 2006, bij de aanhouding van [medeverdachte 2], wist dat er sprake was van (pseudo-)efedrine en dat alles wat hij en verdachte hebben gedaan om het in België in beslag genomen geld terug te krijgen, verzonnen was.
Resumerend acht de rechtbank, gezien het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat onder meer verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan dit ten laste gelegde feit.
Feiten 5, 6, 7 en 8
(zaaksdossiers B-05 en B-11)
Inleiding/algemeen
Tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris verklaarde [medeverdachte 2] dat hij enkele malen voor verdachte naar Congo was gereisd, waar hij [medeverdachte 3], ene ‘Jacques’ en [medeverdachte 9] had ontmoet. Uit telefoongesprekken in het dossier blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (onder meer) van 30 april 2006 tot en met 5 mei 2006 en van 16 tot en met 23 juni 2006 in Congo waren. In zijn verklaring bij de rechter-commissaris bevestigde verdachte dat [medeverdachte 2] voor hem in Congo was geweest. Hij voegde daaraan toe dat dat was om de activiteiten van [medeverdachte 3] te volgen en te kijken naar de materialen die daar lagen. Verdachte noemde het een soort ‘verkenningstrip’ voor [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] moest verder alles regelen.
[medeverdachte 2] verklaarde in een verhoor bij de politie dat verdachte vooraf verpakkingsmateriaal naar Congo had gestuurd, zoals zakken, krimpfolie en een apparaat om zakken te sealen. Hij verklaarde verder dat hij in Congo op 2 mei 2006 samen met [medeverdachte 3] en diens zwager naar de lokale markt was geweest om pallets op te halen. Later kochten zij, eveneens op de lokale markt, een weegschaal en een maatbeker. [medeverdachte 2] verklaarde verder dat [medeverdachte 3] hem, kort nadat [medeverdachte 3] een onderhoud had gehad met [medeverdachte 9], had gevraagd of hij hem € 40.000,- kon lenen. [medeverdachte 2] gaf aan dat hij dit niet kon, waarna [medeverdachte 3] contact opnam met verdachte. Die laatste zou hem geld hebben toegezegd, dat via [medeverdachte 1] en de echtgenote van [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 3] werd gestuurd. In een telefoongesprek van 2 mei 2006 belt verdachte met een vrouw met een Belgisch accent met de mededeling, dat Erik hem had gevraagd wat te regelen, en de vraag, of ze elkaar ergens kunnen ontmoeten. [medeverdachte 1] zal het dan aan haar afgeven. Op de achtergrond is [medeverdachte 1] te horen.
Verder ontving [medeverdachte 2] tijdens zijn verblijven in Congo van verdachte via de e-mail zogenaamde PDF-bestanden met stickers voor de verpakking van de grondstoffen met de opdruk ‘Harvard Cement’. Die stickers had [medeverdachte 2] uitgeprint, met de bedoeling dat ze op de zending zouden worden geplakt. Per e-mail ontving [medeverdachte 2] ook adresvellen van verdachte, waarop stond dat de zending voor Mexico bestemd was. [medeverdachte 3] plakte deze adresstickers op de zending. [medeverdachte 2] verklaarde ook over zogeheten packinglists, die hij eveneens via de e-mail ontving, waarop stond welke goederen verzonden moesten worden, waarbij hij opmerkte dat in werkelijkheid andere stoffen verzonden moesten worden dan op de packinglists stond vermeld. Ten slotte verklaarde [medeverdachte 2] dat hij de zending had gewogen en dat het brutogewicht van de gehele zending ongeveer 300 kilogram bedroeg, verdeeld over drie partijen, bestemd voor drie verschillende klanten: ‘Jerry’ ([medeverdachte 7]), ‘The Wizzkid’ ([betrokkene 1]) en ‘Tonne’ ([medeverdachte 6]).
Dit laatste komt overeen met een overzicht op een externe (USB-)harde schijf die is aangetroffen tijdens de huiszoeking bij [medeverdachte 15]. Verdachte heeft verklaard dat hij een backup van zijn harddisk – door verdachte tijdens het verhoor als stick aangeduid – aan [medeverdachte 15] in bewaring had gegeven en dat die moet zijn aangetroffen bij de huiszoeking. Verdachte verklaarde dat de bij [medeverdachte 15] aangetroffen stick van ‘ons groepje’ was.
Het overzicht op de bij [medeverdachte 15] aangetroffen externe harde schijf/stick vermeldt de volgende gegevens:
- Jerry: 210 in 14 kartonnen dozen op pallet, gewicht 245 kg;
- Tonne (1): 50 in 2 kartonnen dozen op pallet, gewicht 70 kg;
- Sid: 150 in 6 drums, 4 in houten kist, 2 in houten kist, gewicht 200 kg;
- Tonne (2): 50 in 2 kartonnen dozen op pallet, gewicht 70 kg.
In een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] meldt laatstgenoemde dat hij ‘dat van Jerry’ en ‘dat voor die Blondie’ heeft staan en dat hij ook nog 50 extra heeft staan. Verdachte antwoordt dat hij die 50 extra eigenlijk wilde opsturen samen met ‘dat van die Sid’. Sid wilde 100 doen, dus met de 50 erbij wordt dat 150. [medeverdachte 2] zegt dat hij dat ‘nog niet deze kant op’ heeft gehaald en dat hij nu alleen dat van Jerry, die 50 van die Blondie en 50 extra heeft staan. Diezelfde avond volgt een tweede gesprek tussen [medeverdachte 2] en verdachte over ‘het lijstje’, waarbij ze alle partijen nog eens één voor één langslopen en de betaling bespreken.
Van die betalingen wordt in het overzicht ook melding gemaakt. Het betreft enkele (deels verrichte en deels nog te verrichten) betalingen, waarbij opvalt dat de berekende prijs per eenheid steeds dezelfde is:
- voor de 50 voor Tonne (1) en Tonne (2) wordt in beide gevallen een bedrag van € 30.000,- vermeld, wat neerkomt op € 600,- per eenheid;
- voor de 150 van Sid wordt een bedrag van € 90.000,- gerekend: eveneens € 600,- per eenheid.
In de periode tussen 19 juni 2006 en 6 september 2006 werden via Western Union diverse geldbedragen aan [medeverdachte 2] gestuurd, die in die periode in Congo verbleef. [medeverdachte 2] heeft hierover verklaard dat dit geld afkomstig was van verdachte en dat het deels bestemd was voor onderhoudskosten in Congo (€ 1.500,-) en deels voor [medeverdachte 9] (2x € 5000,-), om de grondstoffen in Congo te betalen. Daarnaast betaalde verdachte [medeverdachte 2] voor diens reis en verblijf, plus een vergoeding van € 400,- voor iedere week die hij in Congo verbleef.
Over zijn tweede verblijf in Congo, van 16 juni 2006 tot en 23 juni 2006, verklaarde [medeverdachte 2] dat ook dit op initiatief van verdachte was, die wilde goedmaken wat er op de 31e mei 2006 was fout gegaan. De rechtbank begrijpt dat hiermee kennelijk wordt gedoeld op de inbeslagname van de partij van (ongeveer) 92 kilogram in Antwerpen (zaaksdossier B-03). Daarnaast had verdachte volgens [medeverdachte 2] haast om de eerder klaargezette partij van “210” te versturen. Voordat [medeverdachte 2] voor de tweede maal naar Congo ging, vonden er ongeveer 3 ontmoetingen plaats met wat hij in zijn verhoor ‘ons groepje’ noemde: [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10]. Laatstgenoemde was op dat moment nog maar net bij de groep. Bij die ontmoetingen werd onder meer de reis naar Congo besproken: hoe te communiceren en te handelen. Verdachte “betaalde en bepaalde”. De opdrachten aan [medeverdachte 2] werden door verdachte gegeven in de vorm van een werkschema, een A-4 formulier waarop gedetailleerd stond wat zijn werkzaamheden zouden zijn. “De jongens, zoals [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10], werden zodoende ook op de hoogte gehouden van mijn werkzaamheden in Congo”, aldus [medeverdachte 2].
In een tapgesprek van 6 juli 2006 zegt verdachte tegen [medeverdachte 2]: “Jij moet straks rond een uur of elf die ouwe ophalen en dan moeten we effe bij het kantoortje in Noord afspreken want alles gaat weg of is al weg (…) en de rekeningen moeten effe betaald worden in Duitsland.” [medeverdachte 2] heeft over dit gesprek verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] in opdracht van verdachte naar Duitsland moest om geld over te maken. [medeverdachte 1] had geld bij zich, dat hij mogelijk van verdachte had gekregen toen hij even bij deze in de auto was gestapt. Even over de grens in Duitsland zochten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar een bank om het geld te storten, hetgeen niet eenvoudig was omdat [medeverdachte 1] zich moest legitimeren en hij geen legitimatiebewijs bij zich had. Uiteindelijk lukte het om het geld te storten, waarbij [medeverdachte 1] zich volgens [medeverdachte 2] uitgaf voor “[alias 1]” of zei dat hij optrad namens deze. Het bedrag van, naar [medeverdachte 2] dacht, rond de € 2.000,- werd overgemaakt naar de bankrekening van de agent, die [medeverdachte 2] omschreef als een vrouwelijke kennis van [medeverdachte 16] ([medeverdachte 16]) die later ‘een hoop gezeik’ heeft gehad in verband met wat zij had gedaan en die net was overgestapt van het ene naar het andere transportbedrijf. Uit deze omschrijving leidt de rechtbank af, dat [medeverdachte 2] hier spreekt over [betrokkene 2]. Dit stemt ook overeen met het gegeven dat er op 6 juli 2006 een bedrag van € 3.555,- werd gestort op de privérekening van [betrokkene 2] door [alias 1]. Getuige [betrokkene 3], directeur van het bedrijf ITS, waar [betrokkene 2] destijds werkzaam was, verklaarde dat de betaling van het (nog nader te noemen) bedrijf ‘Eli Gal’ op de privérekening van [betrokkene 2] had plaatsgevonden en dat vervolgens een bedrag van € 3.461,50 van [betrokkene 2]s rekening op de bankrekening van ITS Transport was bijgeschreven. Deze wijze van betaling zou hebben plaatsgevonden omdat de klant niet naar een Zwitserse bankrekening kon betalen, maar wel naar een Duitse bankrekening.
Enkele dagen eerder had [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 1] nog een ontmoeting in het buitenland in opdracht van verdachte, ditmaal met [medeverdachte 17] in Antwerpen. [medeverdachte 17] zou voor [medeverdachte 2] een visum regelen ten behoeve van diens volgende reis naar Congo. Met [medeverdachte 1] besprak [medeverdachte 17] in de Franse taal de inhoud van enkele papieren die [medeverdachte 1] bij zich had. Volgens [medeverdachte 2] ging dit gesprek over het vervoer van goederen vanuit Congo.
Feit 5
(B-05: 171 + 49 kilogram)
Op 17 juli 2006 wordt een gesprek opgenomen tussen verdachte en [medeverdachte 16], waarbij alleen verdachtes zijde van het gesprek te horen is. Een deel van het gesprek gaat over de zending voor ‘Jerry’ (‘210’, met als bestemming Australië), maar verdachte zegt ook dat afgelopen woensdag de derde zending is verzonden en vrijdag de vierde. Twee dagen later spreken verdachte en [medeverdachte 16] elkaar opnieuw en koppelt [medeverdachte 16] een gesprek met ‘haar’ (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 2]) terug aan verdachte. [medeverdachte 16] zegt dat ‘zij’ hem verteld heeft dat het nu in transit is en dat ze op de airwaybill wacht. Verdachte zegt dat hij een e-mail van hun vrienden heeft gekregen en dat het weg moet. Ook zegt hij dat ‘ze’ goed moet begrijpen dat er drie zendingen zijn, twee gaan er een kant op en één de andere kant. Op 20 juli 2006 volgt een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 16], waarin [medeverdachte 16] zegt dat de 150 en de 70 daar zijn, de ‘Veget’ en de ‘Harvard’: één doos met vier drums, één doos met één drum en een pallet met twee dozen.
Op 24 juli 2006 meldde getuige [betrokkene 4] namens Disacco GSS Airfreight aan de Belgische douane dat zijn bedrijf verdachte verzendingsopdrachten had ontvangen. Hierop werd een onderzoek ingesteld naar de zendingen, die in afwachting van de uitvoer naar Mexico waren opgeslagen in het magazijn van Dissacco Airfreight. Beide zendingen bevatten wit poeder met een kristalstructuur, dat positief reageerde op de door verbalisanten uitgevoerde efedrinetest. De twee zendingen, met een brutogewicht van 238 respectievelijk 60 kilogram, werden vervolgens in beslag genomen. De zendingen waren afkomstig uit Kinshasa (Congo) en waren op 15 respectievelijk 16 juli 2006 in België ingevoerd. De zendingen betroffen 171,1 en 49,25 kilogram van een materiaal bevattende pseudo-efedrine (hydrochloride).
Hoewel verdachte bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij niets te maken had met de verzending van deze twee partijen efedrine en stelde dat hij alleen Harvard Cement had geleverd aan een klant in Mexico, heeft hij hierover in een eerder stadium, bij de politie, verklaard dat hij dacht dat de partij van 171,1 kilogram verpakt was in vaten met de opdruk ‘Harvard Cement’ en dat dit een partij van 150 kilogram moest zijn geweest. Hij was dan ook verbaasd dat er een grotere hoeveelheid in beslag was genomen. Later verklaarde verdachte dat er in juni 2006 een partij van 450 kilogram efedrine klaarstond, die eigendom was van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 9]. Van deze partij waren door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ‘150 stuks’ klaargezet om als ‘Harvard Cement’ te worden verzonden. Deze verzending had, naar verdachte toen verklaarde, ook plaatsgevonden, waarop de partij in Brussel in beslag was genomen. Deze politieverklaringen van verdachte, met name de opmerking dat hij dacht dat de partij van 171,1 kilogram een partij van 150 kilogram efedrine had moeten zijn geweest, stemmen in grote mate overeen met het vermelde overzicht, dat is aangetroffen op de onder [medeverdachte 15] in beslag genomen, en van (de groep van) verdachte afkomstige, externe harde schijf/stick en dat door verdachte en [medeverdachte 2] telefonisch werd besproken. De rechtbank acht mede om die reden de verklaringen die verdachte over het bovenstaande tegenover de politie heeft afgelegd - in tegenstelling tot zijn latere verklaring bij de rechter-commissaris - geloofwaardig en zij bezigt (enkel) die verklaringen tot het bewijs.
De zendingen van 171,1 kilogram en 49,25 kilogram zijn kort na elkaar vanuit Congo verstuurd en op 15 en 16 juli 2006 ingevoerd in België. Beide zendingen volgden dezelfde transportroute (Kinshasa, Congo – Brussel, België – Mexico Stad, Mexico), waarbij gebruik werd gemaakt van dezelfde transporteur (ITS), dezelfde opdrachtgever (het Israëlische bedrijf Eli Gal Import & Marketing 1993 Ltd (hierna: Eli Gal)) en dezelfde afzender (British Cars and Parts Limited). Alleen de geadresseerde verschilde: de eerste zending was gericht aan de firma Dermaquim S.A. de C.V. (hierna: Dermaquim), terwijl de tweede zending bestemd was voor Commercio Integral, beide gevestigd te Mexico. Uit onderzoek door de Mexicaanse autoriteiten is gebleken dat op het adres van Dermaquim een leegstaand pand is gevestigd, maar dat daar tot december 2008 een chemisch bedrijf was gevestigd. De op de transport-documenten genoemde contactpersoon van Dermaquim, genaamd [naam], bleek niet te achterhalen. Het adres waarop het bedrijf Commercio Integral gevestigd zou zijn, bestond in het geheel niet en ook de contactpersoon van dat bedrijf, ene [naam], was niet te achterhalen.
Uit de luchtvrachtbrief blijkt dat de grote partij, van 171,1 kilogram, uit Congo is verzonden als ´deshydratant´, hoewel de factuur en de packinglist de zending omschreven als ´harvard cement, dental cement´ en ´harvard cement, zinc phospate cement dental’. De vijf tonnen waarin de (pseudo-)efedrine was verpakt, waren voorzien van een label van de firma Harvard Dental GMBH, dat vermeldde: ‘Quick setting/dental product, Zinc Phosphate cement’. Het bijgeleverde gezondheidscertificaat, afgeleverd door de Congolese autoriteiten, omschreef de inhoud echter als maniokmeel. De kleine partij van 49,25 kilogram bevatte volgens de factuur van Eli Gal en de paklijst ´harvard cement, dental cement´, terwijl het door de Congolese autoriteiten afgeleverde gezondheidscertificaat vermelde dat het ‘denrées alimentaire’ (voedingsmiddelen) betrof. De twee dozen bevatten elk twee plastic zakken met daarin wit poeder, waarop, behalve het nummer van de bijbehorende luchtvrachtbrief, geen labels waren aangebracht.
Getuige [betrokkene 4] van Dissaco GSS Airfreight te Brussel, welk bedrijf de verzending van beide partijen van Brussel naar Mexico zou verzorgen, verklaarde dat hij de opdracht had gekregen om in Brussel de omschrijving van de inhoud van deze zendingen te wijzigen. Het bedrijf ITS, in de persoon van [betrokkene 2], had hem die opdracht gegeven. Voor de grote hoeveelheid moest de omschrijving worden gewijzigd van ‘déshydratants’ in ‘harvard cement’ en voor de kleine hoeveelheid van ‘déshydratants’ in ‘vegetable extracto’. Bij de rechter-commissaris verklaarde [betrokkene 4] dat dit verzoek tot naamswijziging, in combinatie met het feit dat er hoogwaardige producten vanuit Centraal Afrika kwamen, voor hem reden was om contact te zoeken met de douane, aangezien dit alles hem onlogisch voorkwam.
[betrokkene 2] van ITS kreeg op haar beurt de opdracht voor het regelen van beide transporten van [alias 1] van het bedrijf Eli Gal. Verdachte heeft bij een politieverhoor verklaard dat [alias 1] “een door ons verzonnen naam” was.
De groep rond verdachte wordt niet direct op de hoogte gesteld van de inbeslagname van de twee partijen in Brussel: tussen 24 juli 2006 en begin augustus gaat men dan ook verder met deze transporten. Zo vindt op 25 juli 2006 een tapgesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 2] (op het toestel van [medeverdachte 14]), waarin verdachte zegt dat hij het allemaal gaat maken en dan op de mail zet, waarna [medeverdachte 2] het moet uitprinten, “want ik heb ook de stickers die jij moet hebben”. [medeverdachte 2] vraagt dan “wat is het eigenlijk” waarop verdachte antwoordt: “het cement achtige spul.” Naar aanleiding van dit gesprek heeft [medeverdachte 2] verklaard dat verdachte toen stukken op het hotmail-adres had gezet in de conceptenmap, waar ook stukken bij waren waarop de kenmerken van de (verder) te verzenden partij waren te herkennen. Na het printen van de stukken gaf [medeverdachte 2] samen met [medeverdachte 1] de airwaybill en andere stukken aan een persoon die hij kende onder de naam ‘Ton’, bij een parkeerplaats van La Place in Almere. Volgens [medeverdachte 2] zou [medeverdachte 1] de stukken aan ‘Ton’ hebben overhandigd.
Ton ([medeverdachte 6]) is, zoals reeds bij zaaksdossier B-03 is overwogen, een afnemer van (pseudo-)efedrine voor Mexico en is bij verdachte als klant aangebracht door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. Er zijn diverse contacten tussen onder meer verdachte, [medeverdachte 4], [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6]. Kortheidshalve wordt verwezen naar hetgeen daarover is opgenomen bij de bespreking van zaaksdossier B-03.
Verdachte verklaarde, met betrekking tot de partij van 171 kilogram dat deze als bestemming Mexico had, dat de klanten waren aangebracht door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en dat terzake een aanbetaling is gedaan.
[medeverdachte 2] verklaarde bij een politieverhoor, toen hem foto’s werden getoond van de in Brussel in beslag genomen partijen van 171,1 en 49,25 kilogram, dat hij de goederen op de foto’s herkent. Van de op een foto zichtbare drums verklaarde hij dat daarop de omschrijving Harvard Cement werd gezet, nadat de originele stickers ervan waren afgetrokken. Met betrekking tot de dozen die op een foto te zien zijn, gaf [medeverdachte 2] aan dat die dozen volgens hem klaar zijn gezet door [medeverdachte 3].
Verdachte heeft zijn verweer dat hij niets te maken had met de verzending van de beide hier aan de orde zijnde partijen nog onderbouwd met het betoog dat er bij de zending van de 60 kilogram (bruto) sprake is van een verschil in nummering in de bij die partij behorende zogeheten house-airwaybill (hawb) en airwaybill (awb). De rechtbank volgt dat verweer niet. Hoewel vastgesteld moet worden dat er inderdaad sprake is van een verschil in nummering (hawb: 082-20348472 en awb: 082-20348473) is de rechtbank met het Openbaar Ministerie van oordeel dat, uitgaande van alle zich in het dossier bevindende vervoersdocumenten, de betreffende (h)awb’s onmiskenbaar betrekking hebben op dezelfde te verzenden partij goederen.
Resumerend acht de rechtbank, gezien het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat onder meer verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan dit ten laste gelegde feit.
Feit 7
(B-11: 50 kilogram)
Op 1 juli 2006 vond een vlucht plaats van Kinshasa (Congo) naar Zaventem (Brussel), waarbij volgens de luchtvrachtbrief een partij van 58 kilogram ‘deshydratant’ werd vervoerd, bestemd voor [naam] in Mexico. Het document, gedateerd op 29 juni 2006, vermeldt als agent het bedrijf ‘Dissaco GSS Airfreight’. Op 4 juli 2006 werd vanuit Brussel een partij van eveneens 58 kilogram ‘vegetable extracto’ naar Mexico verzonden. Op de tweede airwaybill van Dissaco GSS Airfreight wordt als ‘shipper’ het bedrijf Eli Gal Import & Marketing 1993 Ltd vermeld. Getuige [betrokkene 4], van luchtvrachtexpeditiebedrijf Dissaco GSS Airfreight, verklaarde als getuige bij de rechter-commissaris dat er op 3 juli 2006 een vracht van 58 kilogram ‘deshydratant’ was binnengekomen uit Kinshasa en dat hij op instructie van [betrokkene 2] van het bedrijf ITS de omschrijving van de vracht te Brussel in ‘vegetable extracts’ had gewijzigd. Geadresseerde was de firma ‘Commercio Integral’ in Mexico Stad. De zending werd volgens [betrokkene 4] effectief doorgezonden op 4 juli 2006. Deze verklaring sluit aan bij een e-mailbericht van [betrokkene 4] aan [betrokkene 2] van 3 juli 2006 waarin hij meldt dat de het kleine transport voor Mexico dit weekend in Brussel is aangekomen. Getuige [betrokkene 2], destijds werkzaam bij het expeditie-, import- en exportbedrijf ITS, bevestigde dat zij in de zomer van 2006 ongeveer drie transporten heeft uitgevoerd vanuit Congo, waaronder een transport naar Mexico, in opdracht van [alias 1] van het bedrijf Eli Gal. Deze [alias 1] kende zij via [medeverdachte 16]. Eén of twee van deze transporten zouden zijn tegengehouden, maar het transport naar Mexico had wel plaatsgevonden.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de partij die op 1 juli 2006 als ‘deshydratant’ vanuit Kinshasa is verzonden naar Brussel, vanwege een wijziging in de omschrijving die [betrokkene 4] in opdracht van [betrokkene 2] had doorgevoerd, op 4 juli 2006 als ‘vegetable extracto’ is doorgezonden naar Mexico Stad.
In de hierboven onder het kopje ‘Inleiding/algemeen’ aangehaalde tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 2] en in het hierboven vermelde lijstje dat daarop aansluit, komen de namen Ton/Tonne en Blondie met enige regelmaat voor. Dit betreft [medeverdachte 6], die bij verdachte als afnemer is aangebracht door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5]. Uit informatie van de Mexicaanse autoriteiten blijkt dat deze [medeverdachte 6] op 28 juni 2006 Mexico is binnengereisd. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op het feit dat hij op 28 juni 2006 het land is binnengereisd, waarschijnlijk dat [medeverdachte 6] begin juli 2006 nog in Mexico verbleef.
Op 5 juli 2006 stuurt [alias 1] aan [betrokkene 2] een mail waarin hij haar bedankt voor het regelen van het transport naar Mexico. In een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2], een dag eerder, vertelt verdachte dat hij ‘die papieren aan die Blondie’ heeft gegeven en dat alles nu onder controle is. Verderop in het gesprek zegt verdachte dat hij de airwaybill ‘voor dat van die Blonde’ had gekregen en dat hij die even langs moest brengen. Geconfronteerd met dit gesprek verklaarde [medeverdachte 2] desgevraagd dat hij hieruit opmaakte dat er kennelijk een levering aan Blondie had plaatsgevonden. Dit alles sluit aan bij de eerder aangehaalde verklaring van [betrokkene 4] met betrekking tot de partij uit Congo die hij op 4 juli 2006 onder een andere omschrijving heeft doorgezonden naar Mexico stad.
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van dit transport sprake van dezelfde werkwijze als ten aanzien van de 171,1 kilogram en de 49,25 kilogram die op 24 juli 2006 in Brussel in beslag zijn genomen. Dit, aangezien het hier een transport betreft van een hoeveelheid goederen over het traject Kinhasa (Congo) – Brussel (België) – Mexico Stad (Mexico), waarvan de omschrijving door [betrokkene 4] in Brussel werd gewijzigd, waarbij de opdrachtgevers van het transport gebruikmaken van dezelfde valse namen en waarbij verder dezelfde groep personen betrokken was als bij het transport van de in Brussel in beslag genomen partijen Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank voorts vast dat de partij goederen kennelijk bestemd was voor [medeverdachte 6] en dat deze partij zijn bestemming heeft bereikt.
Nu sprake is van een geslaagd transport over dezelfde route en met gebruikmaking van dezelfde handelwijze door dezelfde groep verdachten en transporteurs, alles in onderling verband en samenhang beschouwd, moet deze zending naar het oordeel van de rechtbank ook dezelfde (grond)stof hebben bevat als de op 24 juli 2006 in beslag genomen zendingen, te weten pseudo-efedrine, dan wel efedrine.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat onder meer verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan dit ten laste gelegde feit.
Feit 6
(245 kilogram Australië en/of Mexico)
In het reeds meermalen aangehaalde overzicht wordt melding gemaakt van ‘210’ voor ‘Jerry’ ([medeverdachte 7]), met een gewicht van 245 kilogram. Tijdens zijn bezoek aan Congo in mei 2006 belt [medeverdachte 2] met verdachte en vertelt hem dat hij er 150 en er 210 doet, dus dat hij er nog 60 moet vullen. Niet duidelijk wordt of dit gesprek op de ‘210’ voor ‘Jerry’ ziet of op een ander transport, maar hoe dit ook zij, [medeverdachte 3] meldt later die dag aan Verdachte dat ‘Jerry’ in orde is, dat hij bezig is met de rest en dat ze ([medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]) morgen weggaan, maar dat ze net als de vorige keer instructies achterlaten waar het afgeleverd moet worden.
Niet lang na de inbeslagname van de (ongeveer) 92 kilogram pseudo-efedrine in Antwerpen op 31 mei 2006 (zaaksdossier B-03) stuurt verdachte een sms aan [medeverdachte 3] met de tekst: “Kom je die 30 morgen brengen of wat? Jerry papieren zijn gereed als hij ok geeft gaat het on go!” Op 15 juni vervolgt hij met de mededeling: “Jerry na het weekend en route. [medeverdachte 1] bezoekt hem.”
Verdachte bevestigt dit nog eens in een gesprek met [medeverdachte 3] op 19 juni 2006, waarin hij zegt dat ‘dat van Jerry’ deze week weg moet “want [medeverdachte 1] is daar nu”. Diezelfde dag belt verdachte met [medeverdachte 1] en zegt hij tegen hem “enne de papieren voor Jerry zijn ook rond. Dus en daar krijg ik morgen denk ik het schema van. En dan blijft Bob daar en die zet het er nog op. Dus dat is allemaal geregeld.”
Ook op 19 juni 2006 stuurt [alias 1] een e-mail aan [betrokkene 2] over de eerste verzending van Kinshasa (Congo) naar Sydney (Australië). Daarin legt [alias 1] uit dat de goederen door Eli Gal zijn ingekocht en dat ze via ‘[medeverdachte 2]’ aan de Kuwait Petroleum Company (KPC) zijn verkocht, die ze weer heeft doorverkocht aan de eindklant. Ook legt hij uit dat het niet mogelijk is om de goederen naar Koeweit of de Verenigde Arabische Emiraten te versturen (reden waarom Eli Gal alles al op naam van KPC heeft gesteld), maar dat de eindklant niet mag weten dat de goederen uit Congo afkomstig zijn. De indruk moet worden gewekt dat de goederen uit Koeweit City in Koeweit komen. De klant die genoemd wordt is HWI (Housewares International Ltd.) te Australië; de verzending betreft een partij van ‘210 st Bags Deshydratant Desi Pak (Trockenmittel Desiccant Bag Sud Chemie)’ met een totaal bruto gewicht van 245 kilogram.
Op 22 juni 2006 stuurt een persoon die zich [betrokkene 5] noemt, van het bedrijf KPC, aan [betrokkene 2] een e-mail die wat inhoud betreft overeenkomt met de e-mail van [alias 1] aan [betrokkene 2] van 19 juni 2006. [betrokkene 5] noemt ‘[medeverdachte 2]’ als contactpersoon. Na wat e-mailverkeer tussen [betrokkene 4], [betrokkene 6] en [betrokkene 2] over de details van de verzending mailt verdachte op 27 juni 2006 aan [betrokkene 2] dat zijn plaatselijke agent de ‘2ea’ zending naar Mexico en Sidney vandaag bij de agent in Kinshasa zal afleveren. Op 3 juli 2006 bericht [betrokkene 4] aan [betrokkene 2] dat het transport voor Sidney, waarvan de verzending is vertraagd door de Congolese autoriteiten, volgende week in België zal arriveren. De volgende dag belt [medeverdachte 16] met [betrokkene 2] om te vragen of de goederen nu wel of niet in Brussel zijn; het antwoord koppelt hij terug aan verdachte.
Op 17 juli 2006 wordt een gesprek opgenomen tussen verdachte en [medeverdachte 16], waarbij alleen verdachtes zijde van het gesprek te horen is. Verdachte vraagt naar ‘Jerry’ en vraagt wie die zending kan blokkeren, terwijl deze al betaald is. Verdachte zegt dat hij het idee heeft dat ‘hij’ (een derde persoon) niet alles betaald heeft. Verdachte zegt dat hij een paar airwaybills moet kunnen laten zien, aangezien hij de betaling krijgt op grond van de airwaybills, ook voor de nieuwe zendingen. Als hij een airwaybill kan laten zien, dan kan hij iets doen. Deze week denkt verdachte het te kunnen afronden. Twee dagen later spreken verdachte en [medeverdachte 16] elkaar opnieuw en koppelt [medeverdachte 16] een gesprek met ‘haar’ (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 2]) terug aan verdachte. [medeverdachte 16] zegt dat ‘zij’ hem verteld heeft dat het nu in transit is en dat ze op de airwaybill wacht. Verdachte zegt dat hij een e-mail van hun vrienden heeft gekregen en dat het weg móet. Ook zegt hij dat ‘ze’ goed moet begrijpen dat er drie zendingen zijn, twee gaan er één kant op en één de andere kant. Gelet op het feit dat de op 24 juli 2006 in beslag genomen partijen bestemd waren voor Mexico en die partijen op 15 en 16 juli 2006 in Brussel zijn aangekomen, terwijl de partij voor ‘Jerry’ naar Australië gezonden moest worden, moet de opmerking van verdachte dat er twee één kant op moeten en één de andere kant, naar de rechtbank begrijpt, zien op deze zendingen. Dit wordt bevestigd door het gesprek van 20 juli 2006 tussen verdachte en [medeverdachte 16], waarin laatstgenoemde zegt dat de 150 en de 70 daar zijn, de ‘Veget’ en de ‘Harvard’: één doos met vier drums, één doos met een drum en een pallet met twee dozen. De 245 zijn nooit geleverd.
Op 21 juli 2006 leest [medeverdachte 14] aan verdachte een bericht voor in de Engelse taal, waarin staat dat er 200 kilogram in beslag is genomen door de politie of douane (‘customs police force’). De opsteller van het bericht stelt voor om hierover in Dubai te overleggen en te proberen om de klant te overtuigen ook naar Dubai te komen voor overleg. Die middag belt [medeverdachte 9] met verdachte en meldt hem, onder verwijzing naar zijn eerdere mail, dat ‘de 210’ in beslag is genomen door de politie in Congo. [medeverdachte 9] belooft te gaan praten met de politie.
Van 24 juli 2006 tot en met 28 juli 2006 zijn verdachte en [medeverdachte 10] in Dubai geweest. Ook [medeverdachte 16] was vanaf 24 juli 2006 in Dubai. De politie van de Verenigde Arabische Emiraten heeft in Dubai op verzoek van de Australische autoriteiten observaties verricht en daarbij verschillende ontmoetingen tussen verdachte, [medeverdachte 10] en [medeverdachte 16] en [medeverdachte 21] ([medeverdachte 9]) waargenomen in het Novotel te Dubai. [medeverdachte 7] (‘Jerry’) was aan het einde van de periode waarin verdachte c.s. in Dubai verbleven ook in Dubai: hij arriveerde daar op 28 juli 2006 om 6.00 uur.
Op (donderdag) 27 juli 2006 mailt [alias 1] aan [betrokkene 2] dat de zending voor Sydney aanstaande maandag naar de agent in Kinshasa wordt gezonden. Op 31 juli 2006 vindt vervolgens een telefoongesprek plaats tussen verdachte en een man die zich [medeverdachte 9] noemt. [medeverdachte 9] zegt dat hij om tien uur in Kinshasa is en dat de politiecommissaris gezegd had dat hij hem het geld voor elf uur moest brengen. Verdachte vraagt of het 100% zeker is dat de goederen er zijn als hij het geld stuurt. [medeverdachte 9] bevestigt dit en wil het cash in zijn zak hebben. Verdachte zegt dat dit geen probleem is en dat hij morgenochtend 10.000 dollar zal sturen naar de Western Union van [medeverdachte 9]. Op 2 augustus 2006 bericht [medeverdachte 9] dat hij het geld heeft en dat hij zo een afspraak heeft met de politiecommissaris. Daarna wil hij ‘het materiaal’ gelijk naar de agent brengen, maar verdachte zegt hem dat hij dit niet moet doen, omdat de agent een probleem heeft in België. Op de vraag of ‘het laatste materiaal’ ‘niet gevlogen’ is, antwoordt verdachte ‘nee’. Verdachte geeft aan dat hij de agent en de vliegroute wil wijzigen en vraagt [medeverdachte 9] om het materiaal voorlopig bij zich te houden.
De opmerking dat ‘het laatste materiaal’ niet gevlogen is ziet, naar het oordeel van de rechtbank, op de inbeslagname op 24 juli 2006 van de partijen van 171,1 kilogram en 49,25 kilogram, die immers, net als de ‘210’ voor ‘Jerry’ vanuit Kinshasa via Brussel hadden moeten vliegen. Uit het feit dat verdachte tegen [medeverdachte 9] zegt dat hij ‘het materiaal’ nog niet naar de agent moet brengen, omdat deze een probleem heeft in België en dat de agent de vliegroute wil wijzigen, concludeert de rechtbank, in het licht van al het voorgaande, dat het ook in het geval van die ‘210’ voor ‘Jerry’ gaat om eenzelfde (grond)stof als is aangetroffen in de op 24 juli 2006 in beslag genomen partijen, te weten pseudo-efedrine, dan wel efedrine.
Begin juli 2006 regelde [medeverdachte 17] voor [medeverdachte 2] opnieuw een visum voor Congo, omdat hij weer naar Congo moest om de ‘210’ voor de Australische klant klaar te zetten. Volgens [medeverdachte 2] was de reden hiervoor dat er vanuit Australië steeds meer druk op verdachte werd gezet; van [medeverdachte 1] hoorde hij dat de Australische klant zijn goederen wilde hebben en dat deze de vraag stelde: “Kunnen jullie het nou of niet, anders geld terug.” Het lukt [medeverdachte 2] echter niet om Congo in te reizen (hij kwam niet verder dan het vliegveld), waarna hij in november 2006 opnieuw probeerde Congo binnen te komen, ditmaal via Kenia, samen met ene ‘[betrokkene 7]’. Dit lukte echter niet, aangezien het door de regentijd moeilijk was om te reizen.
Vervolgens voert verdachte eind januari 2007 een telefoongesprek met [medeverdachte 10] waarin hij spreekt over een partij waarover hij met ‘die zwarte’ ([medeverdachte 5]) onderhandeld heeft en over ‘die Blonde’ ([medeverdachte 6]). Het lijkt verdachte verstandig om ‘Bob’ ([medeverdachte 2]) ergens heen te sturen, ‘want het moet natuurlijk ook allemaal verpakt worden.’ Verdachte heeft met ‘die zwarte’ afgesproken dat er 50% vooraf wordt betaald en 50% als het er is. ‘Die Blonde’ komt aan [medeverdachte 10] het adres brengen. Ene ‘Frankie’ moet ook ‘daar naartoe’, maar pas als ‘Bob’ bijna weggaat; hij moet daarvoor een visum regelen. [medeverdachte 10] zegt dan: ‘Weet je als het allemaal loopt dan maakt allemaal helemaal niks uit die extra uitgaven voor Frank, we gaan er toch vanuit dat het allemaal goed gaat deze keer”. Verdachte antwoordt bevestigend en voegt eraan toe dat ‘[medeverdachte 5]’ ([medeverdachte 5]) het ook druk krijgt, ‘want die moet het allemaal regelen voor ze’. Op 6 februari 2007 sms’t verdachte aan [medeverdachte 10]: “Om 12.30 uur hebben we [medeverdachte 5] op hoekje. Maar heb geen tijd voor rest want moet ook bob morgen regelen (gaat s’avonds weg) en papieren van [medeverdachte 16] voor blond.” De rechtbank begrijpt hieruit dat er sprake is van een afspraak met [medeverdachte 5] (‘[medeverdachte 5]’) de volgende dag om 12.30 uur, dat [medeverdachte 2] (‘Bob’) die avond zal vertrekken en dat [medeverdachte 16] (‘[medeverdachte 16]’) de papieren voor [medeverdachte 6] (‘Blond’) heeft verzorgd of moet verzorgen.
Blijkens zijn verklaring bij de politie reisde [medeverdachte 2] in februari 2007 inderdaad opnieuw af naar Congo, ditmaal voor een periode van vijf weken. Het doel van deze reis was om de partij van ´210´ te zien die voor de Australische klant bestemd was en te zorgen dat deze zou worden verzonden. [medeverdachte 2] verklaarde verder dat er problemen waren met [medeverdachte 9], die hem aan het lijntje hield en hem de partij niet wilde laten zien. Daarnaast was er discussie over de vraag wie de eigenaar van de partij was. [medeverdachte 9] zei dat de partij van [medeverdachte 3] was, terwijl verdachte de partij had betaald. Net als voor de andere reizen naar Congo ontving [medeverdachte 2] hiervoor een vergoeding van verdachte: € 1500,- ‘zakgeld’ en een vergoeding van € 400,- per week. Daarnaast betaalde verdachte het ticket, dat ongeveer € 900,- kostte. [medeverdachte 2] verklaarde verder dat [medeverdachte 1] in die periode naar [medeverdachte 3] ging om hem te melden dat [medeverdachte 2] op eigen houtje naar Congo was gereisd om voor ´Jerry´ te kijken of de partij van ´210´ er nog stond. Dit zou [medeverdachte 1] hebben gedaan om te voorkomen dat uit zou komen dat [medeverdachte 9] – buiten [medeverdachte 3] om – rechtstreeks met verdachte samenwerkte.
In een tapgesprek op 13 februari 2007 met [medeverdachte 10] spreekt verdachte over ‘4 pagina’s fax’ die hij aan ‘[medeverdachte 5]’ ([medeverdachte 5]) had gestuurd, waarover deze nog contact zou opnemen. Drie dagen eerder, op 10 februari 2007, werden inderdaad vier faxberichten verstuurd, met als afzender het bedrijf Jovako Oil Equipment, met een adres in Libanon. Het eerste faxbericht was gericht aan Hotel Radisson SAS Haciendas te Cancun, Mexico, kamer 1103. Op het bericht stond met grote letters in de Engelse taal: ‘graag deze fax overhandigen aan kamer 1103.’ Uit informatie van de Mexicaanse autoriteiten, verstrekt naar aanleiding van een Nederlands rechtshulpverzoek in het kader van deze zaak, blijkt dat in de periode van 8 tot 11 februari 2007 in kamer 1103 van het Radisson SAS Haciendas Hotel te Cancun een persoon verbleef met de achternaam [medeverdachte 5]. Ook zijn de reisbewegingen van [medeverdachte 5] nagegaan, waarbij bleek dat alleen de bewegingen van binnenkomst zijn geregistreerd. [medeverdachte 5] bleek onder meer op 15 januari, 21 januari en 8 februari 2007 Mexico te zijn ingereisd via het vliegveld van Cancun.
Het tweede faxbericht had als geadresseerde het bedrijf Estrategia Global, in Mexico City, ter attentie van [naam], en beschreef de verzending van een partij van 200 luchtdicht verpakte zakken in 14 kartonnen dozen ‘Deshydratant Desi Pak (Trockenmittel Desiccant Bag Sud Chemie) met een bruto gewicht van 250 kilogram. Het bericht meldt dat deze partij klaar staat en gereed is voor verzending vanuit Kinshasa, Congo naar Mexico City, Mexico. Het derde bericht is gericht aan hetzelfde Estrategia Global, ter attentie van dezelfde persoon, en omvat een invoice met betrekking tot de voornoemde partij, waarbij echter een totaal bruto gewicht wordt vermeld van 245 kilogram. Het vierde bericht is eveneens geadresseerd aan voornoemd(e) adres en contactpersoon en bevat een packinglist voor de voornoemde partij (brutogewicht 245 kilogram). Door de Mexicaanse autoriteiten is (onder meer) onderzoek gedaan naar het bedrijf Estrategia Global, aan de hand van het adres dat op de voornoemde faxberichten staat vermeld. Op dit adres bleek geen bedrijf met die naam te zijn gevestigd. Ook de contactpersoon van het bedrijf, ‘[naam]’, bleek niet te achterhalen.
Op 10 maart 2007 belt [medeverdachte 2], die nog altijd in Congo verblijft, met verdachte over de verzending van een partij. Verdachte zegt op een gegeven moment: “nee, want de verpakking kan niet zo maar weg, wij kunnen niet, kijk het staat daar natuurlijk met vergunning. Dus we kunnen het zo niet wegsturen natuurlijk want die verpakking is de originele verpakking.” Vervolgens vraagt [medeverdachte 2] of hij daar ‘andere stickers’ op kan doen, zoals hij ‘eerst’ heeft gedaan. Verdachte zegt dat dat wel zou kunnen, maar dan moet ook de verpakking aangepast worden.
De rechtbank stelt vast dat, blijkens de genoemde documenten, ook in het geval van deze zending sprake was van de reisroute Congo – Mexico, dat ook in dit geval valse (bedrijfs)namen werden gebruikt door zowel verdachte als [medeverdachte 5] en dat [medeverdachte 2] weer naar Congo moest om de partij te verpakken. Dit alles levert naar het oordeel van de rechtbank opvallende overeenkomsten op met de eerder omschreven partijen, met name met de twee op 24 juli 2006 in Brussel beslag genomen partijen. De rechtbank merkt op dat sprake is van exact dezelfde hoeveelheid als bij de partij die in juli 2006 is getracht te verzenden aan ´Jerry´ ([medeverdachte 7]) in Australië, maar bleef steken in Congo. Dit alles in onderling verband en samenhang beschouwd, mede gelet op de opmerking van [medeverdachte 10] in het tapgesprek van 27 januari 2007, dat ze ervan uit gaan dat het deze keer allemaal wél goed gaat, leidt de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van een partij van bruto 245 kilogram en netto ongeveer 210 kilogram van een materiaal bevattende (pseudo-)efedrine die verdachte c.s. vanuit Kinshasa probeerden te verzenden naar Mexico ten behoeve van [medeverdachte 5] en/of een of meer klanten van [medeverdachte 5].
Resumerend acht de rechtbank, gezien het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat onder meer verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan dit ten laste gelegde feit.
Feit 8 - vrijspraak
(B-11: 345 kilogram)
Voorafgaand aan de bovengenoemde zendingen, in de periode gelegen tussen 1 januari 2006 en 13 februari 2006, werd een partij van bruto 388 kilogram van een bepaald product vanuit Congo naar Mexico verzonden. Met betrekking tot deze verzending bevindt zich een aantal faxberichten in het dossier, die zijn aangetroffen op de computer(s) van de verdachte en de in (een hotelkamer in) Dubai gevonden en vervolgens uitgelezen memorystick. Uit die documenten blijkt dat het zou zijn gegaan om ‘300 units Harvard Dental Cement’ in luchtdicht verpakte zakken en dat de verzending hiervan door [alias 1] van het bedrijf Eli Gal zou zijn geregeld, via het (toenmalige) bedrijf van [betrokkene 2], te weten HCE. Deze zending was geadresseerd aan Dermaquim S.A. de C.V. te Mexico en vanaf Kinshasa (Congo) via het vliegveld Zaventem, Brussel (België) verzonden naar Mexico.
Hoewel dit wat betreft traject, geadresseerde en expediteur/transporteur overeenkomsten vertoont met de bovenomschreven zendingen, zijn er naar het oordeel van de rechtbank ook enkele verschillen met deze zendingen. Zo is niet gebleken dat [medeverdachte 2] in de periode van januari tot en met februari 2006 al werkzaamheden voor verdachte verrichtte (anders dan wat timmerwerkzaamheden in Frankrijk), laat staan dat hij in die periode al voor verdachte in Congo was om partijen te zien, te inspecteren of klaar te zetten. Ook van een betrokkenheid van [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 9] bij de zending van 388 kilogram blijkt uit het dossier niet of onvoldoende. Voorts is, anders dan bij de hierboven beschreven zendingen, niet gebleken dat de omschrijving van de partij is gewijzigd gedurende het traject.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzittingen, niet bewezen is dat de verzending van de partij van 388 kilogram in januari-februari 2006 – zijnde de beginfase van het onderzoek Mayer – (pseudo-)efedrine betrof. De latere verzendingen uit Congo leveren voor de rechtbank, gelet op de hiervoor genoemde verschillen, onvoldoende overtuigend schakelbewijs op om te kunnen oordelen dat buiten redelijke twijfel staat dat dit het geval moet zijn geweest.
Het voorgaande brengt mee dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
Feit 9
(zaaksdossier B-12)
Naar “De Bron”
Uit diverse onderlinge telefoongesprekken tussen de verdachten [verdachte], [medeverdachte 16], [medeverdachte 1], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 2], gevoerd in de eerste maanden van 2007, valt op te maken dat verdachte in die periode “naar de bron wilde gaan”, “het rechtstreeks wilde doen” en “het zelf in de hand wilde hebben”. Tijdens één van zijn politieverhoren is verdachte met – een aantal van – deze telefoongesprekken geconfronteerd. Verdachte heeft toen verklaard dat hij met “de bron” de fabrikant en leverancier van (onder andere) efedrine in India bedoelde. Verdachte heeft verder verklaard dat hij altijd heeft gedacht dat [medeverdachte 3], de spullen (de rechtbank begrijpt: de (pseudo-)efedrine) vanuit de fabriek in India naar Congo importeerde, daar de spullen geheel of gedeeltelijk in eigen opslag nam en deze spullen uiteindelijk vanuit Congo (illegaal) verstuurde. Toen de contacten met [medeverdachte 3] in het begin van 2007 waren afgesloten en er problemen waren met de leveringen (van – naar de rechtbank begrijpt – de (pseudo-)efedrine) uit Congo, hebben wij dit project gestaakt en hadden “we” geen bron meer, aldus Verdachte. Met “we” bedoelt verdachte zichzelf en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 2], maar [medeverdachte 16] was er ook bij betrokken volgens verdachte. Met hem heeft hij de mogelijkheid om rechtstreeks geleverd te krijgen uit de fabriek in India besproken en met hem is hij enige maanden op zoek geweest naar zo een rechtstreekse leveringsmogelijkheid, aldus verdachte.
De nieuwe tussenpersonen: [medeverdachte 18] en [medeverdachte 8]
Op 19 maart 2007 belt medeverdachte [medeverdachte 18] verdachte op met de vraag of ze kunnen praten. Verdachte koppelt dit door aan [medeverdachte 1]. Er vinden in april 2007 diverse telefoongesprekken plaats tussen [medeverdachte 18] en verdachte, waarin wordt gesproken over het met elkaar en/of ook met ene [medeverdachte 8] afspreken. Op 25 april 2007 vindt er een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 18]. Voordat de telefoonverbinding tot stand komt, is te horen dat verdachte met [medeverdachte 10] praat. Verdachte vraagt [medeverdachte 18] in het telefoongesprek wat ze met “hem” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 8]) kunnen afspreken. Er wordt dan afgesproken om die middag, omstreeks half vier, af te spreken. Dan is [medeverdachte 18] er ook. Om 15.34 uur die dag belt [medeverdachte 10] met [medeverdachte 18] en zegt dat ze een half uur later zijn. De volgende dag belt verdachte met [medeverdachte 16]. Tijdens dat telefoongesprek zegt verdachte onder meer:
“Oh ja de offertes voor Pakistan waar we samen waren met de man om te praten, hij heeft alles geregeld.
(…)
Echt ongelooflijk. Oude man, je denkt hij kan niets doen, alles geregeld. Prijzen, levering, transport, alles. Maar als je hem ziet dan geef je hem 20 euro weet je. Maar we hadden een heel goed contact en hij heeft alles geregeld. Ik zei dat is goed voor onze business, (…). Hij zei (…), ik heb de leverancier, ik heb alles beschikbaar.”
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 18] hem uitnodigde voor een afspraak met zijn vriend [medeverdachte 8], een Pakistaan, die ziek en slecht ziend was. Er heeft een afspraak met [medeverdachte 8] plaatsgevonden. [medeverdachte 8] vertelde dat hij veel relaties had in Pakistan, in allerlei sectoren. Er hebben toen (vervolg-)afspraken plaatsgevonden. Bij al zijn ontmoetingen met [medeverdachte 18] en/of [medeverdachte 8] was [medeverdachte 10] altijd aanwezig. Voorts heeft verdachte verklaard:
“[medeverdachte 16] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 16]) en ik waren al enige maanden op zoek naar een rechtstreekse leveringsmogelijkheid vanuit (…) India, dit stuitte toch op enige problemen (…). Aan [medeverdachte 8] had ik gevraagd of hij via zijn contacten in Pakistan levering vanuit India naar Pakistan en dan verder kon regelen. Ik dacht hierbij aan een zelfde situatie als in Congo, (…). (…) [medeverdachte 8] heeft in een persoonlijk gesprek met ons, [medeverdachte 18], [medeverdachte 10] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 18], [medeverdachte 10] en [verdachte]) verteld dat hij telefonisch alles geregeld had met zijn relaties in Pakistan. [medeverdachte 8] kon vanuit de (…) fabriek in India de efedrine krijgen in Pakistan en wel in Karachi, vrij ter levering dus zonder vergunning tegen een bedrag van € 600,= per kilo. De betaling was dan € 300,= vooraf en € 300,= bij ontvangst van (de) Bill of Lading. Verder zou [medeverdachte 8] zorgen voor al de bedrijven voor export en dekladingen. Ikzelf gaf de klantgegevens aan hem door en het geld en eventueel welk product de klanten vereisten voor de deklading.”
Naar Pakistan
In de maanden mei en juni 2007 vinden wederom diverse telefoongesprekken plaats tussen verdachte, [medeverdachte 18] en [medeverdachte 8]. In deze gesprekken wordt gesproken over afspreken, regelen, weggaan, paspoort, visa, reisbureau en tickets. Op 30 mei 2007, 8 juni 2007 en 13 juni 2007 zijn verdachte en [medeverdachte 10] in de woning van [medeverdachte 8] geweest. Op 30 mei 2007 was [medeverdachte 18] ook in deze woning. Op 20 juni 2007 zijn verdachte en [medeverdachte 2] in de woning van [medeverdachte 8] geweest, waar [medeverdachte 8] en [medeverdachte 18] aanwezig waren. Kort daarvoor en kort daarna waren verdachte en [medeverdachte 2] in gezelschap van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10].
Verdachte heeft verklaard dat er een aantal besprekingen met [medeverdachte 18] en [medeverdachte 8] zijn geweest om de na te noemen reis naar Pakistan voor te bereiden. Deze besprekingen vonden (ook) plaats in de woning van [medeverdachte 8]. Verdachte heeft verklaard dat hij tijdens de besprekingen [medeverdachte 2] heeft geïntroduceerd als de man die met [medeverdachte 8] mee zou gaan naar Pakistan, om te controleren of [medeverdachte 8] en zijn relaties in Pakistan de zaken werkelijk konden verzorgen. Verder heeft hij [medeverdachte 8] toen geld betaald voor reis- en verblijfskosten en een aanbetaling.
De besprekingen over de voorbereidingen van de reis naar Pakistan heeft verdachte naar zijn zeggen in diverse telefoongesprekken besproken met [medeverdachte 16]. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij met [medeverdachte 16] heeft besproken of [medeverdachte 8] in staat zou zijn om de leveranciers- en exporteursrol zoals die voorheen door [medeverdachte 3] in Congo werd vervuld, in Pakistan te vervullen, ten behoeve van (een) levering(en) naar Australië.
[medeverdachte 8] en [medeverdachte 2] verblijven vanaf juni 2007 regelmatig in Pakistan. [medeverdachte 8] tot aan zijn overlijden in Pakistan, omstreeks 30 oktober 2007, en [medeverdachte 2] tot aan zijn terugkeer uit Pakistan naar Nederland, omstreeks 30 november 2007.
[medeverdachte 2] heeft over de reden van zijn verblijf in Pakistan verklaard dat verdachte van leverancier was veranderd. Verdachte dacht met [medeverdachte 8] een nieuwe en een goede leverancier te hebben gevonden in een ander land. Verdachte vond dat die negers (de rechtbank begrijpt: de Congolezen) niet meer te vertrouwen waren door de problemen met die 200 (de rechtbank begrijpt: de 210 uit zaak B-05/B-11). [medeverdachte 2] moest in Pakistan opnieuw goederen gaan klaarzetten, net als in Congo. Het ging daarbij om dezelfde grondstoffen. In een volgend verhoor heeft [medeverdachte 2] nog verklaard dat [medeverdachte 8] zou helpen bij het zoeken van deze grondstoffen en de producten. De lokale activiteiten in Pakistan werden uitgevoerd door ene [betrokkene 8].
De nieuwe klanten
Volgens verdachte bracht medeverdachte [medeverdachte 4] goede vrienden en relaties van hem aan tafel die geïnteresseerd waren in het product efedrine. [medeverdachte 4] was, zoals reeds eerder meermalen is overwogen, de persoon die de klanten regelde en daarbij ging het – in het onderhavige traject (B-12) – telkens om efedrine. Via [medeverdachte 4] is verdachte in contact gekomen met medeverdachten [medeverdachte 11] (“de Trui”) en [medeverdachte 12]. Dit vindt ondersteuning in het afgeluisterde telefoonverkeer tussen verdachte, [medeverdachte 4], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 12] in de eerste twee maanden van 2007 en in het bijzonder ook in de bevindingen gedurende een op 22 januari 2007 gehouden observatie. Gezien is toen dat verdachte en [medeverdachte 10] in een auto arriveren bij het café/ restaurant “De Wegwijzer” te Watergang, dat zij daar de auto parkeren, uitstappen en vervolgens naar binnen gaan. Korte tijd later komt [medeverdachte 4] aanrijden. Hij parkeert zijn auto bij het café/restaurant en stapt uit. Achter hem aan komt een andere auto aanrijden. In de auto zitten twee mannen, die later zijn herkend als [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12]. Ook zij parkeren de auto bij het café/restaurant en stappen uit. De twee mannen praten met [medeverdachte 4] en vervolgens gaan zij samen naar binnen. Gezien wordt dat in het café/restaurant verdachte, [medeverdachte 10], [medeverdachte 4], [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] aan een tafel gaan zitten en in gesprek raken. Verdachte is daarbij veel aan het woord. Onder meer de woorden “Congo” en “Bob” worden door het observatieteam opgevangen.
[medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] hebben verdachte geïntroduceerd bij, aldus verdachte bij de rechter-commissaris, hun partner en vriend [medeverdachte 13] (“Jim”). Hij was de klant in Australië en via hem zijn de gegevens van het bedrijf BJS Fine Foods in Sydney (Australië) en [medeverdachte 19], de managing director van dit bedrijf, verkregen. [medeverdachte 13] gaf aan dat zowel BJS Fine Foods als [medeverdachte 19] onder zijn controle stonden en dat hij mogelijkheden had om [medeverdachte 19] ter verantwoording te roepen. Afgesproken werd dat met het bedrijf BJS Fine Foods contact zou worden opgenomen en zou worden onderhouden, ter zake te leveren (voedsel)producten. In werkelijkheid ging het echter om efedrine. Zo heeft verdachte op een bepaald moment verklaard:
“Ik had (…) [medeverdachte 4] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]) op de hoogte gebracht van de werkelijke inkoop en kosten van onze leverancier [medeverdachte 8] vanuit Pakistan inclusief alle kosten. Dit was € 600,= per kilo. Verder was een afspraak gemaakt dat [medeverdachte 4] en ik als een partij zouden optreden en gezamenlijk de extra kosten voor (…) (onze) rekening zouden nemen. Daarop gaf [medeverdachte 4] aan dat aangezien wij begrepen hadden dat de man genaamd Jim de koper was (…) wij moesten uitgaan van een inkoopprijs van € 900,= per kilo (de gebruikelijke inkoopprijs) en (…) deze klant de inkoop van € 180.000,= voor 300 kilo (…) laten betalen. Met de klant is uiteindelijk afgesproken dat zij € 180.000,= inkoop zouden betalen en dat bij aflevering in Australië aan [medeverdachte 4] en mij € 1.000.000,= zou worden betaald in Nederland in contanten.
Vanaf de introductie van Jim als uiteindelijke klant, was voor ons, [medeverdachte 10] en ikzelf, duidelijk dat deze man de baas werd van het project. Hij gaf ook de richtlijnen aan. (…) (…), ik voelde me ongemakkelijk ten opzichte van de manier van werken van Jim en ik wilde een soortgelijke situatie handhaven als die ik had met [medeverdachte 3] als commissionair.”
[medeverdachte 2] heeft over het traject Pakistan verklaard dat de efedrine bestemd was voor een klant die de naam “Trui” had en dat de efedrine richting Australië zou moeten worden verzonden.
Op 15 mei 2007 wordt vanuit het belhuis Tara in Amsterdam een fax verstuurd. Het betreft een fax op naam van het bedrijf MDL Food & Services te India, gericht aan [medeverdachte 19], managing director, met een emailadres van BJS Fine Foods. De fax is gedateerd 14 mei 2007 te Delhi, India, en ondertekend door [alias 2]. In de fax introduceert MDL zich bij BJS. MDL is volgens de fax een bedrijf in verschillende voedselproducten. Ook wordt in de fax gesproken over “samples”.
Verdachte heeft hierover verklaard dat MDL een door hem zelf verzonnen bedrijf, op een niet bestaand adres, is, dat hij gebruikte om in contact te blijven met de door de klant opgegeven bedrijven, over de, legaal, te versturen monsters en lading. Het logo, het adres en de naam zijn door verdachte verzonnen. Ook de naam [alias 2] is door verdachte verzonnen. De namen [alias 3] en [alias 4], die onder latere faxen en/of emails staan en/of in telefoongesprekken worden gebruikt, zijn ook fictief. Op de vraag wie deze faxen en emails meestal verstuurde(n), antwoordde verdachte: “Dat zijn [medeverdachte 1] en ik geweest.”
Het traject: Container(s) met (pseudo-)efedrine en deklading van Pakistan naar Australië
Bedoeling
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard over wat het zogenoemde “Pakistan-traject” inhield. Nadat hij in het voorjaar van 2007 door [medeverdachte 1] was benaderd met de vraag of hij nog een klusje voor verdachte wilde doen, heeft verdachte hem uitleg gegeven over de bedoeling van het Pakistan-traject. Deze bedoeling was om ons te gaan richten op levensmiddelen, welke bestemd zouden zijn voor een supermarktketen (de rechtbank begrijpt: BJS Fine Foods te Australië). Tevens was het de bedoeling dat in een later stadium andere producten/grondstoffen (de rechtbank begrijpt: de (pseudo-)efedrine) mee zouden worden gestuurd, aldus [medeverdachte 2].
[medeverdachte 2] heeft verder verklaard dat het aanvankelijk de bedoeling was in totaal vier containers met inhoud te gaan verzenden vanuit Pakistan. De eerste drie containers zouden een “reguliere handel” bevatten, zoals rijst. In de vierde container zou ook het andere goed, “de grondstof”, meegaan. Het was de bedoeling om daarna regelmatig containers te gaan verschepen vanuit Pakistan. Verdachte wilde een constante lijn, een constante goederenstroom, van Pakistan naar Australië opzetten, waarin af en toe de grondstoffen zouden worden verstopt.
Pakistan
Tijdens de verblijven van [medeverdachte 2] in Pakistan was [medeverdachte 8] zijn contactpersoon, met name voor het zoeken en het aankopen van de goederen. [medeverdachte 8] voerde de gesprekken omdat hij de taal machtig was. Verder werden de lokale activiteiten uitgevoerd door de genoemde [betrokkene 8]. Tijdens een van zijn verblijven heeft [medeverdachte 2] een monster gezien waarvan hem werd gezegd dat het efedrine was. Voorts is [medeverdachte 2] tijdens een van zijn verblijven in Pakistan, op verzoek dan wel in opdracht van verdachte, naar Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) gereisd. [betrokkene 8] reisde toen ook naar Dubai. Aldaar vonden ontmoetingen plaats met verdachte en [medeverdachte 16]. Tijdens die ontmoetingen werd onder meer gesproken over de grondstoffen, de hoeveelheden en de prijzen. Duidelijk werd dat [betrokkene 8] voor de rijst (deklading), de container en de efedrine kon zorgen.
Deze ontmoetingen in Dubai moeten, blijkens informatie van de Australische autoriteiten, op 26 en 27 september 2007 hebben plaatsgevonden. Een en ander is bevestigd door verdachte.
Nederland
Vanaf januari 2007 vinden regelmatig ontmoetingen plaats tussen verdachte en [medeverdachte 10] enerzijds en [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] anderzijds, veelal in of bij een (weg)restaurant, zoals “De Wegwijzer” te Watergang (door verdachten aangeduid als “aan het water” ), het La Place (weg)restaurant aan de Oorweg te Almere en brasserie Quality te Almere. Op diverse momenten is ook [medeverdachte 13] bij deze ontmoetingen aanwezig.
Verdachte heeft tijdens zijn politieverhoren bevestigd dat er gedurende een lange periode verschillende ontmoetingen zijn geweest met [medeverdachte 11], [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13]. [medeverdachte 13] was volgens verdachte de klant voor het eindproduct. Tijdens deze ontmoetingen werden de ontwikkelingen in het traject Pakistan - Australië besproken. Voorts hebben er in de periode van mei-juli 2007 tijdens deze ontmoetingen ook diverse betalingen plaatsgevonden, tot een totaal van € 180.000,=. “Dit bedrag is in drie keer betaald en in alle gevallen lag het bedrag al klaar in een tasje of iets dergelijks. [medeverdachte 10] pakte, vanwege de veiligheid, altijd dat tasje en in de auto namen wij het door, nam ik het in ontvangst en thuis legde ik het in de kluis,” aldus verdachte. [medeverdachte 13] was volgens verdachte één keer bij deze betalingen aanwezig. Over de ontmoeting op 24 januari 2008 tussen hemzelf, [medeverdachte 10], [medeverdachte 11], [medeverdachte 12] en [medeverdachte 13] heeft verdachte verklaard, dat toen is besproken dat er problemen waren geweest met de levering van de efedrine, maar dat we de zaak nu verder konden laten gaan.
Proefpakketten en -container(s)
In een telefoongesprek van 1 juni 2007 tussen verdachte en [medeverdachte 10] wordt erover gesproken dat in het traject “die ander” (de rechtbank begrijpt, gezien het dossier: [medeverdachte 13] ) eerst een proefzending wil hebben. Verdachte zegt in datzelfde gesprek dat dit zou betekenen dat wij eerst naar het Midden Oosten moeten, (daar) allerlei dingen moeten regelen en dan terug moeten. Uit onderzoek van de Nationale Recherche is gebleken dat verdachte en [medeverdachte 16] begin juni 2007 in Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) hebben verbleven. Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 16] in Dubai uit naam van MDL Food een of twee sample pakketten naar BJS Fine Foods heeft/hebben verstuurd. Bij dit/deze proefpakket(ten) ging het erom of het ontvangende bedrijf van deze producten in staat was om deze producten te kunnen en mogen ontvangen, aldus verdachte. Op 14 juni 2007 is door de Nationale Recherche informatie uit Australië ontvangen, inhoudende dat (aldaar) twee post-pakketten waren onderschept, welke waren verstuurd vanuit Dubai. De pakketten waren geadresseerd aan BJS Fine Foods, ter attentie van [medeverdachte 19] (Managing Director), en de afzender betrof telkens MDL Foods and Services India te Delhi (India). Beide pakketten bevatten diverse voedselproducten, waaronder kokosnoot melkpoeder, gedehydrateerde kokosnoot, (citroen)zout en kokosnoot melk. Na de controle is de inhoud teruggestopt in de pakketten en zijn deze weer in het postsysteem geplaatst. Tijdens een telefoongesprek van 17 juni 2007 tussen verdachte en [medeverdachte 16] wordt door verdachte gemeld dat hij het bericht heeft gekregen dat “onze verzonden monsters” zijn aangekomen en dat ze er erg blij mee waren.
Verdachte heeft verklaard dat het gesprek met [medeverdachte 11] op 1 juni 2007 in La Place te Almere erover ging dat de klant, [medeverdachte 13], eerst een proefcontainer gestuurd wilde hebben vanuit Karachi naar BJS Fine Foods te Sydney om daarmee te zien of BJS ([medeverdachte 19]) zijn zaken goed geregeld had. Hiervoor is reeds vermeld dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de eerste containers naar Australië een “reguliere handel” zouden bevatten.
Uit een proces-verbaal van bevindingen van de politie blijkt – in dit verband – dat door de Australische autoriteiten strenge eisen worden gesteld ten aanzien van de invoer van onder andere voedselproducten. Dit proces-verbaal houdt verder in, waarbij reeds melding wordt gemaakt van het eerste transport van een container van Australië naar Pakistan:
“Indien een nieuwe vervoerder buiten Australië zich meldt bij de Australische autoriteiten met het verzoek tot import van voedsel en planten alsmede producten daarvan, wordt daarop door deze binnen 10 tot 15 dagen beslist. Voorwaarde voor de invoer is dat in het land van uitvoer door Australische inspecteurs ter plaatse op de laadplaats/plaats van vertrek een controle wordt uitgevoerd. De eerste twee ladingen, zeker van een nieuwe vervoerder/aanbieder, worden streng gecontroleerd. Vooral wordt gekeken naar de verpakking van het product, vervoerswijze, hygiëne, eventueel ongedierte etc. Binnen het onderzoek Mayer bleek de controle in het exporterende land, in dit geval Pakistan, op de laadplaats van de container in het drooghok in Lahore te zijn. Uit de onderschepte fax van Elegant Hosiery Ltd d.d. 30 augustus 2007 (…) blijkt dat naar deze procedure verwezen wordt waarbij de Australische douaneautoriteit de firma, de fabriek, de goederen en de container heeft gecontroleerd. (…)
Naast de gebruikelijke documenten voor verscheping zoals Bill of Lading, Packing List (Paklijst), proforma invoice (factuur), commercial invoice (factuur), en Certificate of Origin (Certificaat van origine, product uit Pakistan) zijn ook een certificate of fumigation container (certificaat van ontsmetting/zuivering) en een phytosanitary certificate (gezondheidscertificaat) verplicht. (…) Deze documenten die bij het transport van 18 ton witte rijst van Karachi via Singapore naar Sydney horen , zijn aangetroffen op een USB-stick bij de verdachte [verdachte] (…). (…)
Ten aanzien van de verpakking kunnen aanvullende eisen gesteld worden door nationale autoriteiten. Uit het gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 8] (…) blijkt dat houten pallets niet gebruikt mogen worden (in verband met mogelijk in hout aanwezige insecten/ongedierte) en dat [medeverdachte 8] (…) aangeeft dat het op plastic pallets (…) (zal worden geplaatst). Ook het verpakken van een product (hier witte rijst) kent bijzondere voorschriften die per land kunnen verschillen.”
Voor zover in dit proces-verbaal conclusies zijn getrokken, neemt de rechtbank die over en maakt zij die tot de hare.
In een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] op 6 september 2007, tijdens welk gesprek bij verdachte op de achtergrond ook [medeverdachte 10] is te horen, geeft verdachte [medeverdachte 2] aan dat hij het al in de tweede wil doen. Verdachte wil niet wachten tot de derde. “(…) daar hebben we het al over gehad, dat doen we niet, dat eh… want je weet nooit hoelang de derde gaat duren. Als het in de tweede kan dan doen we het in de tweede”, aldus verdachte. [medeverdachte 2] zegt: “Oke prima”.
Faxen
Op verschillende momenten tijdens de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2008 zijn vanuit Nederland, veelal vanuit een belhuis in Amsterdam Noord (belhuis Tara) faxen verstuurd naar zowel Pakistan als Australië, waaronder de al genoemde fax van 14 mei 2007.
Op 5 juli 2007 zijn door [medeverdachte 1] twee faxen verstuurd. De eerste fax is verstuurd naar [medeverdachte 8], die op dat moment in Pakistan verblijft. Het betreft een fax met informatie en zaken die geregeld moeten worden. In deze fax wordt gesproken over, betalingen, het gereed maken van drie verzendingen, alle containers die dezelfde producten moeten bevatten en dat de producten bekend zijn. Voorts worden in deze fax de regels dan wel eisen weergegeven waaraan, bij de verzendingen, moet zijn voldaan. De fax begint met de mededeling dat “Bob” ([medeverdachte 2]) op 10 juli 2007 naar [medeverdachte 8] toekomt en eindigt ermee dat contact wordt gehouden met Bob. Verdachte heeft over deze fax verklaard, dat hij deze heeft opgesteld en dat deze “namens ons” door [medeverdachte 1] is verzonden. De fax houdt volgens verdachte een bevestiging in van de afspraken die hij en [medeverdachte 10] al eerder, in persoon, in Amsterdam, met [medeverdachte 8] hadden gemaakt. [medeverdachte 2] had gemeld dat [medeverdachte 8] een aantal afspraken niet of niet goed geregeld had.
De tweede fax is verstuurd aan BJS Fine Foods, ter attentie van meergenoemde [medeverdachte 19]. In deze fax, verstuurd namens MDL Food & Services India, vertegenwoordigd door [alias 3] en [alias 4], wordt gemeld dat de eerste proefzending met producten (waaronder rijst), in een container (20 feet), klaarstaat voor verzending. Er zijn drie verzendingen in voorbereiding. Verder wordt in de fax de wijze van betaling en levering van de goederen omschreven. Over deze fax heeft verdachte gezegd dat deze informatie geeft aan BJS Fine Foods over de producten en het tijdschema.
Op 21 juli 2007 is wederom een fax met informatie en zaken die geregeld moeten worden, verstuurd naar [medeverdachte 8] in Pakistan. In de fax worden onder andere verschillende (geld-)bedragen genoemd. , In een telefoongesprek op 20 juli 2007 – waarin wordt gesproken over verpakkingen en pallets – zegt verdachte tegen [medeverdachte 2]: “oke oke, ik heb het zo geregeld, ik stuur morgen een fax met alles er op wat we besproken hebben hoe we het doen, de planningen, alles, die fax wordt morgen opgestuurd naar dat nummer wat toen is opgegeven, dat regelt die “ouwe” en dat gaat jouw kant op (…)”. In een telefoongesprek op 21 juli 2007 – op een tijdstip gelegen na het versturen van de fax – zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2]: “ik heb alles verstuurd en jou een mail gestuurd (…)”. Verdachte is bij de politie met genoemde fax geconfronteerd en heeft daarover verklaard, dat het bovenste gedeelte van deze fax gaat over de betaling van de 300 kilogram efedrine en dat de in deze fax genoemde € 12.000,= (volgens de fax bestemd voor de extra goederen) bestemd zou zijn voor de rijst. Voor de rest worden er in de fax “door ons” nog wat bevestigingen betreffende de verpakkingen en zo aan [medeverdachte 8] doorgegeven, aldus steeds verdachte in zijn politieverklaring.
Na een eerdere fax op 18 juli 2007, verstuurd door MDL Food & Services India, vertegenwoordigd door [alias 4] wordt ook op 5 september 2007 een fax (met bijlagen) verstuurd naar BJS Fine Foods ([medeverdachte 19]) in Australië. Gelet op de inhoud van een telefoongesprek eerder op die dag, tussen verdachte en [medeverdachte 10], moet deze fax zijn verstuurd door verdachte en/of [medeverdachte 10]. Op de fax is vermeld dat deze afkomstig is van Elegant Hosiery Ltd, hiervoor reeds genoemd. Deze fax houdt in dat dit bedrijf door MDL Food is benoemd als leverancier voor de export van rijst naar Australië. Voorts bevat de fax mededelingen aangaande de vertraging bij de verzending van de eerste container en de planning ten aanzien van de verzendingen van de tweede en de derde container. De fax bevat verder een aantal bijlagen, waaronder een factuur, een inklaringsformulier en foto’s van de verpakkingen, betreffende de rijst. In de fax wordt vermeld dat de zogeheten Bill of Lading van de eerste container, na ontvangst daarvan door Elegant Hosiery Ltd, onmiddellijk zal worden toegestuurd. Dat laatste is gebeurd op 8 september 2008. Van de Australian Federal Police is namelijk informatie ontvangen, dat zij op die datum een faxbericht hebben onderschept, verzonden vanaf een faxnummer in Almere naar het faxnummer van BJS Fine Foods in Australië. Het faxbericht betreft de verzending van de “20 container” en heeft als bijlage een afschrift van de “Bill of Lading”, waaruit moet worden afgeleid dat de lading op 5 september 2007 aan boord is gegaan.
Ten aanzien van de fax van 5 september 2007 heeft verdachte verklaard, dat dit een fax aan BJS betrof, met kopieën die hij van [medeverdachte 8] had gekregen betreffende de eerste container; alleen de Bill of Lading ontbrak. Over de fax van 8 september 2007 heeft verdachte verklaard, dat dit de Bill of Lading betreft, en een schrijven op briefpapier van Elegant Hosiery, betreffende het vertrek van de eerste container. Elegant is de exporteur, het bedrijf van genoemde [betrokkene 8] dan wel het bedrijf dat hij gebruikt, aldus verdachte.
Ontwikkelingen
Op 9 september 2007 is de eerste container, met alleen rijst, vertrokken naar Australië, alwaar deze op 4 oktober 2007 is aangekomen. Naast hetgeen hiervoor reeds is weergegeven, hebben er regelmatig contacten plaatsgevonden tussen de verdachten in het onderzoek Mayer, de personen in Pakistan (de leveranciers dan wel tussenpersonen) en/of de personen in Australië (de uiteindelijke afnemers dan wel tussenpersonen), waarbij over het traject Pakistan-Australië is (moet zijn) gesproken. Door de Nationale Recherche zijn veel van deze contacten in het dossier geverbaliseerd.
Zonder volledig te zijn, wijst de rechtbank in dit verband met name op een aantal telefoongesprekken, waarin wordt gesproken over: de fabriek en de spullen, de containers en de inkoop, ontmoetingen met tevreden klant(en), andere containers en nieuwe faxen, een factuur voor de zending, voor de containers, de wijze van betaling van de goederen, de betalingen voor [medeverdachte 8], rijst voor (de handel voor) erbij, voor de dekmantel, een certificaat van de fabrikant, het gedrag van [betrokkene 8], de namen van de boten en de Bill of Lading , het product, pakkinglijsten, verpakkingen en dat het niet uitmaakt wat “we” sturen, die 300 (de rechtbank begrijpt: de 300 kilogram (pseudo-)efedrine) en de vertraging, maar dat het verder in kannen en kruiken is.
Verdachte, [medeverdachte 10], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ontmoetten elkaar ook regelmatig in of bij de hiervoor al genoemde (weg)restaurants, bijvoorbeeld op 13 juni 2007 en op 9 juli 2007. Tijdens die laatste ontmoeting, in La Place te Almere, waarbij ook [medeverdachte 16] aanwezig was, treffen de vijf personen de “afluisterapparatuur” aan die in dat restaurant door de Nationale Recherche was geplaatst. Hierop verlaten de personen het restaurant, met de apparatuur. In een telefoongesprek later op die dag tussen verdachte en [medeverdachte 10] blijkt dat men zich toch wel zorgen maakt. Uit dit gesprek blijkt dat verdachte en [medeverdachte 10] hun auto’s hebben nagekeken en dat ze even wat voorzichtiger aan willen doen, ook al betwijfelen ze of de afluisterapparatuur voor hen was bedoeld omdat het zo klungelig is gedaan. Verdachte en [medeverdachte 10] bespreken verder of ze het (ook) aan de klanten moeten vertellen. Aan het einde van het gesprek zegt [medeverdachte 10] dat ze heel veel geluk hebben gehad, want dit vind je normaal gesproken nooit als je niet kijkt. “Vroeger, toen we pas daar gingen zitten, keek ik altijd onder de tafeltjes, weet je”, aldus [medeverdachte 10]. Verdachte heeft verklaard dat, naar hij heeft begrepen, de afluisterapparatuur uiteindelijk is vernietigd door [medeverdachte 10].
Over de rol van [medeverdachte 4] heeft verdachte verklaard dat hij over de gang van zaken rondom het traject Pakistan-Australië steeds contact heeft onderhouden met [medeverdachte 4]. Volgens verdachte zou dit blijken uit verschillende telefoongesprekken. In het dossier bevinden zich verschillende telefoongesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 4]. In een gesprek op 1 augustus 2007 zegt verdachte tegen [medeverdachte 4], dat het lekker loopt, dat het goed gaat, dat er wel een beetje vertraging was, maar dat het nu lekker is, en dat ze na het weekend moeten bijpraten. In een volgend gesprek op 28 augustus 2007 te 16.51 uur zegt verdachte tegen [medeverdachte 4] dat hij net een gesprek heeft gehad met de mensen van een project – verdachte heeft op 28 augustus 2007, omstreeks 16.00 uur, een ontmoeting gehad met [medeverdachte 11], [medeverdachte 12] en [medeverdachte 13] – dat er dingen geregeld moesten worden, zoals papieren, maar dat het top loopt.
Op 3 september 2007 probeert [medeverdachte 4] uit te bellen, maar hij krijgt degene die hij belt niet te pakken. Hij krijgt een voicemail, maar spreekt niets in. Omdat hij de telefoon niet uitzet, is een gedeelte te horen van een gesprek dat [medeverdachte 4] op dat moment voert met een onbekende man.
De onbekende man vraagt op een gegeven moment: “(…) maar hoe zit dat die efedrine?”, waarop [medeverdachte 4] antwoordt: “Ik zal wel even (…) maar eventueel, ik weet niet of je het nog wil, we hebben het al verschillende keren gedaan, maar iedere keer gezeik dat ze het niet af kunnen halen en weet ik allemaal, weet je. Ze moeten gewoon doen wat wij zeggen” en later: “Gewoon efedrine daar heen. Komt van een ander land en dan kan dat zo daar heen.” ,
Betalingen
Zoals hiervoor reeds is weergegeven, vonden tijdens de ontmoetingen met [medeverdachte 11], [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] in de periode van mei-juli 2007 diverse betalingen plaats, tot een totaalbedrag van € 180.000,=. Verdachte heeft verklaard dat zodra hij geld ontving, hij dit door wilde geven aan [medeverdachte 8], als zijnde de leverancier in het traject. [medeverdachte 8] had verschillende mogelijkheden om het geld in Pakistan te krijgen. Verdachte, [medeverdachte 10] en [medeverdachte 18] hebben – met het oog hierop – in wisselende samenstellingen, geld afgegeven bij een zogeheten wasserette in de Javastraat te Amsterdam (“underground banking”).
Dit is ook waargenomen door het observatieteam, bijvoorbeeld op 4 juli 2007 . Ook uit verschillende telefoongesprekken is op te maken dat er door verdachte geld werd overgemaakt naar Pakistan.
Verdachte heeft verklaard dat hij voor de reizen naar de Pakistan telkens de reis- en verblijfskosten van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 2] heeft betaald. Daarnaast heeft hij [medeverdachte 8], al in Amsterdam, een aanbetaling van € 50.000,= gedaan voor de goederen. Hiermee bedoelt verdachte: de container, de rijst, de efedrine, alles. Via de wasserette heeft verdachte hierop (aanvullende) betalingen aan [medeverdachte 8] gedaan. Wanneer de politie hem vervolgens voorhoudt dat zij dit underground banking noemen en of hij dan weet wat ze bedoelen, antwoordt verdachte: “Ik denk dat je daarmee bedoelt dat het geld niet via een regulier (circuit) wordt uitbetaald. Dat is logisch. Ik krijg het ook niet via een regulier circuit. Dat kan ook niet. Je krijgt geen factuur voor 300 efedrine.”
Op 18 september 2007 opent [medeverdachte 2], in opdracht van verdachte, bij de MCB Bank in de zogenoemde “free zone” in Karachi (Pakistan) een bankrekening op naam van Global Bizz, een door [medeverdachte 2] verzonnen naam. Deze rekening is bedoeld voor betalingen van BJS Fine Foods voor de rijst en de vervoerskosten voor de eerste container en de eventuele volgende containers, door middel van bankoverboeking. Over de wijze waarop die betalingen zouden moeten worden gedaan, hadden verdachte en [medeverdachte 16] al op 1 juli 2007 telefonisch overleg gevoerd. Verder was het de bedoeling dat ook verdachte zelf via deze rekening geld kon overmaken. Volgens [medeverdachte 2] was dat geld bestemd voor de betaling van het product, de grondstof, maar daarnaast ook om verblijfskosten ermee te betalen.
Op 4 en 15 oktober 2007 wordt/worden vanuit belhuis Tara in Amsterdam (een) fax(en) gestuurd op naam van Elegant Hosiery Ltd, gericht aan BJS Fine Foods, ter attentie van [medeverdachte 19], met het verzoek om de verschuldigde bedragen over te maken op de bankrekening ten name van onder andere Global Bizz te Pakistan. [medeverdachte 19] sms’t op 24 oktober 2007 aan verdachte dat hij 30 duizend dollar heeft overgemaakt en hij vraagt hem op de hoogte te houden. Uit een telefoongesprek op 31 oktober 2007 tussen verdachte en [medeverdachte 2] valt op te maken, dat er door [medeverdachte 19] een bedrag op de bankrekening is gestort.
Het vervolg van het traject: De tweede container
De tweede container en de nieuwe tussenpersoon: [medeverdachte 20]
Op 2 oktober 2007 bespreekt verdachte in twee telefoongesprekken met [betrokkene 8] de gang van zaken in Pakistan. In het eerste gesprek zegt [betrokkene 8] dat verdachte beter zelf kan komen, dan kan hij met eigen ogen zijn goederen, zijn rijst, zien. Verder zegt [betrokkene 8] dat hij op het laatste moment “het medicijn” neemt van die fabriek (de rechtbank begrijpt: de (pseudo-)efedrine) en dat erin doet. Gesproken wordt onder andere over de kwaliteit van “het medicijn”, de plaats van productie en een laboratoriumtest. In het tweede gesprek zegt [betrokkene 8], aanvullend, dat er al een container verstuurd is en hij en verdachte spreken in dit gesprek over de tweede zending en de termijn waarbinnen die kan worden gerealiseerd. Verdachte zegt in dit gesprek, dat hij zo nodig een plaats kan regelen waar “het medicijn” kan worden neergezet en dat hij over een bankrekening in Pakistan beschikt, via welke rekening betalingen kunnen worden gedaan. Verdachte heeft bevestigd dat hij met [betrokkene 8] over de efedrine heeft gesproken.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat de personen in Pakistan zeiden dat ze “het”, de grondstof, hadden en dat hij een monster ervan heeft gezien. De grondstof zou in een container met rijst, de deklading, worden verzonden. Volgens [betrokkene 8] ging het om een aantal tonnen rijst. Er werd gesproken over de originele verpakking, zakken rijst van 6 kilogram, die opengemaakt zouden worden en waar het spul dan bijgestopt zou worden. De container met het spul zou naar Australië moeten worden verzonden.
In de periode van september en oktober 2007 verslechtert de verstandhouding tussen [medeverdachte 18] en [medeverdachte 8] en verdachte. Dit blijkt uit diverse afgeluisterde telefoongesprekken. In een gesprek op 16 oktober 2007 beklaagt verdachte zich tegenover [medeverdachte 10] over het feit dat [medeverdachte 18] hem op de zakelijke telefoon heeft gebeld en gewoon het hele verhaal heeft verteld: “Die zegt de container staat daar en daar en die papieren moeten daar heen en het geld moet daar heen” en even later “Hij vertelt gewoon alles de plaatsen waar het staat (…) waar de container nu staat alles”. [medeverdachte 10] reageert door te zeggen: “Als we al afgeluisterd worden dan is het uh”, waarop verdachte zegt: “Dan is het nu bingo.” De problemen met [medeverdachte 18] en [medeverdachte 8] duren voort tot [medeverdachte 8] omstreeks 30 oktober 2007 in Pakistan overlijdt.
Na het overlijden van [medeverdachte 8] is [betrokkene 8] het contact in Pakistan. Via ene [betrokkene 9] – aan wie verdachte op 5 november 2007 had verteld, dat ze bij [medeverdachte 8] 300 stuks van de fabriek hadden besteld en dat hij van [betrokkene 8] had begrepen dat ze (de personen in Pakistan) deze 300 stuks hadden – komt verdachte echter in contact met [medeverdachte 20]. [medeverdachte 20] neemt op 19 november 2007 telefonisch contact op met verdachte. Tijdens het daaropvolgende telefoongesprek vertelt verdachte [medeverdachte 20] over het traject met [medeverdachte 8] en [betrokkene 8], de 300 stuks en het geld dat hij daarvoor en voor de containers naar Pakistan heeft overgeboekt. Bij de politie heeft verdachte verklaard, dat [medeverdachte 20] zichzelf introduceerde als een vriend van [medeverdachte 8] en dat [medeverdachte 20] aangaf hen te kunnen en te willen helpen met de contacten in Pakistan. Verdachte vond het prima dat [medeverdachte 20] als contactpersoon zou optreden.
Dat [medeverdachte 20] na het overlijden van [medeverdachte 8] de nieuwe tussenpersoon in Pakistan wordt, blijkt uit diverse telefoongesprekken. Uit de inhoud van deze gesprekken kan worden afgeleid dat [medeverdachte 20], de rijsthandelaar goed kent, contacten heeft gehad met [betrokkene 8], zegt dat hij betere spullen dan die van [betrokkene 8] kan regelen en – in het laatste gesprek van 6 januari 2008 – dat hij iemand anders dan [betrokkene 8] (de rechtbank begrijpt: een andere leverancier) heeft geregeld.
Uit een telefoongesprek op 16 januari 2008 tussen verdachte – die op dat moment samen met [medeverdachte 1] in Pakistan is – en [medeverdachte 10] blijkt dat verdachte zeer tevreden is over de nieuwe contactpersoon. Verdachte zegt in dit gesprek:
“(…) de contactpersoon hier dat is een topper (…) dat is een goede kerel, een goede commissionair, voor alle zaken, daar kunnen we heel goed mee door een bocht (…) die heb ook veel dingen opgepakt, we hebben al met de leverancier gesproken en uhh dat is gewoon een hele goede, die is veel beter dan de leverancier die we ook in Dubai hebben ontmoet (…) die is heel eerlijk, monsters was allemaal geen probleem, wordt allemaal geregeld (…) we zijn nu effe de lijnen opnieuw aan het herstellen (…) we hebben een nieuwe lijn, we hebben een nieuwe leverancier gevonden, ook nieuwe fabriek gevonden dus uhh, dat gaat allemaal wel lopen.”
Ontwikkelingen / Problemen
Totdat verdachte in contact komt met deze, door hem zo genoemde “nieuwe leverancier”, blijft hij, voornamelijk via [medeverdachte 2], zaken doen met [betrokkene 8]. De rol die [medeverdachte 2] vervult, is (kort gezegd) die van aanspreekpunt van verdachte in Pakistan, die van contactpersoon richting [betrokkene 8] en de Pakistanen en die van controleur en/of spreekbuis van verdachte. Deze rol komt naar voren in vele afgeluisterde telefoongesprekken tussen [medeverdachte 2] en verdachte, waarbij de rechtbank hier wijst op twee gesprekken van 3 oktober 2007, en een gesprek van 19 november 2007. In het laatste gesprek wordt verdachte boos op [medeverdachte 2], omdat hij niet, althans onvoldoende, de kwaliteit en de hoeveelheden van het product (de rechtbank begrijpt, in het licht van het voorgaande: de (pseudo) efedrine) in de gaten houdt en hem, verdachte, niet voldoende op de hoogte houdt. De inhoud van dit telefoongesprek koppelt verdachte vrijwel direct door aan [medeverdachte 1], en [medeverdachte 10].
De verstandhouding tussen verdachte en [medeverdachte 2] verslechtert en [medeverdachte 2] keert omstreeks 30 november 2007, op eigen initiatief, terug naar Nederland. Dat leidt uiteindelijk tot beëindiging van “de samenwerking” tussen verdachte en [medeverdachte 2]. Op 28 mei 2008, in een van zijn eerste verhoren, verklaart [medeverdachte 2] dat hij sinds een half jaar niet meer met verdachte om gaat.
Over de rol van verdachte in het onderhavige traject heeft [medeverdachte 2] verklaard: “De schepper, de baas, hij zwaaide de scepter. Hij was degene die aan de touwtjes trok, hij stuurde mij, [medeverdachte 1], [medeverdachte 18], [medeverdachte 8] aan en zorgde voor het geld. Hij gaf de instructies. [verdachte] regelde ook de klanten. Alles kwam bij [verdachte] vandaan. (…) Hij speelde de baas en wie de hoed op zet die pas hem. Ik betaal dus ik bepaal, dat zei [verdachte] altijd.”
Over de rol van [medeverdachte 1]: “Als ik [verdachte] niet te pakken kreeg dan belde ik [medeverdachte 1] en volgens mij heb ik ook [medeverdachte 10] nog wel eens gebeld. Hetzelfde als ik, (…). Ik was degene die op locatie ging en hij was degene die in Nederland bleef om met mij contact te onderhouden. [medeverdachte 1] was ook de man van de faxen. [verdachte] leverde die faxen keurig netjes in een mapje aan en [medeverdachte 1] ging dat dan faxen. Ik weet dat er in belwinkels gefaxt werd, eentje in Amsterdam-noord, (…).”
Over de rol van [medeverdachte 10]: “Als ik [medeverdachte 10] belde vroeg ik aan hem of hij kon zorgen of er contact met me werd opgenomen. Voor [medeverdachte 10] geldt hetzelfde als voor [medeverdachte 1]. (…)”
Naast de problemen met [medeverdachte 2], waren er ook problemen met de betalingen door de klant(en).
Op 19 december 2007 ontvangt de Nationale Recherche informatie uit Australië, inhoudende dat daar telefoongesprekken zijn onderschept tussen [medeverdachte 19] en [medeverdachte 16]. In de gesprekken vraagt [medeverdachte 16] in opdracht van ene Rashid hoeveel Bill [medeverdachte 19] heeft overgemaakt. [medeverdachte 19] antwoordt dat hij al $ 60.000,= heeft betaald en pas één container heeft ontvangen. Verder worden in de gesprekken de problemen met de laatste container besproken. Uit een in Nederland afgeluisterd telefoongesprek van 19 december 2007 volgt dat [medeverdachte 16] verdachte informeert over zijn contact met [medeverdachte 19]. Verdachte heeft hierover verklaard dat [medeverdachte 16] voor hen ging uitzoeken hoe het zat met de betaling uit Australië.
Uit een eerder telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 19] van 20 november 2007 bleek al dat [medeverdachte 16] vanaf dat moment de voornaamste contactpersoon voor [medeverdachte 19] wordt. Bij de politie heeft [medeverdachte 16] verklaard dat hij contacten heeft gehad met BJS Fine Foods en [medeverdachte 19] en ook: “In de periode van de contacten met Pakistan en Australië in 2007/2008 tussen [verdachte] en mij wist ik dat het in feite ging om een transport van de stof (pseudo-)efedrine die verborgen zou worden in een deklading.”
Reizen naar Pakistan en verdere ontwikkelingen
Samen met [medeverdachte 1] is verdachte begin januari 2008 naar Pakistan gegaan. Verdachte heeft over deze reis verklaard dat, om verdere vertraging te voorkomen en de druk van de klant weg te nemen, “ze” hadden besloten zelf naar Pakistan te gaan om aldaar poolshoogte te nemen. Verdachte kon dan [medeverdachte 20] ontmoeten en nagaan, of [betrokkene 8] de bestelling van de 300 efedrine werkelijk had geregeld. Verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 1], na hun aankomst in Pakistan, [medeverdachte 20] en [betrokkene 9] hebben ontmoet – hetgeen door [medeverdachte 1] wordt bevestigd – en dat met [betrokkene 9] de afspraak werd gemaakt, dat hij het traject zou “controleren”.
Gelet hierop, alsmede gelet op de, hieronder nog te noemen, latere verklaring van verdachte over (de rol van) [betrokkene 9], gaat de rechtbank ervan uit dat in het hiervoor aangehaalde telefoongesprek van 16 januari 2008 tussen verdachte en [medeverdachte 10] met “de nieuwe leverancier” deze [betrokkene 9] wordt bedoeld.
Op 21 januari 2008, na terugkomst van verdachte en [medeverdachte 1] in Nederland, wordt vanuit het belhuis Tara in Amsterdam een fax verstuurd. Als bijlage bij die fax is een zogenoemd testcertificaat betreffende (pseudo-)efedrine gevoegd: “Quality Control Laboratory, Certificate of Analyse, Pseudoephedrine Hydrochloride”. Uit een aantal telefoongesprekken op 21 januari 2008 en ook een observatie, volgt dat deze fax is gemaakt door verdachte en is verstuurd door [medeverdachte 1]. Het nummer waar de fax naartoe wordt gestuurd, is een nummer dat verdachte van [medeverdachte 20] heeft doorgekregen. Verdachte had [medeverdachte 20] gezegd dat hij [betrokkene 9] een certificaat moet faxen.
Op 23 januari 2008 informeert [medeverdachte 1] bij verdachte of de faxen nog waren aangekomen. Verdachte zegt van ja, maar dat hij [medeverdachte 20] er nog over zal bellen.
Op 30 januari 2008 belt verdachte met [medeverdachte 20]. Verdachte vraagt [medeverdachte 20] of hij, een derde persoon, het certificaat heeft ontvangen. [medeverdachte 20] zegt ja. Verdachte zegt daarop dat hij, die derde, moet testen of het volgens het certificaat is. [medeverdachte 20] zegt dat hij dat gaat doen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij dit testcertificaat destijds had gekregen van [medeverdachte 3]. “Dit certificaat had ten doel om de product kwaliteit te garanderen en dat [betrokkene 9] in Pakistan wist waaraan het product moest voldoen”, aldus verdachte.
Tijdens de doorzoekingen op de verblijfsadressen van de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 12] zijn kopieën van het hier bedoelde testcertificaat aangetroffen. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij tijdens een van zijn verblijven in Pakistan dit testcertificaat bij [medeverdachte 8] heeft gezien en dat hij er toen een kopie van heeft gemaakt.
Zoals hiervoor reeds is weergegeven vond op 24 januari 2008 een ontmoeting plaats tussen verdachte, [medeverdachte 10], [medeverdachte 11], [medeverdachte 12] en [medeverdachte 13], tijdens welke ontmoeting is besproken dat er problemen waren geweest met de levering van de efedrine, maar dat de zaak nu verder kon.
Op 30 januari 2008 stuurt verdachte de volgende sms naar [medeverdachte 10]: “Morgen 10.00 uur trui in centrum”. Op 31 januari 2008 om 10.27 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 4]. Verdachte zegt in dit gesprek tegen [medeverdachte 4], dat ze in bespreking zitten, dat ze dingetjes moeten regelen en dat [medeverdachte 4] misschien kan helpen. Vervolgens komt [medeverdachte 11] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 11]) aan de lijn. [medeverdachte 11] vraagt [medeverdachte 4] of hij kan helpen, zodat ze “aan het einde van de rit allemaal weer vrolijk zijn”. Uit latere telefoongesprekken tussen verdachte, [medeverdachte 11] en [medeverdachte 10] blijkt overigens dat [medeverdachte 4] kennelijk niet geholpen.
Verdachte heeft hierover verklaard dat er extra geld nodig was voor de tweede container, dat betaald moest worden aan [betrokkene 9]. Verdachte en [medeverdachte 10] hadden [medeverdachte 11] gevraagd of hij en/of [medeverdachte 13] konden bijdragen. [medeverdachte 11] had daarop gezegd dat [medeverdachte 4] dan maar over de brug moest komen, waarop verdachte met [medeverdachte 4] had gebeld en [medeverdachte 11] het gesprek had overgenomen.
Op 8 februari 2008 wordt gezien dat verdachte in Vlaardingen aankomt en daar een onbekende man ontmoet. Zij stappen samen in de auto van verdachte. Vervolgens vindt een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 20]. Verdachte zegt, dat hij nu bij “hem” is en dat hij “hem” nu het geld geeft. De hoorn wordt vervolgens door verdachte doorgegeven aan de onbekende man die zich “[betrokkene 10]” noemt. [betrokkene 10] maakt met [medeverdachte 20] afspraken over een betaling. [medeverdachte 20] zegt dat het geld voor [betrokkene 9] is. [medeverdachte 20] zegt verder: “ja, hij zal u vijf geven, vijf.” [betrokkene 10] antwoordt: “het is goed, als hij vijf geeft dan geef ik je ook vijf in Pakistan.” Daarna komt verdachte weer aan de lijn. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op aanwijzingen van [medeverdachte 20] in Vlaardingen aan ene [betrokkene 10] geld heeft gegeven, dat bestemd was voor [betrokkene 9]. Op 10 februari 2008 zegt [medeverdachte 20] in een telefoongesprek tegen verdachte: “wij heb hem afbetaald vandaag, hij heeft mij net gebeld en hij heeft zijn geld gehad” (…) “en hij gaat overmorgen een beetje afgeven” (…) “en dan gaan we verder”. In een volgend telefoongesprek van 10 februari 2008 zegt [medeverdachte 20] tegen verdachte, dat de container klaar wordt gemaakt.
Op 16 februari 2008 reizen verdachte en [medeverdachte 1] opnieuw naar Pakistan. , Verdachte heeft over dit bezoek verklaard dat het doel was om te kijken of [betrokkene 9] ook werkelijk had geregeld wat hij had voorgesteld en beloofd. [betrokkene 9] vertelde tijdens het bezoek dat hij de rijstfabrikant en de exporteur had verzorgd, de verpakkingen had laten bedrukken en dat hij de efedrine vanuit Karachi in Islamabad zou ontvangen. [betrokkene 9] gaf wel aan dat hij niet uitkwam met het geld; zijn kosten waren hoger. [betrokkene 9] zag als “oplossing” dat hij een extra hoeveelheid van 300 kilogram efedrine op kredietbasis bij de zending zou doen, omdat dan de winst interessanter zou zijn. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat tijdens hun tweede bezoek aan Pakistan, hij en verdachte niet alleen [betrokkene 9], maar ook [medeverdachte 20], hebben ontmoet. Verdachte belt op 19 februari 2008 vanuit Pakistan met [medeverdachte 10]. Hij geeft [medeverdachte 10] een update over het traject en zegt onder meer, dat hij de proef en de monsters gaat opsturen.
Na terugkomst in Nederland heeft verdachte op 21 februari 2008 telefonisch contact met [medeverdachte 10] over de (extra) 300 op krediet en dat het nu (dus) om 600 gaat. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 10] begreep dat het hier om de efedrine ging. Verder heeft verdachte verklaard dat hij het ook naar de klant en opdrachtgever [medeverdachte 13] heeft teruggekoppeld en dat die akkoord ging.
Op 26 februari 2008 ontvangt de Nationale Recherche de informatie dat op diezelfde dag in Australië, op het huisadres van [medeverdachte 19] een faxbericht is ontvangen, verzonden vanaf een telefoonnummer dat toebehoort aan een belhuis in Hoorn. De fax is gericht aan [medeverdachte 19] en ondertekend door “[alias 4]” (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ). De tweede pagina van de fax is een zogenaamde print screen van een emailbericht van 20 februari 2008, gericht aan BJS Fine Foods, ter attentie van [medeverdachte 19], afkomstig van MDL Food Dubai FZE. Hierin is vermeld, dat de container die al twee maanden eerder stond gepland, nu gereed is voor vertrek. De nieuwe fabriek zal de “Bill of Lading” sturen en de originele documenten, zodra de zaken zijn afgehandeld en de zending is vertrokken. Een kopie van deze email is aangetroffen tijdens de doorzoeking op het verblijfsadres van verdachte [medeverdachte 12]. De derde en vierde pagina van de fax zijn ook “print screen-afdrukken” van een email van 20 februari 2008. De email is afkomstig van MDL Food, vertegenwoordigd door “[alias 4]” en gericht aan BJS Fine Foods, ter attentie van [medeverdachte 19]. In deze email wordt melding gemaakt van de verzending van een voorbeelddoos met nieuwe producten vanuit Pakistan. De heer [alias 3] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) wordt aangewezen als de contactpersoon voor eventuele vragen. , [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij deze fax heeft verstuurd voor verdachte. Verdachte heeft bij de politie de emailberichten herkend als de berichten die hij heeft opgesteld.
Op 7 maart 2008 sms’t verdachte aan [medeverdachte 19] het volgende bericht: “Did you receive the sample parcel from the factory? Greetings [alias 3].” [medeverdachte 19] antwoordt per sms: “I sent u an email confirming that and asked you for pricing.”
Op 12 maart 2008 wordt [medeverdachte 4], in verband met een andere strafzaak, aangehouden.
Op 22 maart 2008 ontvangt verdachte op de vaste aansluiting van zijn woonadres twee faxen, verstuurd vanuit Pakistan. De faxen bestaan uit een kopie van een factuur van M/S Malik & Sons betreffende de verzending van een container rijst van Karachi naar Australië, met daarbij een opdrachtcoupon, en een handgeschreven tekst in de Engelse taal, ondertekend met de naam [betrokkene 9]. [betrokkene 9] maakt zijn excuses voor de opgetreden vertraging, deelt mede dat de boot binnenkort gaat vertrekken en verzoekt de druk op hem niet op te voeren. De opdrachtcoupon vermeldt als de verwachte verzenddatum van de lading rijst: 26 maart 2008.
Over “de druk” heeft verdachte verklaard, dat hij, [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1] sterk het gevoel hadden dat het voor [medeverdachte 13] heel belangrijk werd dat de tweede container snel geleverd ging worden. Over vermelde faxen heeft verdachte verklaard dat deze faxen - voor hem - betekenden dat de goederen van de tweede container gereed waren en dat het schip en de verzending door [betrokkene 9] waren geboekt. Beide faxen bevatten geen Bill of Lading, maar vermeldden wel de verschepingsdetails.
Op 22 maart 2008 om 16.52 uur vindt er een telefoongesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 11]. Zij spreken af elkaar over 10 minuten op “het hoekje” te zien.
Om 17.36 uur die dag sms’t [medeverdachte 20] verdachte het volgende: “De boat is nog niet aan gekomen 25 st komt benin s’nachts wordt ingeladen dan komtop de lijst 26st vertrekt maar hij gaat morgen na cheken dan geve ik do”.
Na deze sms, om 18.28 uur die dag, zegt verdachte in een telefoongesprek tegen [medeverdachte 11]: “hé ik had nog even na gevraagd voor die vakantie voor die vlucht weet je wel wat me nog niet duidelijk was, maar hij belde me net terug het is zo dat hij alleen maar gestopt heeft hij is dus al vol er is bijgegaan”. [medeverdachte 11] zegt: “Oké”. Verdachte heeft over dit telefoongesprek verklaard dat hij [medeverdachte 11] – aan wie hij een kopie van de telefax met de verschepingsdetails had gegeven – via een verhaal over een vakantievlucht doorgaf dat de container nog niet vertrokken was, maar dat alles op de rails stond. Uiteindelijk is de tweede container op 30 maart 2008 vertrokken richting Singapore.
Ontmoeting in Dubai
Van 28 maart 2008 tot en met 2 april 2008 zijn verdachte en [medeverdachte 16] samen in Dubai. Verdachte heeft over deze reis verklaard dat [betrokkene 9], samen met [medeverdachte 20], naar hen toe zou komen om de originele Bill of Lading af te geven. [betrokkene 9] gaf echter alleen de eerste pagina van de Bill of Lading. De rest van de papieren lag volgens [betrokkene 9] nog in Pakistan. Verdachte heeft verklaard dat hij toen meer het gevoel kreeg dat – anders dan was afgesproken – er geen efedrine in de tweede container aanwezig was.
[betrokkene 9] en [medeverdachte 20] waren overigens met vertraging in Dubai gearriveerd. Verdachte had dit doorgegeven aan [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1]. Op 30 maart 2008 heeft hij een sms verstuurd naar zijn eigen nummer – dat op dat moment klaarblijkelijk bij [medeverdachte 10] in gebruik is – waarin hij zegt: “Onze klanten komen morgen avond pas aan. Hadden vertraging met visa. Zeggen dat alles goed is en ze alles meenemen. Moeten dus nog even wachten. Zeg ook even tegen [medeverdachte 1]. Groeten [medeverdachte 16] en [verdachte].”
Laatste ontwikkelingen
Op 7 april 2008 vindt er in Amsterdam een ontmoeting plaats tussen [medeverdachte 20], [medeverdachte 1], [medeverdachte 10] en verdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat ze met [medeverdachte 20] hebben gesproken over een persoon in Pakistan. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 20] aan [medeverdachte 10] werd voorgesteld en dat werd afgesproken dat [medeverdachte 20] het contact zou onderhouden met [betrokkene 9]. Verdachte heeft de ontmoeting van 7 april 2008 op diezelfde dag doorgekoppeld aan [medeverdachte 16].
Op of omstreeks 13 april 2008 is de tweede container aangekomen in Singapore. De container is daar overgeladen op het schip “The Sinotrans Shanghai”. Dit schip is op of omstreeks 16 april 2008 naar Sydney (Australië) vertrokken, waar het op 26 april 2008 is aangekomen. Op 27 april 2008 werd de container van boord geladen en op het douaneterrein geplaatst.
Zonder een (volledige) Bill of Lading kan de container echter niet (door BJS Fine Foods dan wel [medeverdachte 19]) worden ingeklaard. Er is dan ook alles in het werk gesteld om deze bill alsnog te verkrijgen. Verdachte heeft verklaard dat hij diverse gesprekken heeft gevoerd met [medeverdachte 20] en [betrokkene 9]. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij, [medeverdachte 10] en [medeverdachte 1] ook regelmatig contact hebben gehad met [medeverdachte 13] – vanaf een bepaald moment enkel via [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] – tijdens welke contacten de problemen werden besproken en naar oplossingen werd gezocht. Uiteindelijk besluit [medeverdachte 13] het probleem op te lossen.
Op 28 mei 2008 – de dag van hun aanhoudingen – vindt er een ontmoeting plaats tussen verdachte, [medeverdachte 10], [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12]. Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 12] tijdens deze ontmoeting vertelde dat [medeverdachte 13] bericht had, dat er een klein oponthoud was geweest, maar dat alles verder in orde was. Omstreeks diezelfde dag is, blijkens informatie van de Australische autoriteiten, de container onder controle van [medeverdachte 19] gekomen. De goederen uit de container zijn uiteindelijk in beslag genomen en onderzocht. Het bleek te gaan om 537 zakken rijst van (in totaal) ongeveer 18 ton. Er werd geen fysiek / forensisch bewijs gevonden dat er precursors of illegale drugs in de rijstzakken verborgen zaten. ,
Nadere overwegingen omtrent het product (pseudo-)efedrine, de bestemming daarvan in deze strafzaak en het opzet van de verdachten daarop
In het voorgaande is het transport (pseudo-)efedrine, zoals dat in het dossier besproken is, aan de orde geweest. Aangezien ten laste is gelegd dat deze (pseudo-)efedrine bestemd was als grondstof voor de vervaardiging van metamfetamine, ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag met welke bestemming deze (pseudo-)efedrine blijkens het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is dan wel zou worden vervoerd, en in hoeverre verdachtes opzet daarop gericht was ten tijde van (de voorbereiding van) die transporten.
Wat is (pseudo-)efedrine?
Efedrine en pseudo-efedrine zijn stoffen die staan vermeld op bijlage I bij EG-verordening 273/2004 inzake drugsprecursoren en de bijlage bij EG-verordening 111/2005 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Gemeenschap en derde landen in drugsprecursoren. In de Nederlandse Wet voorkoming misbruik chemicaliën wordt naar beide verordeningen verwezen.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft over beide stoffen een rapport uitgebracht.
Efedrine is een zogenaamd sympathicomimeticum, dat wil zeggen een geneesmiddel met een stimulerende invloed op de werking van een bepaald deel van het autonome zenuwstelsel. De stof verwijdt onder andere de bronchiën, verhoogt de bloeddruk en vermindert de zwelling van het neusslijmvlies. Het werd in combinatiepreparaten toegepast bij hoest; vanwege de bijwerkingen en de mogelijke alternatieven is deze toepassing niet meer in gebruik. Efedrine is in Nederland een geregistreerd geneesmiddel voor de behandeling van bronchospasmen, in het bijzonder bij astma en voor de behandeling van bepaalde vormen van lage bloeddruk. Efedrine bevattende preparaten zijn ook in de handel geweest als afslankmiddel; het werd onder andere als efedra aangeboden in de vorm van capsules, tabletten en kruidenmengsels. Efedrine bevattende preparaten mogen niet meer in de vrije handel verkocht worden.
Pseudo-efedrine werd in Nederland in het legale/farmaceutisch circuit gebruikt als middel tegen een verstopte neus: het is een middel dat vaatvernauwend werkt en daardoor het neusslijmvlies doet slinken. Het middel is in Nederland niet (meer) geregistreerd als geneesmiddel. In andere landen (bijvoorbeeld de Verenigde Staten en België) wordt pseudo-efedrine nog wel toegepast in middelen die een verstopte neus tegengaan.
Zowel efedrine als pseudo-efedrine kan gebruikt worden als grondstof voor de vervaardiging van metamfetamine. Pseudo-efedrine kan daarnaast ook zelfstandig worden gebruikt. Het gebruik van efedrine als grondstof voor metamfetamine is vooral bekend uit de Verenigde Staten, diverse Aziatische landen en Australië; gebruik in Europa is – op Tsjechië na – weinig voorgekomen. In Nederland is het gebruik van efedrine als grondstof voor metamfetamine in de afgelopen decennia zeer incidenteel gezien. Efedrine en pseudo-efedrine kunnen op verschillende manieren omgezet worden in metamfetamine; afhankelijk van de gevolgde methode ligt de opbrengst hiervan tussen 47 en 76% op gewichtsbasis.
Metamfetamine wordt incidenteel in tabletvorm of als poeder ter onderzoek aan het NFI aangeboden.
Metamfetamine is vermeld op lijst I van de Opiumwet.
Illegale bestemming
Op grond van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën in samenhang met de EG-verordeningen 273/2004 en 111/2005 is sinds 7 december 2005 voor de handel in, en het vervoer van, efedrine en pseudo-efedrine binnen de Europese Gemeenschap een vergunning vereist. Noch verdachte noch een van zijn medeverdachten beschikte ten aanzien van de bovenvermelde transporten over een dergelijke vergunning.
Uit de besproken zaaksdossiers blijkt dat de groep rondom verdachte over de telefoon veelvuldig in verhullende taal sprak en dat men verontwaardigd reageerde als iemand dat (al dan niet opzettelijk) niet deed. Tekenend is in dit verband het telefoongesprek (in zaaksdossier B-12) tussen verdachte en [medeverdachte 10] op 16 oktober 2007, waarin wordt gesproken over [medeverdachte 18], die het hele verhaal over de telefoon vertelt en dat als ze nu afgeluisterd worden, het bingo is. [medeverdachte 14] verklaarde over deze wijze van communiceren: “De telefoongesprekken die ik met [verdachte] voerde, gingen in versluierd taalgebruik. Daar hebben wij ooit afspraken over gemaakt. Op het moment dat er over illegale zaken gesproken werd, zouden (…) geen namen van contacten en dergelijke worden genoemd.”
Daarnaast komt op verschillende momenten in het dossier naar voren dat met name [medeverdachte 1] zorgt voor andere telefoonnummers voor de verdachten in de groep, bijvoorbeeld na de inbeslagname van de partij van ongeveer 92 kilogram in Antwerpen (zaaksdossier B-03). [medeverdachte 14] verklaarde in dit verband: “Ik weet dat er regelmatig gewisseld werd van telefoonnummers door [verdachte]. Ik zag die telefoonkaarten regelmatig liggen in huis.” Op de vraag, waarom dit gebeurde, antwoordde [medeverdachte 14]: “Ik denk voor de veiligheid. Anderen uit het milieu mogen nummers soms niet weten. Het kan ook zijn dat sommige mensen bekend zijn bij de politie. Ik denk hierbij aan [medeverdachte 2]. Hij was destijds aangehouden. Met hem moest dan gecommuniceerd worden met een ander onbekend gsm-nummer om het spoor niet in de richting van [verdachte] te laten leiden.” Eerder had [medeverdachte 14] op de vraag, waarom er frequent van gsm-nummers werd gewisseld, geantwoord: “Ik denk dat dit is om (…) uit handen van de politie te blijven.”
Verdachte verklaarde over het wisselen van telefoonnummers, dat elke keer dat ze een nieuw project startten, ze van telefoonnummers wisselden “omdat wij niet onze zakelijke of privé telefoons wilden gebruiken (…) (voor) deze projectinformatie.”
Het wisselen van simkaarten is ook waargenomen tijdens een observatie op 3 juli 2007 van een ontmoeting tussen verdachte, [medeverdachte 10], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in La Place in Almere. Voorts vond op 20 juli 2007 een opvallend gesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte 1], waarin Verdachte zegt dat ze even “vier nummertjes” moeten hebben, waarna [medeverdachte 1] zegt “ja, maar ik denk dat je dan ook die andere dingen moet gaan veranderen, of niet?” Verdachte zegt dan: “de hardware”, waarop [medeverdachte 1] zegt “ja” en verdachte “dat is misschien goed ja”. De rechtbank begrijpt hieruit dat – gelijk verdachte zelf ook heeft verklaard – niet alleen de telefoonnummers (de simkaarten) werden gewisseld, maar (af en toe) ook de “hardware”, de telefoons zelf. Dit, naar dient te worden aangenomen, met het oog op de mogelijkheid om IMEI-nummers te tappen en (ook aldus) afgeluisterd te worden.
Naast het telkens niet beschikken over de vereiste vergunning, het verhullende taalgebruik, het steeds maar wisselen van telefoons en simkaarten, is in de besproken zaaksdossiers nog een aantal punten naar voren gekomen, die wijzen op een illegale bestemming van de (pseudo-)efedrine.
Zo is aan de orde gekomen dat bij de transporten zonder uitzondering gebruik werd gemaakt van gefingeerde bedrijfsnamen en aliassen en dat, bij de transporten via de luchtvaart, de omschrijving van de getransporteerde goederen op de airwaybills, packinglists, certificaten en labels telkens afweek van de werkelijke inhoud. Bij het tweede transport in het zaaksdossier B-12 was het de bedoeling om, in een deklading van rijst (“de dekmantel”), (pseudo-)efedrine naar Australië te vervoeren, zonder dat dit op een of andere manier op de transportpapieren was vermeld.
Voorts zijn er de faxen vanuit (anonieme) belhuizen, de (onopvallende) ontmoetingen bij of in (weg-) restaurants en de vaak schimmige manier van het doen van betalingen. In het zaaksdossier B-12 werd het systeem van “underground banking” gebruikt. Verdachte verklaarde dat daarmee wordt bedoeld dat het geld niet via een regulier circuit wordt uitbetaald, en vervolgens: “Dat is logisch. Ik krijg het ook niet via een regulier circuit. Dat kan ook niet. Je krijgt geen factuur voor 300 efedrine.”
Verder wijst de rechtbank op een aantal telefoongesprekken. Het eerste gesprek is hierboven al genoemd: het gesprek van 16 oktober 2007, waarin verdachte en [medeverdachte 10] zeggen dat als ze nu afgeluisterd worden, het bingo is. Het tweede gesprek is een gesprek van 9 juli 2007, gevoerd na de ontdekking van de afluisterapparatuur in La Place te Almere. [medeverdachte 10] zegt in dit gesprek tegen verdachte, dat ze heel veel geluk hebben gehad en dat hij vroeger, toen ze net daar gingen zitten, altijd onder de tafeltjes keek. Tot slot wijst de rechtbank op een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 10] van 26 september 2007. Verdachte zit op dat moment samen met [medeverdachte 16] in Dubai voor een ontmoeting met [medeverdachte 2] en [betrokkene 8] uit Pakistan, in verband met een transport van efedrine van Pakistan naar Australië. In dit gesprek wordt onder andere gezegd:
“[verdachte] zegt; het enige waar wij een beetje op moeten letten is ehh.. tenminste op moeten letten, het gaat allemaal wel makkelijk ehh…
[medeverdachte 10] zegt; ja dat wou ik net zeggen…
[verdachte] zegt; van Jezus Christus.
[medeverdachte 10] zegt; ja dat wou ik zeggen met te makkelijk, weet je. Kijk goed uit ook van ehh.. met het oog op ehh DEA (de rechtbank begrijpt: Drug Enforcement Administration: kort gezegd, de Amerikaanse drugswaakhond) (…) en dat soort dingen (…).”
Bij de bespreking van het dossier B-03 is aan de orde gekomen dat na de aanhoudingen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 17] in Antwerpen (België) snel diverse spullen uit de woning van verdachte moesten worden gehaald. [medeverdachte 14] heeft verklaard dat de documenten die te maken hadden met de illegale handel in de betreffende grondstoffen werden verscheurd en weggegooid. Zij heeft ook zelf regelmatig vuilniszakken weggegooid bij de vuilstort, in opdracht van verdachte. “Ik gooide dingen weg die niet bewaard mochten blijven”, aldus [medeverdachte 14].
Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat er tijdens de doorzoekingen in de woningen van verdachte, [medeverdachte 15], [medeverdachte 11] en [medeverdachte 18] vuurwapens zijn aangetroffen.
Op grond van het bovenstaande, en gelet op hetgeen bij de bespreking van de diverse zaaksdossiers omtrent met name de handelwijze van verdachten is vermeld, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de bestemming van de (pseudo-)efedrine waarin verdachten handelden (telkens) een evident illegale was.
Door meerdere raadslieden is nog aangevoerd dat de verdachten uit de heenzending van [medeverdachte 2] na diens aanhouding in Antwerpen (B-03) hebben mogen afleiden dat hetgeen waarmee zij zich bezighielden kennelijk niet strafbaar was.
De rechtbank passeert dit betoog. Uit niets in het dossier blijkt dat een of meer van de verdachten deze conclusie daadwerkelijk heeft getrokken. Dat is ook terecht, nu het een feit van algemene bekendheid is dat niet alle verdachten van (ook ernstige) strafbare feiten in voorlopige hechtenis kunnen worden gehouden, met name niet in die gevallen waarin er geen (concreet) gevaar voor vlucht of recidive bestaat en waarin er geen nader onderzoek noodzakelijk is dat een (vrije) verdachte zou kunnen frustreren. De reden voor het feit dat na de aanhoudingen en inbeslagname in Antwerpen (B-03) verder is gegaan met de handel in (pseudo-)efedrine lijkt te zijn gelegen in de veronderstelling dat het onderzoek zich niet verder zou uitstrekken dan de perso(o)n(en) van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 17] in plaats van in het vermoeden dat de stof die zij bij zich hadden legaal zou zijn. Dit blijkt ook duidelijk uit de verklaring van [medeverdachte 14]: “[verdachte] ging ervan uit dat er geen onderzoek op hem zou lopen maar meer op de Congolees of [medeverdachte 2]. [verdachte] ging hierna gewoon verder in de handel.”
Bestemming metamfetamine
Op één transport na (B-03), waarvan de bestemming niet is komen vast te staan, hadden de bewezen te verklaren (voorbereidingen van) transporten van de – veelal grote hoeveelheden – (pseudo-)efedrine Australië of Mexico als bestemming. Zoals hierboven aangegeven is Australië een bekend land ten aanzien van het gebruik en de vervaardiging van metamfetamine. Naar het Openbaar Ministerie bij requisitoir naar voren heeft gebracht, geldt dit ook voor Mexico, dat ook in meer algemene zin bekend staat als bronland van (hard)drugs, waaronder metamfetamine. Mexico is bovendien een buurland van de Verenigde Staten, uit welk land, net zoals uit Australië, het gebruik van efedrine als grondstof voor metamfetamine bekend is.
In één van haar politieverhoren heeft [medeverdachte 14] verklaard dat zij wist dat het geld dat in het gezin van haar en haar echtgenoot (verdachte) gebruikt werd, afkomstig was uit de handel in grondstoffen die bestemd waren om verdovende middelen van te maken en dat zij aannam dat er chemische drugs van werden gemaakt. “Er werden pilletjes van gemaakt”, aldus [medeverdachte 14]. Zoals hiervoor is vermeld, komt metamfetamine in tablet- en poedervorm voor. Dit blijkt ook uit informatie van het “European Monitoring Centre for Drugs and Drug addiction”.
Gelet op het bovenstaande en voorts op datgene wat hiervoor ten aanzien van de illegale bestemming is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat het redelijkerwijze niet anders kan dan dat de (pseudo) efedrine waarin de verdachten – van wie een aantal reeds eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van harddrugs – handelden, bestemd was voor de vervaardiging van het verdovende middel, de harddrug, metamfetamine. Een minder ernstige, meer onschuldige, bestemming van deze grondstof(fen) past simpelweg ook niet bij het handelen van de verdachten zoals dit in de diverse zaaksdossiers is beschreven.
Dat de (pseudo-)efedrine bestemd zou zijn geweest voor zelfstandig illegaal gebruik, bijvoorbeeld in de sportwereld, door met name bodybuilders, in zogenaamde “stackers” en afslankproducten, is, gelet op al het voorgaande, ongeloofwaardig. Te meer, nu een groot aantal van de verdachten– afgezien van het enkel noemen van deze, mogelijke, bestemming – zich op vragen over (de wijze van) hun handelen en (de aard van) het product veelal op hun zwijgrecht hebben beroepen. Verdachte heeft voorts wisselende en met elkaar tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Het opzet van verdachte
Gelet op de rol van verdachte in de verschillende zaaksdossiers en zijn veelvuldige ontmoetingen met zowel de leveranciers als de afnemers van de (pseudo-)efedrine (dan wel hun tussenpersonen) is de rechtbank van oordeel, dat verdachte van het begin af aan op de hoogte moet zijn geweest van de bestemming van het product waarin hij handelde. Zelf heeft verdachte verklaard dat hij pas in 2008 - kort voor zijn aanhouding - op het moment dat hij een TV-documentaire over dit onderwerp had gezien ervan op de hoogte was geraakt dat (pseudo-)efedrine als grondstof kan dienen voor metamfetamine. Nog daargelaten dat de verklaringen van verdachte over het precieze moment waarop hij deze documentaire zou hebben gezien niet overeenkomen, is volstrekt onaannemelijk dat verdachte pas kort voor zijn aanhouding, en dus ná de vele eerdere (voorbereidingen van) transporten van (pseudo-)efedrine, van de bestemming van dit product op de hoogte zou zijn geraakt. Dit gelet op de sterk organiserende en leidinggevende rol van verdachte, zijn (directe of indirecte) contacten met met name de afnemers van het product en de reeds uitvoerig omschreven wijze van handelen. Daar komt nog bij dat, zoals gezegd, verdachtes echtgenote heeft verklaard, dat zij wist dat het geld waar haar gezin al jaren van leefde door haar echtgenoot was verkregen met de handel in grondstoffen voor verdovende middelen. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het opzet heeft gehad op de bestemming van de (pseudo-)efedrine als grondstof voor metamfetamine.
Feit 1
(zaaksdossier B-00)
Duurzaam samenwerkingsverband
Uit de hiervoor besproken zaaksdossiers blijkt dat er bij de – voorbereidingen van de – verschillende transporten telkens een vaste groep personen was betrokken. Het gaat hier om de verdachten [verdachte], [medeverdachte 16], [medeverdachte 1], [medeverdachte 10] (vanaf 1 juni 2006), [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4]. Voorts, zo blijkt uit de inhoud van de diverse zaaksdossiers, was ook de verdachte [medeverdachte 14], de echtgenote van verdachte, telkens (in meer of mindere mate) bij die transporten betrokken. Weliswaar had zij een minder grote betrokkenheid dan de andere verdachten – reden waarom zij in haar eigen strafzaak zal worden vrijgesproken van het (telkens) medeplegen van de afzonderlijke transporten –, maar zij was steeds op de hoogte van de activiteiten van haar echtgenoot [verdachte] (verdachte), zij kende de andere verdachten en verrichtte, zoals hierna zal worden toegelicht, gedurende de hele periode “hand- en spandiensten”, ten behoeve van de verwezenlijking van de verschillende transporten.
Verdachte verklaarde in een van zijn politieverhoren over het zaaksdossier B-05, dat de personen die van het project afwisten (en aan wie hij steeds refereert met ‘we’ en ‘ons’) waren: [medeverdachte 1], [medeverdachte 16], [medeverdachte 2] en zijdelings [medeverdachte 4].
In een van zijn politieverhoren over het zaakdossier B-12 verklaarde verdachte – zoals hiervoor ook al is weergegeven – dat, toen de contacten met [medeverdachte 3] in het begin van 2007 waren afgesloten en er problemen waren met de leveringen van de (pseudo-)efedrine) uit Congo, “wij” dit project hebben gestaakt en “wij” geen bron meer hadden. Met “wij” bedoelt verdachte zichzelf en [medeverdachte 1], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 2], maar ook [medeverdachte 16].
Verdachte heeft bovendien verklaard dat hij diverse personen over een periode van een jaar had betaald, vooruitlopend op een mogelijke winst, onder wie [medeverdachte 16] (€ 10.000,-), [medeverdachte 1] (€ 5.000,-) en [medeverdachte 10] (€ 10.000,- en gedurende zes maanden ongeveer € 1.500,- per maand) en ook [medeverdachte 2]. Indien het B-12 traject zou zijn geslaagd, zou de netto winst worden verdeeld onder hemzelf, [medeverdachte 16], [medeverdachte 1], [medeverdachte 10] en [medeverdachte 2].
Hierna zal ten aanzien van elk van de verdachten afzonderlijk worden besproken wat zijn/haar rol was. Ook uit hetgeen daar is opgenomen, blijkt dat er sprake was van een vaste groep personen die (telkens) met elkaar samenwerkten bij de – voorbereidingen van de – verschillende transporten.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat tussen de genoemde verdachten een samenwerkingsverband bestond. Dat de verdachten daar ook zelf van uit gingen, blijkt overigens ook uit een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 15], waarin verdachte aan [medeverdachte 15] vertelt, dat [medeverdachte 10] zich thuis voelt in de groep van verdachte , en een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 10] over [medeverdachte 5] die – ten onrechte – denkt dat hij onderdeel is van de groep.
Gelet op de lengte van de periode waarin de verschillende – voorbereidingen van de – transporten en (aldus) de samenwerking van de verdachten hebben/heeft plaatsgevonden, is de rechtbank voorts van oordeel dat het samenwerkingsverband een duurzaam karakter had.
Gestructureerd samenwerkingsverband
Daarnaast was dit duurzame samenwerkingsverband gestructureerd van aard. Over de “rolverdeling” van de verschillende verdachten in deze samenwerking, overweegt de rechtbank – in aanvulling op hetgeen hierover, met name bij de bespreking van het zaaksdossier B-12 (ten aanzien van de (lange) periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2008), al naar voren is gekomen – het volgende.
[verdachte]
[medeverdachte 2] verklaarde over verdachte dat hij “de baas, opdrachtgever, baas, you name it” was en dat volgens hem verdachte “de bovenkant van de piramide” was. Verder verklaarde hij dat verdachte niet iemand was om de touwtjes te laten vieren en dat hij aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] opdrachten gaf: “We kregen bij La Place dan briefjes met daarop de dingen die we moesten doen.”
Dat verdachte “de baas” zou zijn, wordt in diverse telefoongesprekken bevestigd, onder meer in een telefoongesprek, gevoerd op 31 mei 2006, tussen verdachte en [medeverdachte 16]. Verdachte zegt in dat gesprek: “Ik ben de baas, dus hij doet precies wat ik hem zeg dat hij moet doen” en: “Als je met mij bent, dan doe je het precies zoals ik het wil doen. Want ik denk eerst erover na, weet je, voordat ik iets doe.” Dit gesprek gaat over het handelen van [medeverdachte 2] in zaaksdossier B-03. In een ander telefoongesprek, gevoerd tussen verdachte en [medeverdachte 1], op 19 november 2007 – over het (dis)functioneren van [medeverdachte 2] in Pakistan – zegt verdachte: “Hij (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) zegt nou luister de beste stuurlui staan aan wal. Ik zeg ben je helemaal besodemieterd, klootzak dat je er bent, ik zeg ik neem al het risico, het is mijn poen wat ik er in stop, ik neem alle risico voor het geld en dan ga jij mij vertellen dat ik de beste stuurlui ben die aan wal staat, ik zeg door mij zit jij daar op het schip. (…) Ik zeg dan kom je nu terug, nee ik wil het nu afronden, ik zeg wat wil jij nou afronden jongen, je moet gewoon doen wat ik zeg, en als ik zeg dat je twee weken in een hotelkamer gaat zitten en je nintendo gaat spelen, dan ga je dat doen en als je dat niet wilt dan stuur ik iemand anders die wil. (…) Het is godverdomme continue hetzelfde, je bent afhankelijk van de zwakste schakel, echt waar.” [medeverdachte 1] praat met verdachte over [medeverdachte 2] en zegt later in het gesprek: “Ik ben niet zo handig, maar ik bedoel met z’n tweeën komen wij er wel uit hoor, dit schiet niet op maar je moet met de juiste mensen gewoon duidelijk(e) afspraken (maken), hij moet zich er ook niet mee gaan bemoeien, gewoon doen wat die doen moet en meer niet klaar.” Verdachte vervolgt: “Nee, maar hij begrijpt het niet, hij denkt dat hij het daar bepaalt, nee ik bepaal het en hij voert het uit want ik heb 100% informatie en hij heb 30% informatie en ik ben 2 keer zo slim of 10 keer zo slim als hij dus hij moet zich er gewoon niet mee bemoeien (…) hij moet gewoon doen wat ik zeg.” [medeverdachte 1] zegt dat hij ook wel dingen goed heeft gedaan, maar dat hij nu een stoorzender wordt. Aan het einde van het gesprek zegt verdachte dan nog: “Ik ben continue alles aan het doen, kijk we zijn met z’n vijven, ja.” [medeverdachte 1] reageert door te zeggen: “Ja, dat begrijp ik, jij trekt echt de kar dat hoef je mij niet te vertellen.” Verdachte zegt: “(Het) kan natuurlijk niet zo zijn dat ik straks met alle respect voor jullie allemaal tussen iedereen door moet fietsen om iets voor mekaar te krijgen en als enige een soort vliegende keep ga worden dat red ik niet hoor, ik zeg dat kan ik alleen maar doen als degene die iets doet het ook goed doet, ik kan niet iedereens werk twee keer doen.” In dit gesprek komen ook ‘die kleine’ (met wie, naar de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 10] wordt bedoeld) en [medeverdachte 16] ([medeverdachte 16]) ter sprake. In een telefoongesprek met [medeverdachte 16] op 18 januari 2007 zegt verdachte tot slot: “En ik heb 7, 8 mensen die aan het project werken en wie doet het werk? Ik doe het werk.” Ook zegt hij dat als iemand een fout maakt, hij moet betalen. Verdachte klaagt dat hij de tickets moet regelen en de visa.
[medeverdachte 16]
Verdachte verklaarde over [medeverdachte 16] dat die zijn zakenpartner is, dat ze veel projecten samen hebben gedaan en dat [medeverdachte 16] zijn vriend en vertrouweling is. Verdachte verklaarde dat [medeverdachte 16] wist waar hij mee bezig was en hem adviseerde. Daarnaast fungeerde [medeverdachte 16] soms als een uitlaatklep voor de frustraties van verdachte. , [medeverdachte 14] verklaarde dat [medeverdachte 16] een vertrouwenspersoon was van verdachte, ook op het gebied van de handel in grondstoffen. Dit blijkt ook duidelijk uit de informatie die verdachte met [medeverdachte 16] deelt in de vele telefoongesprekken tussen hen, waarin verdachte bij voorbeeld vertelt, dat [medeverdachte 1] zich weer een lid van het geheel voelt , dat hij een voorstel voor “Jerry” ([medeverdachte 7]) dat [medeverdachte 1] heeft meegenomen moet lezen en wat de actuele stand van zaken is met betrekking tot verschillende transporten. Daarbij valt op dat [medeverdachte 16] regelmatig in de ‘wij’-vorm (mee)praat over de gang van zaken. Uit hetgeen bij de bespreking van de afzonderlijke zaaksdossiers al naar voren is gekomen blijkt dat [medeverdachte 16] volledig op de hoogte is van de – voorbereiding van de – diverse transporten (er wordt een keer over “onze verzending” gesproken) en dat hij daaraan telkens een wezenlijke bijdrage levert, door bijvoorbeeld valse stukken op te maken (B-03), de contacten met de transporteur te onderhouden (B-05 en B-11) en de contacten met (een van) de afnemer(s) (B-12). Daarnaast is bij de bespreking van de zaaksdossiers gebleken dat verdachte en [medeverdachte 16] regelmatig naar Dubai reisden, waar zij besprekingen voerden met hun “partners in crime”, zoals [medeverdachte 7], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [medeverdachte 20] en van waaruit ook proefpakketten dan wel –monsters werden verzonden. Over de rol van [medeverdachte 16] verklaarde verdachte: “[medeverdachte 16] en ik deden de administratie en de papieren afhandelingen, zoals de facturen en de Bill of Lading controleren en de certificaten.”
[medeverdachte 4]
Over [medeverdachte 4] verklaarde verdachte dat hij de persoon was die de klanten regelde , maar dat hij hem ook zag als “persoon die in projecten mee zou delen”. Tevens verklaarde verdachte dat hij via [medeverdachte 4] in contact was gekomen met “[medeverdachte 5]” ([medeverdachte 5]), met [betrokkene 1], die door [medeverdachte 4] was geïntroduceerd als mogelijke klant die interesse had in efedrine, met Tonne/Blondie ([medeverdachte 6]) en met [medeverdachte 11] en [medeverdachte 12] . [medeverdachte 4] had [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] geïntroduceerd als klanten voor efedrine voor bestemmingen buiten Europa. [medeverdachte 2] verklaarde over [medeverdachte 4] (“die boer”) en [medeverdachte 5]: “Die boer en [medeverdachte 5] hadden [verdachte] nodig, ze zagen hem een beetje als de Albert Heijn. [verdachte] was namelijk de leverancier van het spul uit Congo.”
Het voorgaande blijkt ook (onder meer) uit een telefoongesprek tussen verdachte en [medeverdachte 10], waarin laatstgenoemde zegt: “[medeverdachte 5] is naar ons toegebracht door die boer (…)” En verderop: “die boer is (…) commissionair die brengt mensen bij ons (…).” Verdachte vult dit als volgt aan: “En als wij deals met hem doen en het komt van ons uit zoals die nieuwe dan doet hij gewoon mee maar hij doet dan gewoon mee met ons… maar dan kopen we ook samen (…)”.
[medeverdachte 1]
Over [medeverdachte 1] verklaarde verdachte dat hij een vriend, vertrouweling en reispartner was en later “bepaalde zaken” voor hem regelde. Daarnaast verklaarde verdachte dat hij via [medeverdachte 1] in contact was gekomen met [medeverdachte 2], [medeverdachte 10], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] (Jerry). Bij de bespreking van de diverse zaaksdossiers is naar voren gekomen, dat [medeverdachte 1] steeds van de lopende zaken op de hoogte werd gehouden. Bovendien was hij aanwezig bij verschillende ontmoetingen, ook in Pakistan, had hij contacten met de medeverdachten en in ieder geval één klant ([medeverdachte 7]) en zorgde hij voor de nieuwe telefoons en sim-kaarten.
Over de rol van [medeverdachte 1] verklaarde verdachte: “Met [medeverdachte 1] ging ik op reis en [medeverdachte 1] deed de faxen en e-mails en telefoonverkeer.” [medeverdachte 2] verklaarde dat [medeverdachte 1] en verdachte “kennissen met belangen” zijn. “Dat heeft te maken met het product in Congo. [medeverdachte 1] had als rol, [verdachte] zei wel eens letterlijk, in het Italiaans dat hij zijn consigliari was. [verdachte] gebruikte [medeverdachte 1] net als mij, om er beter van te worden. [verdachte] had [medeverdachte 1] nodig als back-up in een gesprek. [verdachte] had [medeverdachte 1] nodig voor zijn kennis en contacten. [verdachte] gebruikte [medeverdachte 1] als klankkast (...). Het is ook zeker iemand die [verdachte] als protectie ziet. [medeverdachte 1] is wel oud maar nog steeds snel.”
[medeverdachte 10]
Volgens [medeverdachte 2] is [medeverdachte 10] door [medeverdachte 1] “zo een beetje voorgedragen” en ging hij, [medeverdachte 10], mee naar gesprekken, waar hij vervolgens bij zat. Verdachte verklaarde dat [medeverdachte 10] vanaf half 2006 “partner, vertrouweling en adviseur” was. “Toen [medeverdachte 1] verhuisde naar Hoorn en de afstand tussen ons groter werd heeft hij [medeverdachte 10] geïntroduceerd. Omdat [medeverdachte 10] ook alleen in de weekeinden werkte was hij in staat om (…) mee te gaan naar gesprekken en eventueel op reis. Dat was dan niet alleen voor bescherming maar ook omdat twee meer weten dan een”, aldus verdachte, die verder verklaarde dat hij met [medeverdachte 10] de gesprekken en de financiën deed. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte en [medeverdachte 10] regelmatig samen zaken bespreken, en vaak samen onderweg zijn, onder meer om klanten te bezoeken. Daaruit blijkt ook dat verdachte erg tevreden was over [medeverdachte 10]. In een gesprek met [medeverdachte 16] bij voorbeeld zegt verdachte dat hij op stap is geweest met [medeverdachte 10] en dat alles heel goed ging; “met die anderen is het soms afzien” (…) ze zijn zoo dom”. In verschillende tapgesprekken praat [medeverdachte 10] met verdachte en andere medeverdachten over leveranciers, klanten en betalingen. In een tapgesprek van 25 februari 2007 komt naar voren dat [medeverdachte 10] ook dingen voor de groep regelt. [medeverdachte 10] zegt in dit gesprek tegen verdachte: “Ik heb zo een afspraak met [medeverdachte 5], hij gaat me wat dingen uitleggen en hij zou dinsdag met wat dingen komen en ik heb maandag een afspraak (….) die waren heel enthousiast en die grote man wil hier naar toe komen vanaf Mex, dan is het effe kut dat jij er niet bent, maar ik spreek morgen die Dikke en dan ga ik effe vragen effe kijken hoe of wat maar ik weet niet wat we ze kunnen beloven, als ze nou meteen willen?”. Uit een tapgesprek van 13 februari 2007, waarin [medeverdachte 10] een ontmoeting met [medeverdachte 5] ([medeverdachte 5]) terugkoppelt, blijkt dat hij contacten onderhield met klanten.
[medeverdachte 2]
Verdachte heeft over [medeverdachte 2] verklaard dat hij de uitvoerende handelingen deed en op reis ging. “Rene deed de uitvoering, controle van de goederen en reizen”, aldus verdachte. [medeverdachte 2] heeft dit bevestigd. Daarnaast verklaarde hij dat hij – evenals [medeverdachte 1] – van verdachte opdrachten kreeg door middel van briefjes. Dat [medeverdachte 2] voornamelijk uitvoerende taken had, blijkt zeer treffend uit het reeds genoemde telefoongesprek van 19 november 2007 tussen verdachte en [medeverdachte 1] over het (dis)functioneren van [medeverdachte 2] in Pakistan. In een net daarvoor gevoerd gesprek beklaagt verdachte zich er tegen [medeverdachte 1] over dat “Bob” ([medeverdachte 2]) verkeerde informatie heeft doorgegeven en teveel zelf is gaan denken: “Hij voelt zich daar dan weer belangrijk en dan gaat hij weer allerlei dingen lopen roepen. (…) Je wilt hem steeds een kans geven maar hij doet gewoon niet wat we afspreken. (…) Ja wel maar wat doet hij daar dan met zijn dikke kop, alleen maar problemen veroorzaken. Hij moet daar zitten en hij hoeft niet te onderhandelen. Ik onderhandel en jij geeft mij de juiste informatie. Ik moet 100 procent op jouw informatie kunnen vertrouwen.” [medeverdachte 1] zegt dat ze er anders zelf naar toe gaan. In het daaropvolgende, reeds aangehaalde, telefoongesprek zegt verdachte (in aanvulling op hetgeen hiervoor reeds is weergegeven): “Ja, hij moet alleen maar de doorgeefluik zijn, hij is de chinees, meer is ie niet, heel belangrijk maar meer is ie niet, hij is niet de klant, hij is niet de kok, hij is de doorgeefluik” en later: “(…) hij moet daar alleen maar zitten voor de informatie en de dingen doen die wij zeggen, hij gaat zelf dingen lopen denken, hij gaat zichzelf een hele andere rol toebedenken dan die is, hij is niet meer dan een loopjongen daar die goed zijn geld kan verdienen die heel belangrijk is maar een loopjongen.”
[medeverdachte 14]
Hoewel verdachte heeft verklaard dat zijn echtgenote geen rol speelde in zijn zakelijke activiteiten, maar alleen privé, heeft [medeverdachte 14] zelf verklaard dat zij wel “dingetjes” had gedaan zoals geld geven en vuilnis storten en dat soort dingetjes. Zij deed dingen als het haar gevraagd werd. [medeverdachte 14] voelt zich, achteraf gezien, ook wel schuldig aan overtreding van de Opiumwet: “Ik had [verdachte] niet zo moeten ondersteunen.” Deze ondersteunende rol van [medeverdachte 14], ten behoeve van haar echtgenoot en de (groep) personen om hem heen, komt duidelijk naar voren in het dossier. Zo heeft [medeverdachte 14] hand- en spandiensten verricht, bestaande uit (onder meer) het storten van “vuilnis” bij de vuilstort, het aannemen en afgeven van geldbedragen en bij één gelegenheid ook het leeghalen van de kluis in de woning van haar en haar echtgenoot, uit angst voor een huiszoeking. Verdachte hield zijn echtgenote [medeverdachte 14] nauwgezet op de hoogte van de ontwikkelingen in de diverse trajecten. In de telefoongesprekken hierover gebruikten beiden – op verzoek van verdachte – versluierde taal.
Oogmerk
Het aldus duurzame en gestructureerde samenwerkingsverband van verdachte en de andere verdachten had als oogmerk het plegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet had. Dit volgt uit al hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang beschouwd. Anders dan het Openbaar Ministerie heeft gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de (criminele) organisatie ook tot oogmerk had het plegen van witwassen en valsheid in geschrift. In zoverre zal dan ook een (partiële) vrijspraak volgen.
Deelneming
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan bovenstaande criminele (drugs)organisatie. Het bewijs van het (dubbele) opzet van verdachte, zowel op de deelname aan de organisatie, als op het oogmerk van deze organisatie, volgt uit hetgeen hiervoor én bij de afzonderlijke zaaksdossiers over de rol en het handelen van verdachte is overwogen, in combinatie met de overwegingen ten aanzien van de bestemming van de (pseudo-)efedrine en het opzet van verdachte daarop.
De deelneming van verdachte bestond uit het telkens medeplegen van het misdrijf van artikel 10a van de Opiumwet. Voorts was verdachte, naar uit het bovenstaande volgt, de onbetwiste leider van de organisatie. De rechtbank acht deze – aan verdachte ten laste gelegde – strafverzwaringsgrond wettig en overtuigend bewezen.
Feit 10
(zaaksdossier B-14: Witwassen)
Gedurende de onderzoeksperiode van het onderzoek Mayer is door de Nationale Recherche en de FIOD-ECD een financieel onderzoek gedaan ten aanzien van verdachte en [medeverdachte 14]. Uit dit onderzoek is gebleken dat verdachte en [medeverdachte 14] aanzienlijke transacties en stortingen hebben verricht.
Verdachte is in gemeenschap van goederen getrouwd met [medeverdachte 14].
Contante stortingen op bankrekeningen
In de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 mei 2008 zijn regelmatig contante stortingen gedaan door verdachte en/of [medeverdachte 14] op de privé- en bedrijfsrekeningen van verdachte en/of [medeverdachte 14].
Het betreft de volgende rekeningen:
- Rabobankrekening met rekeningnummer [nummer] op naam van verdachte en [medeverdachte 14];
- ABN-Amrorekeningen:
? met rekeningnummer [nummer] op naam van verdachte en [medeverdachte 14];
? met rekeningnummer [nummer] op naam van Seaport Aviation B.V.;
? met rekeningnummer [nummer] op naam van Normi Land Systems B.V.;
? met rekeningnummer [nummer] op naam van J&L Contintental Investment Corporation B.V.;
- SNS-bankrekening met rekeningnummer [nummer] op naam van verdachte en [medeverdachte 14].
In de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 is in totaal een bedrag van € 46.434,43 op eerdergenoemde rekeningen gestort;
in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 in totaal € 91.933,14;
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 in totaal € 109.020,03;
en in de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 mei 2008 in totaal € 35.777,02.
Dit betekent dat in de gehele periode (1 januari 2005 tot en met 28 mei 2008) een totaalbedrag van € 283.164,62 contant op de bovengenoemde rekeningen is gestort. Uit tapgesprekken is gebleken dat deze contante stortingen werden gedaan door [medeverdachte 14] en dat deze geldbedragen aanwezig waren in de woning van het echtpaar.
Money transfers
In de periode van 19 juni 2006 tot en met 20 september 2007 zijn in totaal 13 money transfers uitgevoerd via Western Union in relatie tot verdachte en/of andere medeverdachten. Uit de transactiegegevens van Western Union blijkt dat in de periode van 19 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 vijf money transfers hebben plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 21.500,-, welk bedrag in drie gevallen is overgemaakt aan [medeverdachte 9] te Congo en in twee gevallen aan [medeverdachte 2], eveneens in Congo. Een van de money transfers aan [medeverdachte 9] (d.d. 30 juni 2006) is overigens op naam van [medeverdachte 2] verricht. Gezien een tapgesprek van 30 juni 2006 waarin [medeverdachte 2] het nummer van de transactie aan verdachte doorgeeft is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 2] deze money transfer aan [medeverdachte 9] in opdracht van verdachte heeft verricht.
Uit de transactiegegevens van Western Union blijkt eveneens dat in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 16 augustus 2006 vijf money transfers hebben plaatsgevonden voor een totaalbedrag van € 22.418,10. Dit bedrag is in drie gevallen overgemaakt aan [medeverdachte 9] te Congo, eenmaal aan verdachte in Congo en eenmaal van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 9] in Congo. Gezien een tapgesprek van 22 juni 2006, waarin verdachte zegt dat hij niet steeds hetzelfde kantoor kan gebruiken om geld te storten onder zijn privénaam, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn betrokkenheid bij de transacties wilde verhullen. Daarnaast blijkt uit het eerder aangehaalde tapgesprek van 30 juni 2006 dat [medeverdachte 2] in opdracht van verdachte een transactie heeft uitgevoerd. De rechtbank acht het derhalve aannemelijk dat de transactie van 16 augustus 2008, welke eveneens door [medeverdachte 2] is verricht, ook in opdracht van verdachte is gedaan.
Voorts is uit de transactiegegevens van Western Union gebleken dat op 6 september 2006 een money transfer heeft plaatsgevonden door verdachte aan [medeverdachte 9] in Congo voor een bedrag van € 2.483,-. Op 28 februari 2007 heeft voorts een money transfer plaatsgevonden door [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] in Congo, waarbij een bedrag van € 1.000,- werd overgemaakt.
Op 19 september 2007 heeft nog een money transfer plaatsgevonden door verdachte aan [medeverdachte 2] in Congo, waarbij een bedrag van € 1.439,- werd overgemaakt.
Uit een tapgesprek van 19 september 2007 blijkt dat verdachte die dag naar [medeverdachte 2] heeft gebeld om door te geven welk betalingsnummer hij nodig heeft bij Western Union, alsmede vanuit welke plaats verdachte het geld heeft verstuurd. De vermelding bij de money transfer is de hoofdstad ‘Karachi’.
Opnames met Visa-card
Op 29 mei 2006 wordt door verbalisanten waargenomen dat verdachte pinhandelingen verricht bij de Fortisbank en de ABN-Amro bank te Almere. Uit transactiegegevens van deze banken blijkt dat verdachte bij het pinnen gebruikmaakte van een creditcard, te weten een VISA-card voorzien van het nummer [nummer], uitgegeven door de First Curaçao International Bank NV te Curaçao op naam van [medeverdachte 3]. De tegenrekening van de creditcard staat op naam Company Modualar BVBA, een bedrijf waarover de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen op 15 juni 2006 het faillissement heeft uigesproken. De First Curaçao International Bank NV berichtte verbalisanten op 24 juli 2006 dat deze pas per 14 juni 2006 was geblokkeerd, omdat de cliënt de creditcard als vermist had opgegeven, waarbij tevens is gezegd dat de kaart op 9 juni 2006 voor het laatst door cliënt is gebruikt. De First Curaçao International Bank NV stelde de transactiegegevens over de periode van 21 mei tot en met 9 juni 2006 ter beschikking. Daaruit blijkt dat in de periode van 21 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 in totaal € 17.100,- is opgenomen te Schiphol, Almere, Zaandam en Amsterdam, in hoeveelheden variërend van 150 tot 1000 euro. In de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 juni 2006 werd in totaal € 6.750,- opgenomen te Almere en Amsterdam Zuid-Oost, in hoeveelheden variërend van 350 tot 750 euro. Uit een tapgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 3] op 29 mei 2006 blijkt dat verdachte deze bedragen in overleg met [medeverdachte 3] heeft gepind. Verdachte verklaarde in zijn verhoor op 2 juli 2008 dat het geld afkomstig was van het bedrijf van [medeverdachte 3] die hem nog € 15.000,- schuldig was dat hij hem in privé had geleend. [medeverdachte 3] kon dit bedrag niet direct aan verdachte terugbetalen en heeft hem daarom zijn bedrijfsbankkaart gegeven, eerst bij wijze van zekerheid en later met zijn uitdrukkelijke toestemming om de geleende gelden ermee te kunnen opnemen en zo dus terug te kunnen krijgen. Geconfronteerd met de constatering van verbalisanten dat er een totaalbedrag van ruim € 23.000,- was opgenomen, verklaarde verdachte dat hij dan bij de neus was genomen door [medeverdachte 3], die kennelijk zelf ook had gepind, aangezien hij in totaal rond de € 8.000,-, maximaal € 9.000,- zou hebben gepind. Verdachte verklaarde voorts verbaasd te zijn dat [medeverdachte 3] ook geld had gepind met de pas.
De rechtbank acht in ieder geval dit laatste deel van de verklaring van verdachte ongeloofwaardig, aangezien [medeverdachte 3] in het voornoemde tapgesprek van 29 mei 2006, als hij met verdachte spreekt over het feit dat verdachte maar ‘500’ per keer kan pinnen en steeds naar verschillende automaten moet, dat hij (zelf) ‘het grootste stuk heeft gedaan en dat hij op 33 is, ongeveer omgerekend’.
Geldbedragen genoemd in telefoongesprekken
Voorts is uit verschillende tapgesprekken gebleken dat verdachte en [medeverdachte 14] over grote geldbedragen hebben beschikt. Zo wordt op 10 april 2006 door verdachte gezegd dat [medeverdachte 14] ‘veertig moet geven’, waarop [medeverdachte 14] vraagt of dat met drie nullen is, hetgeen door verdachte wordt bevestigd.
De rechtbank overweegt dat aannemelijk is dat hiermee door verdachte is bedoeld 40.000 euro.
Op 14 juli 2006 heeft verdachte een gesprek in het Engels met een onbekende man, waarin hij zegt dat hij 20.000 dollar heeft gestuurd. Op 18 juli 2006 heeft verdachte wederom een gesprek in het Engels met een onbekende man, waarin hij bevestigt dat hij de 10.000 euro van de onbekende man heeft.
De onbekende man zegt dat verdachte de 10.000 voor de 50 kilo mee moet nemen naar Dubai.
Op 8 december 2006 heeft verdachte een gesprek met [medeverdachte 14], terwijl verdachte zich in de Mediamarkt bevindt. [verdachte] geeft in het gesprek aan dat hij een televisie voor [medeverdachte 15] gaat kopen omdat die dat heeft verdiend. Uit een bankafschrift van de ABN Amro-rekening 50.69.09.840 blijkt dat verdachte op eerdergenoemde datum bij Mediamarkt Almere een bedrag van € 1.516,99 heeft uitgegeven. Ten slotte is uit een fax aan de Belastingdienst d.d. 16 juni 2007, verzonden op 17 juni 2007 gebleken dat verdachte een bedrag van € 2.661,- met betrekking tot de inkomstenbelasting van 2002 aan de Belastingdienst heeft gestort op 16 juni 2007.
Aankoop Dodge Caliber
Eind 2007 hebben verdachte en [medeverdachte 14] bij het bedrijf Free Road te Almere een personenauto van het merk Dodge, type Caliber, besteld. Op 11 mei 2007 is deze auto betaald en geleverd. Het aankoopbedrag van € 29.800,- is contant voldaan door verdachte en [medeverdachte 14]. Free Road heeft daarom een Melding Ongebruikelijke Transacties gedaan, aangezien het een contante betaling van meer dan 15.000 euro betreft. Uit tapgesprekken tussen verdachte en een medewerker van Free Road en gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 14] blijkt dat verdachte het geld voor de auto van een rekening in het buitenland, waarschijnlijk in Duitsland, heeft opgenomen.
Verdachte heeft aangevoerd dat hij dient te worden vrijgesproken van witwassen nu er geen bewijs is dat hij gelden zou hebben witgewassen.
Immers, niet is komen vast te staan van welk misdrijf het geld afkomstig is en daarnaast kan hij niet worden opgehangen aan de zogenaamde witwastypologieën nu deze typologieën niet worden ondersteund door de feiten, aldus steeds verdachte.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit het financiële onderzoek naar verdachte is gebleken dat in de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 mei 2008 er vrijwel geen zakelijke transacties hebben plaatsgevonden in de vennootschappen van verdachte. In deze periode heeft hij echter wel, zo stelt de rechtbank vast, verschillende stortingen gedaan, geld opgenomen en een auto gekocht. Verder is er in voornoemde periode gebruik gemaakt van money-transfers.
[medeverdachte 14] heeft bij de politie verklaard dat de op de banken gestorte gelden afkomstig waren uit de handel in grondstoffen voor verdovende middelen en dat er af en toe grote sommen geld in de woning lagen.
Het door verdachte en [medeverdachte 14] ter zitting overgelegde financiële rapport, dat overigens niet afkomstig is van een registeraccountant zoals was toegezegd maar is opgemaakt door verdachte zelf, waaruit zou moeten blijken dat de gelden in de onderzochte periode een legale herkomst hadden, maakt dat niet anders, nu uit het rapport geen enkele betaling blijkt dat iets te maken heeft met legale bedrijfsactiviteiten op het gebied van militair-strategische goederen. De financiële geldstromen waarover in het rapport worden gesproken, zijn verder op geen enkele (afdoende) wijze onderbouwd.
Nu er geen aannemelijke legale bron van inkomsten is gezien in het financiële onderzoek, er zeer vele contante stortingen worden gedaan op de eigen bankrekeningen, verdachte en [medeverdachte 14] contante geldbedragen voor handen hebben en deze bedragen en buitenlandse bankrekeningen niet worden opgegeven aan de belastingdienst, er voorts gebruik gemaakt wordt van money-transfers en men intensief contact onderhoud met personen die in verband worden gebracht met de handel in harddrugs, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte zich samen met [medeverdachte 14] schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Met betrekking tot het in de tenlastelegging genoemde onroerend goed in Frankrijk, is de rechtbank van oordeel dat zich geen situatie voordoet waarin kan worden gezegd dat het niet anders kan dan dat het door misdrijf zou zijn verkregen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit gedeelte van de tenlastelegging.
Feit 11
(zaaksdossier B-14: Valsheid in geschrifte)
Op 15 juni 2006 heeft creditcard maatschappij “American Express” een aanvraag ontvangen van verdachte voor het verkrijgen van een Flying Blue American Express Card. Een van de voorwaarden voor deze kaart is een minimaal jaarinkomen van 25.000 euro. Op het aanvraagformulier heeft [medeverdachte 14] ingevuld werkzaam te zijn als assistent bij Normi Land Systems te Almere en dat zij een jaarinkomen heeft van 33.600 euro.Met dit aanvraagformulier moet een recente salarisstrook worden meegstuurd. Kort na de aanvraag is door de creditcardmaatschappij American Express een Flying Blue American Express Card met nummer [nummer] aan [medeverdachte 14] verstrekt.
Op 29 januari 2007 is door [medeverdachte 14] een Visa World Gold Card aangevraagd. Hiervoor is een bewijs nodig van een maandinkomen van minimaal € 1.750,- in vast dienstverband. Op 7 februari 2007 heeft International Card Services een salarisspecificatie van [medeverdachte 14] ontvangen, waarop is vermeld dat verdachte in januari 2007 € 1.943,25 (netto) aan salaris heeft ontvangen van Normi Land Systems b.v. Tevens heeft [medeverdachte 14] op 19 maart 2007 een bankafschrift aan International Card Services toegestuurd. Uit dit bankafschrift blijkt dat op 9 maart 2007 een bedrag van € 1.943,25 aan salaris is overgemaakt naar de SNS-rekening van verdachte en [medeverdachte 14]. De aanvraag van de credit card is uiteindelijk op 22 maart 2007 goedgekeurd, waarna de Visa Card met nummer [nummer] op 28 maart 2007 is verstrekt aan verdachte. Op 29 maart 2007 is tevens een tweede Card geactiveerd op naam van [betrokkene 11] onder het nummer [nummer], behorende bij het account van verdachte.
Uit het financiële onderzoek is gebleken dat vanaf het rekeningnummer van Normi Land Systems (50.69.09.840) in de periode van 2 januari 2004 tot en met 27 februari 2006 geen uitbetalingen zijn gedaan aan [medeverdachte 14] op de bij haar in gebruik zijnde SNS-rekening met rekeningnummer 90.83.48.770. Uit de belastinggegevens blijkt dat verdachte over de jaren 2004 en 2005 aangifte inkomstenbelasting heeft gedaan, en tevens blijkt daaruit dat zijn echtgenote ([medeverdachte 14]) geen inkomsten heeft ontvangen. Op grond van deze gegevens is voorts een onderzoek gedaan naar de salarisstrook welke verdachte heeft overgelegd. Gebleken is dat de salarisstrook van januari 2007 welke verdachte heeft overgelegd ten behoeve van het verkrijgen van de credit cards valselijk is opgemaakt. Met de twee Visa World Gold Cards zijn in de periode van eind maart 2007 tot en met 6 juni 2007 verschillende transacties gedaan van in totaal € 4.630,75.
Gelet op het vorenstaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 14] een salarisspecificatie heeft vervalst en deze vervolgens meermalen heeft gebruikt om een credit card te verkrijgen.
Feit 12
(zaaksdossier B-15)
Op 28 mei 2008 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte aan de [adres]. In een kast op zolder werden twee pistolen met bijbehorende munitie aangetroffen. De pistolen en de munitie werden in beslag genomen voor nader onderzoek.
Het ene pistool betrof een pistool met de merkaanduiding Glock, model 19, kaliber 9x19 mm. Dit pistool is bestemd en geschikt om projectielen door een loop af te schieten en de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Dit pistool is een vuurwapen van categorie III van de Wet wapens en munitie (Wwm). Bij dit vuurwapen waren twee patroonhouders aanwezig, elk gevuld met 11 kogelpatronen (dus in totaal 22 kogelpatronen) van het kaliber 9x19mm. De hulsbodem van de patronen was voorzien van het opschrift “PMP 9mm LUGER”. De kogelpatronen zijn munitie van categorie III van de Wwm.
Het andere pistool betrof een gasdrukpistool van het merk Walther, model CP88. Dit pistool vertoont voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen, te weten een vuurwapen van het merk Walther, model P88. Dit pistool is een wapen van categorie I van de Wwm.
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard, dat het vuurwapen, het nepvuurwapen en de munitie aan hem toebehoren, dat hij weet dat je voor een vuurwapen een vergunning nodig hebt en dat hij nooit een dergelijke vergunning heeft gehad. Verdachte heeft deze verklaring ter terechtzitting bevestigd.
Partiële vrijspraak
Gelet op de inhoud van het dossier, waaronder in het bijzonder ook de verklaring van [medeverdachte 14], de echtgenote van verdachte, van 5 juni 2008, omstreeks 10.05 uur, en het verhandelde ter terechtzitting, is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte het onderhavige feit “tezamen en in vereniging met een ander of anderen” heeft (mede-)gepleegd. In zoverre behoort verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair, 9, 10 primair, 11 en 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
(zaaksdossier B-00)
hij op in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 mei 2008 in Nederland en België en Duitsland en Australië en Pakistan en de Verenigde Arabische Emiraten en de Democratische Republiek Congo en Zwitserland en Mexico, tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie welke werd gevormd door hem, verdachte, en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het opzettelijk plegen van:
- voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet
welke deelneming bestond uit:
- het medeplegen van dat misdrijf
terwijl hij, verdachte, leider van die organisatie is.
Feit 3, primair
(zaaksdossier B-03)
hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 in Nederland, België en de Democratische Republiek Congo tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine, voor te bereiden,
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en
- een stof voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd was tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders:
- een stof, te weten een hoeveelheid van 92,71 kilogram efedrine - welke stof benodigd is voor de vervaardiging van metamfetamine - besteld, vervoerd, afgeleverd, gekocht, verkocht en voorhanden gehad en
- geld en een vervoermiddel bestemd voor het vervoeren, afleveren, kopen, verkopen en voorhanden hebben van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine voorhanden gehad en verstrekt en
- (telefonische) contacten en ontmoetingen gehad, besprekingen gevoerd en afspraken gemaakt met leverancier(s), transporteurs, afnemers, tussenpersonen en verleners van hand- en spandiensten met betrekking tot de prijs, levering, betaling en het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en
- eerdergenoemde personen voorzien van informatie, een vervoermiddel en geld ten behoeve van de levering, betaling en het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven.
Feit 5, primair
(zaaksdossier B-05: 171 kilogram + 49 kilogram)
- hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2006 in Nederland en België en Duitsland en de Democratische Republiek Congo en Zwitserland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine, voor te bereiden en
- hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 16 juli 2006 in Nederland en België en Duitsland en de Democratische Republiek Congo en Zwitserland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine, voor te bereiden,
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en
- een stof voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders:
een stof, te weten ongeveer 171 kilogram pseudo efedrine en ongeveer 49 kilogram pseudo efedrine - welke stof benodigd is voor de vervaardiging van metamfetamine, - besteld, vervoerd, opgeslagen, verpakt, afgeleverd, gekocht, verkocht, gefinancierd en voorhanden gehad en
- geld en (valse) documenten en bescheiden en verpakkingsmaterialen bestemd voor het vervoeren, opslaan, verpakken, afleveren, kopen, verkopen, financieren, van eerdergenoemde hoeveelheden pseudo efedrine voorhanden gehad en opgemaakt en verstrekt en
- (telefonische) contacten en ontmoetingen gehad en besprekingen gevoerd en afspraken gemaakt met leveranciers, transporteurs, financiers, afnemers, tussenpersonen en verleners van hand- en spandiensten met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, levering, betaling, verpakking, opslag en het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheden pseudo efedrine en
- eerdergenoemde personen voorzien van informatie en (valse) documenten en bescheiden en verpakkingsmaterialen en reisbescheiden en geld ten behoeve van de levering, betaling, verpakking, opslag en het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheden pseudo efedrine en ter vergoeding van door die personen geleverde diensten en door die personen gemaakte reis- en verblijfkosten en
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven.
Feit 6, primair
(zaaksdossiers B-05 en B-11: 245 kilogram Australië en/of Mexico)
- hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2006 in Nederland en Australië en de Verenigde Arabische Emiraten en de Democratische Republiek Congo en Zwitserland, tezamen en in vereniging met anderen om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine voor te bereiden en
-hij in de periode van 1 juli 2006 tot en met 31 juli 2006 en in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007 in Nederland en/of Australië en de Verenigde Arabische Emiraten ende Democratische Republiek Congo en Zwitserland en/of Mexico, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine, voor te bereiden, telkens,
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- een stof/stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders telkens:
- een stof(fen), te weten een hoeveelheid van ongeveer 245 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, voor de vervaardiging van metamfetamine - besteld, verpakt, gekocht, verkocht, gefinancierd en voorhanden gehad en
- geld en (valse) documenten en bescheiden en verpakkingsmaterialen bestemd voor het bestellen, vervoeren, verpakken, kopen, verkopen en financieren van eerdergenoemde efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en opgemaakt en verstrekt en
- (telefonische) contacten en ontmoetingen gehad en besprekingen gevoerd en afspraken gemaakt met leveranciers, transporteurs, financiers, afnemers, tussenpersonen en verleners van hand- en spandiensten met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, levering, betaling, verpakking en het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en
- een of meer van eerdergenoemde personen voorzien van informatie en (valse) documenten en bescheiden en verpakkingsmaterialen en reisbescheiden en geld ten behoeve van de levering, betaling, verpakking en het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en ter vergoeding van door die personen geleverde diensten en door die personen gemaakte reis- en/of verblijfkosten en
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven.
Feit 7, primair
(zaaksdossier B-11: 50 kilogram)
- hij in de periode van 1 mei 2006 tot en met 30 juni 2006 in Nederland en België en Duitsland en de Democratische Republiek Congo en Zwitserland en Mexico, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het derde of vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine, en
- hij in de periode van 1juli 2006 tot en met 31 juli 2006 in Nederland en België en Duitsland en de Democratische Republiek Congo en Zwitserland en Mexico, telkens tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine, voor te bereiden en
telkens,
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- (een) stof(fen) voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd was tot het plegen van dat feit,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders:
- (een) stof(fen), te weten een hoeveelheid van (ongeveer) 50 kilogram efedrine en/of pseudo efedrine - welke stof(fen) benodigd is/zijn, voor de vervaardiging van metamfetamine - besteld, vervoerd, verpakt, afgeleverd, gekocht, verkocht, gefinancierd en voorhanden gehad en
- geld en (valse) documenten en bescheiden en verpakkingsmaterialen bestemd voor het bestellen, vervoeren, verpakken, afleveren, kopen en verkopen en financieren van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en opgemaakt en verstrekt en
- (telefonische) contacten en ontmoetingen gehad en een besprekingen gevoerd en afspraken gemaakt met leveranciers, transporteurs, financiers, afnemers, tussenpersonen en verleners van hand- en spandiensten met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, levering, betaling, verpakking en het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en
- eerdergenoemde personen voorzien van informatie en (valse) documenten en bescheiden en verpakkingsmaterialen en reisbescheiden en geld ten behoeve van de levering, betaling, verpakking en het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine en ter vergoeding van door die personen geleverde diensten en door die personen gemaakte reis- en verblijfkosten en
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven.
Feit 9
(zaaksdossier B-12)
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 28 mei 2008 in Nederland en Australië en Pakistan en de Verenigde Arabische Emiraten, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk vervaardigen van metamfetamine, voor te bereiden
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feiten heeft getracht te verschaffen en
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders:
- (een) stof(fen), te weten een hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine -
welke stof(fen) benodigd is/zijn, voor de vervaardiging van metamfetamine – besteld, gekocht, verkocht en gefinancierd, en
- geld en (valse) documenten en bescheiden bestemd voor het bestellen, vervoeren, verpakken, afleveren, kopen, verkopen, financieren, van eerdergenoemde hoeveelheid efedrine en/of pseudo efedrine voorhanden gehad en opgemaakt en verstrekt
- (telefonische) contacten en ontmoetingen gehad en een besprekingen gevoerd en afspraken gemaakt met leveranciers, transporteurs, financiers, afnemers, tussenpersonen en verleners van hand- en spandiensten, met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking en het vervoer van eerdergenoemde efedrine en/of pseudo efedrine en
- eerdergenoemde personen voorzien van informatie en (valse) documenten en bescheiden en reisbescheiden en geld ten behoeve van de levering, betaling, verpakking en het vervoer van eerdergenoemde efedrine en/of pseudo efedrine en ter vergoeding van door die personen geleverde diensten en door die personen gemaakte reis- en/of verblijfkosten, en
- tot vorenomschreven feiten opdracht gegeven.
Feit 10, primair
(zaaksdossier B-14, witwassen)
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 28 mei 2008 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben zij, verdachte en zijn mededader:
***(ten aanzien van de contante stortingen op bankrekeningen)***
-in de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005 in Nederland, meermalen een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van € 46.434,43 en
-in de periode van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 in Nederland, meermalen een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van € 91.933,14 en
-in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 in Nederland, meermalen een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van (ongeveer) € 109.020,-- en
-in de periode van 1 januari 2008 tot en met 28 mei 2008 in Nederland, meermalen een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van € 35.777,02 en
***(ten aanzien van de money transfers)***
-in de periode van 19 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 in Nederland, meermalen een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van € 21.500,-- en
-in de periode van 1 augustus 2006 tot en met 16 augustus 2006 in Nederland, meermalen een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van € 22.418,10 en
-op 6 september 2006 in Nederland, een geldbedrag, te weten € 2.483,-- en
-op 28 februari 2007 in Nederland, een geldbedrag, te weten € 1.000,-- en
-op 19 september 2007 in Nederland, een geldbedrag, te weten € 1.439,-- en
***(ten aanzien van opnames met VISA-card met nummer [nummer])***
-in de periode van 21 mei 2006 tot en met 31 mei 2006 in Nederland meermalen een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van € 17.100,-- en
-in de periode van 1 juni 2006 tot en met 9 juni 2006 in Nederland meermalen een geldbedrag, in totaal een geldbedrag van € 6.750,-- en
***(ten aanzien van genoemde geldbedragen in opgenomen telefoongesprekken)***
-op 10 april 2006 in Nederland, een geldbedrag, te weten € 40.000,-- en
-op 14 juli 2006 in Nederland, een geldbedrag, te weten $ 20.000,-- en
-op 18 juli 2006 in Nederland, een geldbedrag, te weten € 10.000,-- en
-op 8 december 2006 in Nederland, een geldbedrag, te weten € 1.516,99 en-op 16 juni 2007 in Nederland, een geldbedrag, te weten € 2.661,-- en
***(ten aanzien van aankoop Dodge Caliber)***
-op 11 mei 2007 in Nederland, een geldbedrag, te weten € 29.800,--
overgedragen, gebruikt en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit een misdrijf.
Feit 11
(zaaksdossier B-14, valsheid in geschrifte)
hij in de periode van 1 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 en 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander meermalen - een salarisspecificatie en een aanvraagformulier voor een Visa- of American Express card - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en
- opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse salarisspecificatie en een aanvraagformulier voor een Visa- of American Express card - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften echt en onvervalst.
Feit 12
(zaaksdossier B-15)
hij op 28 mei 2008 te Almere een wapen van categorie III - te weten een pistool (merk Glock, model 19, kaliber 9x19) - en een wapen van categorie I - te weten een gasdrukpistool (merk Walther, model CP88) - en munitie van categorie III - te weten 22 kogelpatronen (met opschrift PMP 9mm Luger) -, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Dit geldt met name ten aanzien van het onder 12 ten laste gelegde, nu de tenlastelegging een vuurwapen van categorie I, respectievelijk II vermeldt, waar sprake had moeten zijn van een vuurwapen van categorie I, respectievelijk III. Noch uit hetgeen ter terechtzitting is besproken, noch uit hetgeen ter verdediging van verdachte is aangevoerd, is gebleken dat verdachte hierdoor op enigerlei wijze in zijn verdediging is geschaad.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 3, 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
5.1. Kwalificatieoverweging
Wat betreft het onder 1 bewezen verklaarde (kort gezegd: de criminele organisatie) heeft de rechtbank ten aanzien van de kwalificatie het volgende in aanmerking genomen. Op 1 juli 2006 is artikel 11a van de Opiumwet in werking getreden. Deze bepaling luidt sindsdien als volgt:
1. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid, of 11, derde, vierde en vijfde lid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
2. Artikel 140, derde en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
De rechtbank stelt vast dat het onder 1 bewezen verklaarde alle bestanddelen van deze strafbepaling bevat. Dit betekent dat, wat betreft de periode vanaf 1 juli 2006, het onder 1 bewezen verklaarde niet alleen onder de strafbepaling van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) valt, maar ook onder die van artikel 11a van de Opiumwet. Tussen beide bepalingen is sprake van een zogeheten “generalis-specialis verhouding”. Nu op overtreding van artikel 11a van de Opiumwet een zwaardere hoofdstraf (namelijk gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren) is gesteld dan op overtreding van artikel 140 Sr (bedreigd met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren) – en eerstgenoemde bepaling dus een (in de literatuur als zodanig aangeduide) gekwalificeerde, niet geprivilegieerde, specialis betreft – komt, op grond van artikel 55 Sr, echter alleen artikel 11a van de Opiumwet voor toepassing in aanmerking.
Dat in de dagvaarding, naast een verwijzing naar artikel 140 Sr, niet (ook) een verwijzing naar artikel 11a van de Opiumwet is opgenomen, doet hieraan niet af. Het is immers de geheel eigen taak van de rechter om, indien hij de ten laste gelegde gedraging(en) bewezen verklaard, zelfstandig de vraag te beantwoorden, of deze gedraging(en) ook strafbaar is/zijn en zo ja, welk(e) strafba(a)r(e) feit(en) zij oplever(t)(en). Daarbij is de rechter niet gebonden aan de wetsartikelen die in de dagvaarding staan vermeld.
5.2. Kwalificatie
Het bewezenverklaarde is strafbaar en levert op:
Feit 1
- Ten aanzien van de periode tot en met 30 juni 2006: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij leider was van de organisatie.
- Ten aanzien van de periode vanaf 1 juli 2006: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet, terwijl hij leider was van deze organisatie.
Feit 3, primair
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het derde lid van artikel 10 (oud) van de Opiumwet, voor te bereiden:
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- een stof voorhanden heeft gehad, waarvan hij weet dat zij bestemd is tot het plegen van dat feit.
Feit 5, primair
Medeplegen van om een feit, bedoeld in (tot en met 30 juni 2006) het derde lid van artikel 10 (oud) van de Opiumwet respectievelijk (vanaf 1 juli 2006) het vierde lid van de Opiumwet, voor te bereiden:
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- een stof voorhanden heeft gehad, waarvan hij weet dat zij bestemd is tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd.
Feit 6, primair
- Ten aanzien van de periode van 1 mei 2006 tot en met 31 juli 2006:
Medeplegen van om een feit, bedoeld in (tot en met 30 juni 2006) het derde lid van artikel 10 (oud) van de Opiumwet respectievelijk (vanaf 1 juli 2006) het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden:
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- (een) stof(fen) voorhanden heeft gehad, waarvan hij weet dat zij bestemd is/zijn tot het plegen van dat feit.
- Ten aanzien van de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 maart 2007:
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden:
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- (een) stof(fen) voorhanden heeft gehad, waarvan hij weet dat zij bestemd is/zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 7, primair
Medeplegen van om een feit, bedoeld in (tot en met 30 juni 2006) het derde lid van artikel 10 (oud) van de Opiumwet respectievelijk (vanaf 1 juli 2006) het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden:
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft verschaft en
- (een) stof(fen) voorhanden heeft gehad, waarvan hij weet dat zij bestemd is/zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 9
Medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden:
- anderen gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen.
Feit 10, primair
Medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Feit 11
Medeplegen van de voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Feit 12
- Ten aanzien van het wapen van categorie I: Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
- Ten aanzien van het wapen van categorie III: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
- Ten aanzien van de munitie van categorie III: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sancties
7.1. Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende ruim twee jaar, samen met anderen in georganiseerd verband, bezig gehouden met voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van metamfetamine, te weten het transport van honderden kilogrammen (pseudo-)efedrine naar Australië en Mexico vanuit Congo en Pakistan. In dat verband heeft hij niet alleen deelgenomen maar ook leiding gegeven aan een criminele organisatie. Verdachte dient in het kader van het onderzoek Mayer onmiskenbaar als de hoofdverdachte te worden gezien.
Hoewel het gebruik van deze stof in Nederland geen grote omvang heeft aangenomen, is het metamfetaminegebruik in landen als de Verenigde Staten van Amerika, Australië, Mexico en Zuid-Afrika buitengewoon problematisch. Niet alleen kan de stof zeer schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruiker en tot gedragsproblemen bij gebruikers leiden (agressiviteit, onberekenbaar gedrag), het is bovendien erg verslavend. De verspreiding van en handel in metamfetamine gaan in de genoemde landen gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door (verslaafde) gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De groep verdachten, waarvan verdachte deel uitmaakte, vervulde aldus een spilfunctie in de keten tussen de leveranciers van de grondstoffen, de producenten van de metamfetamine en de uiteindelijke gebruikers.
De groep waaraan verdachte leiding gaf ging daarbij op een buitengewoon geraffineerde en professionele wijze te werk, waarbij activiteiten en bijeenkomsten ver buiten de eigen landsgrenzen niet werden geschuwd. Om ontdekking te voorkomen, namen de verdachten diverse maatregelen, zoals het telkens wisselen van telefoonnummers, het gebruik van bijnamen, aliassen en (niet-bestaande) dekmantelbedrijven en het opmaken van valse documenten. Hieruit blijkt dat verdachte en zijn mededaders kennelijk het strafbare karakter van hun bezigheden wel inzagen, maar dat dit hen niet deed besluiten ermee te stoppen. In tegendeel: men zette de activiteiten onverminderd voort. Ook het feit dat er tot tweemaal toe een partij (pseudo)-efedrine van de groep in beslag is genomen maakte de groep niet minder actief, hoewel dit een ondubbelzinnige waarschuwing voor alle betrokkenen moet zijn geweest.
Verdachte speelde in deze organisatie een initiërende, sterk leidende en organiserende rol. Verdachte had een directieve stijl van leidinggeven en verzamelde een groep personen om zich heen die met betrekking tot het beoogde doel, complementair fungeerden. Het een en ander duidt er volgens de rechtbank op dat verdachte precies wist waar hij mee bezig was bij zijn activiteiten en, zo nodig, de inzet van anderen gebruikte om op een berekenende wijze zijn doel te bereiken. Daarbij stelde hij zich in het internationale handelsverkeer professioneel op en benutte hij contacten van hemzelf en van zijn medeverdachten uit eerdere (il)legale activiteiten. Aldus werden sommige medeverdachten in de illegale handelspraktijken van verdachte betrokken.
De rechtbank rekent het verdachte bijzonder zwaar aan dat hij zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van de mogelijk ernstige gezondheidseffecten van metamfetamine, maar zich bij de keuze voor zijn handelswaar puur heeft laten leiden door het vooruitzicht van financieel gewin.
Daarnaast heeft verdachte zich in een periode van ruim drie jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen tot een totaalbedrag van € 439.832,71 en $ 20.000,-. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie en de fiscus te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen, wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer ernstig aangetast. Het reguliere handels- en betalingsverkeer wordt daardoor ondermijnd en de maatschappij wordt veel schade toegebracht. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten minder lucratief zou zijn.
Daarnaast heeft verdachte samen met zijn echtgenote valselijk een loonstrook opgemaakt teneinde deze bij een aanvraagformulier voor een creditcard te voegen, waardoor zijn echtgenote een creditcard verkregen heeft die haar niet was verstrekt als zij de gegevens naar waarheid had ingevuld. Verdachte heeft hiermee het vertrouwen beschaamd dat particulieren en bedrijven in de echtheid en juistheid van documenten moeten kunnen hebben.
Ten slotte heeft verdachte in de kluis in zijn woning een tweetal vuurwapens met de bijbehorende munitie aanwezig gehad. Dergelijke strafbare feiten maken een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Bovendien is het erg gevaarlijk vuurwapens aanwezig te hebben in een woning, temeer als daar ook kinderen verblijven. Dat de vuurwapens in een kluis werden bewaard, doet daaraan niet af.
Bij de strafmaat neemt de rechtbank ten voordele van verdachte in de afweging mee dat hij niet eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) strafbare feiten. Voorts zal de rechtbank tot een lagere straf komen, dan door de officier van justitie is geëist, omdat hij van een aantal tenlastegelegde feiten zal worden vrijgesproken.
Zoals hiervoor reeds is overwogen zal de rechtbank evenwel in de strafmaat, naast de ernst van de gepleegde feiten, voorts het door verdachte getoonde gebrek aan besef van die ernst, sterk ten nadele van verdachte mee laten wegen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank geen andere straf dan een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Opheffing bevel tot schorsing voorlopige hechtenis
Vanwege de hoogte van de op te leggen straf en vanwege het recidivegevaar, dat de rechtbank met name ziet in het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard weer volop bezig te zijn met zijn bedrijven en handelsactiviteiten, het feit dat uit overgelegde stukken blijkt dat enkele medeverdachten opnieuw bij een bedrijf van verdachte in loondienst zijn, verdachte zich door de eerdere inbeslagname van partijen (pseudo-)efedrine kennelijk niet heeft laten weerhouden om zijn illegale activiteiten voort te zetten en het gegeven dat verdachte ter terechtzitting noch op enig ander moment blijk heeft gegeven van inzicht in het laakbare van het handelen van hem en zijn mededaders, is de rechtbank tevens van oordeel dat het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte dient te worden opgeheven, zoals door de officier van justitie is gevorderd..
7.2. Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee cryptotelefoons, een laptop, een kentekenbewijs, drie bankpassen, een pasje van TPS mark Muhren, een autosleutel, zeven diverse bank- en creditcardpasjes en een geldbedrag van € 55.306,-, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
7.3. Onttrekking aan het verkeer (36c)
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten twee pistolen, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 12 bewezenverklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde, inbeslaggenomen pistolen is in strijd met de wet en het algemeen belang.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
- artikel 33, 33a, 36b, 36c, 47, 56, 57, 140, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- artikelen 10a (oud), 10a en 11a van de Opiumwet;
- artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
9. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 2 primair en subsidiair, 4 primair en subsidiair en 8 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 3 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair, 9, 10 primair, 11 en 12 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3 primair, 5 primair, 6 primair, 7 primair, 9, 10 primair, 11 en 12 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5.2. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHT (8) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
- 1.00 STK Telefoontoestel – CRYPTOTELEFOON – wi.009.03.04.004
- 1.00 STK Telefoontoestel – CRYPTOTELEFOON – wi.009.03.04.003
- 1.00 STK Laptop computer – KL: zilver – ACER 19” WI009.01.01.001
- 1.00 STK – ABN/AMRO – WI009.01.01.002
- 1.00 STK Bankpas – RABOBANK – [nummer] – WI009.01.01.007
- 1.00 STK Pas – WI009.01.01.007 – pasje TPS mark Muhren
- 1.00 STK Bankpas – ABN/AMRO – WI009.01.02.004
- 7.00 STK Pas – BANK EN CR. CARD foeil.01.01.05 – diverse bank en creditcard pasjes
- 2.00 STK Map - 2x map met pasjes (NB: ID-kaart retour)
Onttrekt aan het verkeer:
- 1.00 STK Pistool – Kl: zwart – GLOCK 9mm – WI009.03.04.005 + 2 patroonhouders met patronen + schoonm. set in koffer - 1.00 STK Pistool – Kl: zwart – CASVAL – WI009.03.04.006 – in tas + doosje 4 gaspatronen
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- 1.00 STK Sleutel – DODGE auto – WI009.01.03.004
- 1.00 STK Kentekenbewijs deel 2 – [kenteken] – WI009.009.03.04.002
- 1.00 STK Paspoort – Nederlands [nummer] (in kluis bij [naam] LP Schiphol)
- 9.00 STK Ordner KL: 7geel/2zwa – WI009.04.01.001
- 2.00 STK Map (…) ID-kaart tnv [verdachte]
Beveelt de opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.F.W. Brouwer, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. C.M. Brugman en L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 juli 2010.