ECLI:NL:RBHAA:2010:BM9869

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-740582-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige diefstal in woning met DNA-bewijs en herkenning door slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van diefstal met geweld in de woning van twee slachtoffers op 9 juli 2009 te Heemstede. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen de woning is binnengekomen en de slachtoffers heeft bedreigd met een vuurwapen. De slachtoffers werden gedwongen om geld en waardevolle spullen af te geven, waaronder een geldbedrag van 830 euro, een horloge en een auto. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het bewijs tegen hem was overweldigend. Een baseballcap die in de slaapkamer van de slachtoffers werd aangetroffen, bleek DNA van de verdachte te bevatten, met een kans van minder dan één op één miljard dat het DNA van iemand anders was. Daarnaast herkende een van de slachtoffers de jas en de stem van de verdachte als die van de dader. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten en sprak hem vrij van een ander feit dat hem was ten laste gelegd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op en wees schadevergoedingen toe aan de slachtoffers, die voortvloeiden uit de gepleegde feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die nog steeds de gevolgen van deze gewelddadige overval ondervinden.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740582-09
Uitspraakdatum: 29 april 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 april 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring Haarlem, te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 09 juli 2009 te Heemstede gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (groot 830 euro) en/of een horloge (merk Prisma) en/of een personenauto (merk Volkswagen en/of type Passat) en/of twee mobiele telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- meermalen een vuurwapen op het hoofd en/of het lichaam van voornoemde perso(o)n(en) heeft/hebben gericht en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel heeft/hebben vastgepakt en/of
- die [slachtoffer 2] in een wurggreep heeft/hebben gepakt en/of gehouden en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben getrapt/geschopt en/of (terwijl die [slachtoffer 2] in een wurggreep werd gehouden) met kracht met zijn hoofd in de matras heeft/hebben gedrukt en/of gehouden;
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] onder bedreiging van een vuurwapen naar de kluis heeft/hebben gedirigeerd en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onder dreiging van een vuurwapen naar boven in de woning heeft/hebben gedirigeerd en/of (vervolgens) in hun slaapkamer heeft/hebben vastgebonden en/of
- vervolgens tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd "Jullie moeten niets uithalen" en/of "Jullie moeten niemand bellen” en/of (vervolgens) “We weten wie jullie kinderen zijn en we weten deze te vinden” en/of “Stil blijven liggen anders schiet ik want ik heb niets te verliezen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming (openstaand raam van woning).
Feit 2:
Primair: hij in of omstreeks de periode van 06 februari 2009 tot en met 7 februari 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het schoolgebouw van basisschool [naam basisschool] weg te nemen geld en/of goederen van zijn hading, geheel of ten dele toebehorende aan Basisschool [naam basisschool], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat schoolgebouw te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen van zijn gading onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een ruit van dat schoolgebouw heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 6 februari 2009 tot en met 7 februari 2009 te Haarlem opzettelijk en wederechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Basisschool [naam basisschool], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door tegen deze ruit te schoppen en/of slaan (al dan niet met een voorwerp) en/of door tegen deze ruit een (zwaar) voorwerp te gooien.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2. subsidiair ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd welke verdachte reeds heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zullen worden toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 4.559,06 en € 3.447,50, met daaraan verbonden de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] dient voor een bedrag van € 125,- niet ontvankelijk te worden verklaard.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 2. primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden(1)
Omdat verdachte het onder 2. subsidiair ten laste gelegde feit heeft bekend en de rechtbank hem vrijspreekt van het onder 2. primair ten laste gelegde feit, zal, ingevolge het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, voor wat betreft dit feit met een opgave van de bewijsmiddelen worden volstaan.
Ten aanzien van feit 1:
Op 9 juli 2009 vond ’s nachts in de woning van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gelegen aan de [adres] te Heemstede een gewelddadige diefstal in hun woning plaats. De daders zijn de woning binnengekomen via een openstaand raam op de eerste verdieping met gebruikmaking van een ladder.(2)
Aangeefster [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]) werd rond 02.30 uur wakker van een soort kreet.(3) Er stonden twee mannen bij het bed waarin zij en haar echtgenoot sliepen. Een derde man stond aan haar kant van het bed en deze zette een vuurwapen tegen haar hoofd en greep haar met één hand bij de keel. De man zei tegen haar dat zij mee naar boven moest gaan naar de kluis. [slachtoffer 1] heeft toen de sleutels uit haar tas gepakt, die op een stoel in de slaapkamer stond. Terwijl zij naar de zolderverdieping gingen, hield de man [slachtoffer 1] steeds bij haar hals vast en had hij het vuurwapen in zijn hand. Bij de kluis op de zolderverdieping aangekomen, realiseerde [slachtoffer 1] zich dat de kluissleutel niet aan haar sleutelbos zat, maar aan die van haar man. Dit zei zij tegen de man die bij haar was. Hij zei daarop dat zij naar beneden moest gaan. Toen zij weer naar beneden liepen om die sleutelbos te halen, keek [slachtoffer 1] in de slaapkamer waar zij zag dat haar man op zijn knieën zat en werd vastgepakt door één van de andere overvallers. In de woonkamer heeft [slachtoffer 1] de sleutelbos van [slachtoffer 2] gepakt waar de kluissleutel aan zat, waarna zij van de man weer naar boven moest lopen. Zij heeft op zolder de kluis opengemaakt en daar een portemonnee en drie enveloppen met geld uitgehaald. In totaal was het ongeveer 830 euro. De man heeft het geld aangepakt. Toen pakte hij haar weer bij haar hals vast en moest zij in de woonkamer gaan zitten. Hij bewoog het vuurwapen steeds heen en weer. De man richtte het wapen op [slachtoffer 1], vlakbij haar gezicht. Vervolgens moest [slachtoffer 1] de mobiele telefoons van haar en [slachtoffer 2] afgeven. Vervolgens zei de man tegen [slachtoffer 1] dat hij de autosleutel van de Mini Cooper wilde hebben. [slachtoffer 1] heeft toen tegen de man gezegd dat zij deze had uitgeleend en dat hij de Volkswagen Passat maar moest nemen. Over de dader die het grootste deel van de tijd bij haar is gebleven heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij ongeveer 20 à 30 jaar oud is, ongeveer 1.85 a 1.90 meter lang is, een normaal postuur heeft, een getinte huidskleur heeft, mogelijk wat dikke lippen en een platte neus had en een donker, vermoedelijk zwarte jas tot in zijn taille. Het was een aansluitend, niet-bol model. Later heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij hiermee bedoelt een jas die tot over de heup viel.(4) De Volkswagen Passat is rond 05.00 uur op 9 juli 2009 in het water van de Ringvaart te Cruquius aangetroffen.(5)
[slachtoffer 2] is door één van beide mannen in de slaapkamer vastgepakt.(6) [slachtoffer 2] begon op zijn bed te worstelen omdat hij de man bij zijn nek wilde pakken om hem in een soort houdgreep te krijgen. Dit lukte echter niet en de man kreeg [slachtoffer 2] in een soort wurggreep. De andere man gaf [slachtoffer 2] later een schop tegen diens achterste. Door de worsteling kwam [slachtoffer 2] half op de grond terecht, waardoor hij met zijn bovenlichaam op het bed lag en geknield op de grond zat. Al die tijd hield de man [slachtoffer 2] in een soort wurggreep, waardoor [slachtoffer 2] bijna geen lucht kreeg. Hij heeft geroepen dat hij bijna stikte. Eén van de mannen zei dat [slachtoffer 2] naar beneden moest gaan. [slachtoffer 2] zag toen ook dat één van de mannen een vuurwapen bij zich had. Eerder had hij al een hard, koud voorwerp in zijn nek gevoeld. De man die [slachtoffer 2] vasthield, heeft op een gegeven moment zijn gouden Prisma horloge van de rechterpols gerukt. Beneden vroegen de overvallers naar de sleutels en vervolgens zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de overvallers naar boven gedirigeerd waar ze op het bed moesten gaan liggen en het bevel kregen om daar te blijven liggen. Voordat de mannen weggingen, hebben zij tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat zij nergens melding van moesten maken, niks moesten doen of bellen, omdat zij (de overvallers) wisten wie hun kinderen waren en dat zij hen zouden weten te vinden. Ook hebben de overvallers tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat zij stil moesten blijven liggen, waarbij één van de overvallers heeft gezegd dat hij anders zou schieten omdat hij toch niets te verliezen had. Vervolgens hebben de daders de woning via de voordeur verlaten.
In de slaapkamer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is een blauwkleurige cap/baseballpetje gevonden naast het bed aan de zijde waar [slachtoffer 1] slaapt. Het petje is [slachtoffer 1] geheel onbekend en zij weet zeker dat het petje daar niet lag toen zij op die avond om 23.00 uur naar bed ging. Zij vermoedt dat het van de dader is die haar heeft bedreigd.(7) Het blauwe baseballpetje is als sporendrager veilig gesteld en naar de politie Utrecht, Afdeling Forensische Opsporing gezonden, alwaar de baseballcap is onderzocht en bemonsterd. De bemonstering is vervolgens verstuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna te noemen: NFI) voor verder onderzoek.(8) Bij het NFI is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte.(9) De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Bij doorzoeking in de woning van verdachte aan de [adres] is in de woonkamer een zwarte herenjas met capuchon aangetroffen. In de jas is een pashouder met pasjes op naam van verdachte aangetroffen. In de keukenlade lag een zilverkleurig neppistool. Beide voorwerpen zijn in beslag genomen.(10) Verdachte heeft verklaard dat het neppistool van hem is(11) en dat hij dit heeft gekregen. Verder heeft verdachte gezegd dat het baseballpetje door een ander in de woning terecht is gekomen.(12) De vriendin van verdachte, [getuige 1], heeft verklaard dat het pistool van haar is.(13)
Op 22 februari 2010 is aan [slachtoffer 1] de in beslag genomen zwarte jas getoond. [slachtoffer 1] heeft daarop verklaard dat zij de haar getoonde jas met 100% zekerheid herkent als de jas van de dader die haar op 9 juli 2009 in haar woning heeft bedreigd.(14)
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat de getoonde foto(15) met daarop een zwarte jas met capuchon en bontkraag van hem is.
De op verzoek van de officier van justitie ter terechtzitting gehoorde getuige [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij de stem van verdachte heel zeker herkent als de stem van de man die op 9 juli 2009 in haar woning was en steeds bij haar bleef en haar opdrachten gaf. Kenmerkend aan de stem is volgens haar onder andere dat de stem wat lijzig, zacht en onduidelijk is.
Van de zijde van verdachte is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit 1 omdat onvoldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij een van de daders is geweest. De herkenning van de jas door aangeefster [slachtoffer 1] als de jas van de man die bij haar stond, kan niet bijdragen tot het bewijs. De herkenning is immers onjuist nu aangeefster in haar aangifte niet die kenmerken van de jas heeft genoemd. Bovendien wordt de mogelijkheid van herkenning van de jas door de ter terechtzitting gehoorde getuigen [getuige 1] en [getuige 2] alsmede door de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd weersproken nu zij allen hebben verklaard dat verdachte de jas pas op 24 december 2009 heeft gekocht. Ook het aangetroffen petje kan niet tot het bewijs dienen, omdat verdachte ontkent in de woning te zijn geweest en de pet niet door hem in de woning is terechtgekomen maar mogelijk door iemand anders is achtergelaten.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Het signalement dat [slachtoffer 1] op 9 juli 2009, vlak na de overval, heeft opgegeven van de dader die steeds bij haar was, strookt met het signalement van verdachte. Ook heeft [slachtoffer 1] ter terechtzitting als getuige verklaard dat zij de stem van verdachte herkent als de stem van de dader die op 9 juli 2009 het grootste deel van de tijd bij haar was. Voorts heeft [slachtoffer 1] de jas van verdachte herkend als de jas van deze dader. Naar aanleiding van het door de verdediging aangevoerde standpunt over de aankoopdatum van de jas overweegt de rechtbank het volgende. De – op verzoek van de verdediging – ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 1], de vriendin van verdachte, heeft onder meer verklaard dat bij haar laatste bezoek aan verdachte in het Huis van Bewaring verdachte haar de naam van de winkel heeft verteld waar hij de jas had gekocht. Deze verklaring acht de rechtbank niet geloofwaardig nu verdachte zelf – op uitdrukkelijke vragen van de rechtbank – de naam van de winkel niet meer wist te noemen. Ook aan de verklaring van [getuige 2], de moeder van verdachte, hecht de rechtbank weinig geloof, nu zij heeft verklaard dat verdachte op de dag dat hij de jas zou hebben gekocht, namelijk op 24 december 2009, ’s middags bij haar langs is geweest om de jas te laten zien. Verdachte zelf heeft ter terechtzitting evenwel verklaard dat hij, nadat hij met een vriend de jas had gekocht met die vriend vanuit Amsterdam naar Nieuw-Vennep is gereisd waar hij omstreeks 18:00 uur naar de kapper ging. Daarna is verdachte naar eigen zeggen naar huis, naar de [adres], gegaan, waar hij omstreeks 20:00 uur aangekomen zou zijn. Voorts heeft verdachte in dit verband verklaard dat hij de jas op eerste of op tweede kerstdag aan zijn moeder heeft laten zien. De geloofwaardigheid van de getuigenverklaringen wordt naar het oordeel van de rechtbank verder onder druk gezet door het feit dat zowel [getuige 1] als [getuige 2] verklaren dat de bon van de aankoop van de jas in één van de jaszakken zat, terwijl vaststaat dat bij de inbeslagname van de jas slechts een pasjeshouder met passen op naam van verdachte in de jaszak is aangetroffen. Getuige [getuige 2] heeft als getuige ter zitting herhaaldelijk verklaard dat zij zeker weet dat de aankoopbon steeds in de jas heeft gezeten. Na herhaaldelijk gevraagd te zijn naar de bron van haar wetenschap in deze, verklaart de getuige uiteindelijk dat zij dat weet omdat verdachte dat aan haar medegedeeld heeft.
Ten slotte merkt de rechtbank nog op dat de gedetailleerde eenvormigheid van de beide getuigenverklaringen verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid.
Naar aanleiding van het door de verdediging aangevoerde standpunt dat [slachtoffer 1] in haar aangifte een andere jas heeft beschreven dan de onder verdachte in beslaggenomen jas merkt de rechtbank nog op dat [slachtoffer 1] tijdens het verhoor op 22 februari 2010 heeft verduidelijkt dat zij in de aangifte heeft gedoeld op een jas die tot over de heup viel.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 10 februari 2009, p. 262-63.
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal identificatie DNA d.d. 7 juli 2009, p.266.
• DNA-profielcluster 2795, p. 264.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2. subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
hij op 9 juli 2009 te Heemstede gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [adres] tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (groot 830 euro) en een horloge (merk Prisma) en een personenauto (merk Volkswagen, type Passat) en twee mobiele telefoons, geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en vergezeld en gevolgd met bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- meermalen een vuurwapen op het hoofd en het lichaam van voornoemde personen hebben gericht en
- die [slachtoffer 1] bij de keel hebben vastgepakt en
- die [slachtoffer 2] in een wurggreep hebben gepakt en gehouden en tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] hebben geschopt en (terwijl die [slachtoffer 2] in een wurggreep werd gehouden) met kracht met zijn hoofd in de matras hebben gedrukt en gehouden;
- vervolgens die [slachtoffer 1] onder bedreiging van een vuurwapen naar de kluis hebben gedirigeerd en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder dreiging van een vuurwapen naar boven in de woning hebben gedirigeerd en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gezegd "Jullie moeten niets uithalen" en "Jullie moeten niemand bellen" en "We weten wie jullie kinderen zijn en we weten deze te vinden" en "Stil blijven liggen anders schiet ik want ik heb niets te verliezen",
waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van inklimming (openstaand raam van woning).
Feit 2:
Subsidiair:
hij in de periode van 6 februari 2009 tot en met 7 februari 2009 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, geheel toebehorende aan Basisschool [naam basisschool], heeft vernield door tegen deze ruit een (zwaar) voorwerp te gooien.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2. subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1. diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, voorafgegaan, vergezeld van geweld en vergezeld en gevolgd met bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van inklimming;
2. subsidiair: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn beide mededaders hebben een brute roofoverval gepleegd in een woning op de twee bewoners. Zij hebben zich hiermee schuldig gemaakt aan een zeer ernstig misdrijf, waarbij geweld en bedreigingen met geweld niet werden geschuwd. De slachtoffers moesten onder bedreiging van een wapen de – onder andere – door verdachte gegeven opdrachten uitvoeren. Daarna moesten de slachtoffers, opnieuw onder bedreigingen, op hun bed gaan liggen. Hun telefoons zijn afgepakt waardoor zij niet meteen de mogelijkheid hadden hulp in te roepen. Dit soort overvallen behoort tot een categorie van strafbare feiten die ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die gevoelens van grote onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken, meer in het bijzonder bij de slachtoffers. Slachtoffers van dit soort overvallen, namelijk in de geborgenheid van hun woning waar zij zich veilig dienen te voelen, ondervinden nog gedurende lange tijd de nadelige psychische gevolgen van een dergelijke traumatische gebeurtenis.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van een raam in een schoolgebouw.
De rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan en is op grond van de aard en de ernst van de feiten, met name van het onder 1. bewezen verklaarde, van oordeel dat alleen een langdurige gevangenisstraf als passende straf in aanmerking komt.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf neemt de rechtbank – naast hetgeen hiervoor is overwogen – ten nadele van verdachte in aanmerking dat hij, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 januari 2010, in het verleden eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten. Kennelijk hebben die eerdere veroordelingen geen enkel effect gehad en verdachte er niet van weerhouden opnieuw ernstig in de fout te gaan.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 4.684,06 ingediend tegen verdachte wegens (im)materië¬le schade die zij als gevolg van het onder 1. ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
€ 960,-, schade aan/in huis: weggenomen geld;
€ 125,- , schoonmaak-/schilderkosten;
€ 12,06 medische kosten;
€ 837,-, kosten psychologische hulp;
€ 2,750,- immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 4.559,06 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van deze schade billijk voor. De vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het bedrag ad € 125,- niet in haar vordering ontvangen. Deze kosten betreffen schilder- en schoonmaakwerkzaamheden, welke benadeelde zelf heeft uitgevoerd. De kosten zijn niet nader onderbouwd. Het is mede door het gebrek aan onderbouwing (vooralsnog) niet eenvoudig vast te stellen of de met de schilder- en schoonmaakwerkzaamheden gemoeide kosten rechtstreeks uit het bewezen verklaard feit voortkomen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1. bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 4.559,06.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 3.447,50 ingediend tegen verdachte wegens (im)materië¬le schade die hij als gevolg van het onder 1. ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
€ 125,-, autoreparatie;
€ 30,-, tennisracket hoezen;
€ 25,-, tennisballen;
€ 45,-, oplader mobiele telefoon;
€ 100,-, vijf CD’s;
€ 50,-, landkaarten;
€ 37,50 benzine;
€ 10,-, reparatie collier;
€ 925,-, gouden horloge;
€ 2.100,-, immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade billijk voor. De vordering zal dan ook worden toegewezen. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1. bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 3.447,50.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 57, 312, 350 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 2. primair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2. subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 4.559,06 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroor¬deelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 4.559,06, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 55 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van € 3.447,50 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroor¬deelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 3.447,50, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 44 dagen hechtenis.
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af het verzoek om onmiddellijke invrijheidsstelling.
Voetnoten:
(1) De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
(2) Proces-verbaal bevindingen d.d. 9 juli 2009, p. 89. p-v sporenonderzoek d.d. 21 augustus 2009 p. 61- 63, p. 66-67, p. 76-77 en p. 81-82.
(3) Proces-verbaal van aangifte d.d. 9 juli 2009, p. 51-59. p. 184-190.
(4) Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 februari 2010, p. 170.
(5) Proces-verbaal aantreffen personenauto d.d. 9 juli 2009, p. 128.
(6) Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 juli 2009, p. 203-205
(7) Proces-verbaal van verhoor aangeefster d.d. 30 september 2009, p. 222-223 en proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 62.
(8) Proces-verbaal Vooronderzoek Forensische opsporing Politie Utrecht d.d. 21 juli 2009, p. 118 en proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 21 augustus 2009, p. 63
(9) Deskundigenrapport d.d. 13 augustus 2009, p. 121-125.
(10) Proces-verbaal bevindingen d.d. 21 januari 2010, p. 51-52.
(11) Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 januari 2010, p. 255.
(12) Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 januari 2010, p. 259.
(13) Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 januari 2010, p. 228 - 230.
(14) Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 februari 2010, p. 170.
(15) Bijlage bij proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming d.d. 21 januari 2010, p. 12 en 13.
11. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.M. Wamsteker, voorzitter,
mrs. M.J. Kronenberg en C.M. Cichowski-van der Kleijn, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier D.L. Meyer,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2010.