ECLI:NL:RBHAA:2010:BM9801

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 mei 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/031087-00
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

TBS-verlenging en voorwaardelijke beëindiging van verpleging van overheidswege

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 mei 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een ter beschikking gestelde persoon, geboren in 1981 in Brazilië. De rechtbank had eerder in januari 2010 de beslissing over de verpleging van overheidswege aangehouden om te beoordelen of een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging mogelijk was. De rechtbank concludeert dat er op dat moment geen termen aanwezig zijn om de verpleging voorwaardelijk te beëindigen. De beoordeling is gebaseerd op een rapport van een reclasseringswerker, waarin wordt aangegeven dat de ter beschikking gestelde persoon positieve ontwikkelingen doormaakt, maar dat deze ontwikkelingen nog te pril zijn om te kunnen spreken van blijvende gedragingen. De reclassering heeft geadviseerd om de verpleging voort te zetten, omdat er nog onvoldoende zicht is op de stabiliteit van de situatie van de betrokkene, vooral gezien zijn recente gezinsuitbreiding en de noodzaak van een stabiele dagbesteding.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de TBS goedgekeurd en de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd. De rechtbank heeft daarbij de veiligheid van anderen in overweging genomen, gezien het feit dat de betrokkene eerder een ernstig geweldsdelict heeft gepleegd in de relationele sfeer. De rechtbank benadrukt dat de reclassering nog een belangrijke rol speelt in de begeleiding van de betrokkene en dat de positieve ontwikkelingen in zijn leven nog niet voldoende zijn om een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging te rechtvaardigen. De rechtbank bevestigt de eerdere beschikking van 11 januari 2010, waarin de verlenging van de TBS werd vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige terechtzitting
Parketnummer: 15/031087-00
Uitspraakdatum: 12 mei 2010
beslissing (art. 509t, vijfde lid, Sv)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 13 november 2009 is op de griffie van deze rechtbank ingekomen de vordering, gedateerd 11 november 2009, van de officier van justitie in het arrondissement Haarlem tot verlenging van de termijn gedurende welke
[terbechikkinggestelde],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Brazilië),
wonende te [adres],
bij arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 mei 2002 ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De termijn van de terbeschikkingstelling nam een aanvang op 4 januari 2003.
Bij beschikking van deze rechtbank van 11 januari 2010 is op bovenstaande vordering beslist en werd de termijn van de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege verlengd met één jaar. De rechtbank heeft daarbij de (definitieve) beslissing omtrent de verpleging van overheidswege op grond van artikel 509t, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering voor de duur van ten hoogste drie maanden aangehouden, om aan de hand van een daartoe strekkend advies te beoordelen of voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangewezen is.
Op 5 april 2010 is op het parket van de officier van justitie te Haarlem binnengekomen het Maatregelrapport d.d. 2 april 2010, uitgebracht door [reclasseringswerker] van Reclassering Nederland, Regio Utrecht-Arnhem, Unit Arnhem.
Op 9 april 2010 is de zaak vervolgens op een openbare terechtzitting behandeld. Daarbij zijn gehoord de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, advocaat te Amsterdam, de deskundige drs. Poelen (behandelcoördinator bij de Rooyse Wissel) en de officier van justitie. Van dit verhoor is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op die datum geschorst tot de terechtzitting van 28 april 2010 teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de [reclasseringswerker] op te roepen als deskundige.
Vervolgens is het onderzoek hervat op de openbare terechtzitting van 28 april 2010 en zijn aldaar gehoord de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw mr. L.M. Oldenburg, de deskundige [reclasseringswerker] en de officier van justitie. Ook van dit verhoor is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
2. Beoordeling
Uit het door de deskundige [reclasseringswerker] uitgebrachte Maatregelrapport blijkt onder meer het volgende.
Sinds 12 oktober 2009 woont betrokkene met zijn vriendin in [plaats], sinds november 2009 met hun in die maand geboren zoon. Betrokkene brengt thans nog één nacht door in de Rooyse Wissel. Betrokkene ontvangt van de kliniek een uitkering die qua grootte gelijk is aan een bijstandsuitkering van de gemeente. Op grond van een samenwerkingsovereenkomst tussen een schoonmaakbedrijf en de kliniek loopt betrokkene thans op onbetaalde basis stage. Momenteel heeft de werkgever geen vacatures. In geval van een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zal de bemoeienis van de kliniek stoppen en het contact met de werkgever door de reclassering worden overgenomen. Ook de financiële steun van de kliniek zal dan komen te vervallen. Tweemaal per week is er contact met de sociotherapeutisch medewerker van de kliniek die aangeeft dat het bijhouden van het forensisch signaleringsplan kan worden gestopt en het alcoholverbod kan worden opgeheven. Verder is maandelijks contact met de maatschappelijk werker, welke aangeeft dat betrokkene een stabiele relatie heeft wiens leven ‘soepel’ loopt. Wel moet hij zijn plek in de maatschappij nog vinden.
Voor de kliniek blijft belangrijk dat betrokkene structuur in zijn leven heeft en voor zichzelf doelen stelt en duidelijk krijgt wat hij wil bereiken. De huidige behandelcoördinator, mevrouw Wijnands, heeft aangegeven dat een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging nu niet geadviseerd wordt, omdat er de laatste tijd veel veranderd is in het leven van betrokkene en het derhalve nog te pril is voor een voorwaardelijke beëindiging. Het risico op delicten is te groot. Met de komst van zijn zoon gaat het adoptieverleden van betrokkene een rol spelen. Daarnaast heeft hij een delict in de relatiesfeer gepleegd en is zijn huidige relatie nog pril. Ook heeft betrokkene pas sinds kort werk, dat hij bovendien niet leuk vindt. Tot slot heeft mevrouw Wijnands aangegeven binnenkort een aanvraag proefverlof te zullen sturen.
De reclassering heeft aangegeven dat ondanks het feit dat betrokkene in het kader van ambulante begeleiding soms eigenwijs kan zijn, de resocialisatie tot op heden zonder noemenswaardige problemen is verlopen. Betrokkene heeft een vaste relatie, vervult zijn rol als vader met plezier en is gemotiveerd om de ingeslagen weg voort te zetten. De stap naar begeleiding in het kader van voorwaardelijke beëindiging komt voor de reclassering evenwel te vroeg, omdat de positieve ontwikkelingen te recent van aard zijn om te kunnen spreken van blijvende gedragingen. Om het huidige resocialisatieproces op de meest verantwoorde wijze te begeleiden is de expertise en inzet van FPS de Rooyse Wissel nog nodig. Vanuit reclasseringsoptiek is het wenselijk de reclasseringsbegeleiding geleidelijk aan meer in te voegen. De reclassering adviseert de rechtbank niet over te gaan tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, maar heeft voor het geval de rechtbank anders mocht beslissen, voorwaarden geformuleerd die aan een eventuele voorwaardelijke beëindiging kunnen worden verbonden.
De deskundige Poelen heeft ter terechtzitting van 9 april 2010 voormeld advies onderschreven en aangegeven dat in plaats van proefverlof, transmuraal verlof zal worden aangevraagd, zodat zowel de kliniek als de reclassering een rol zal blijven spelen. Tot nu toe is de machtiging voor transmuraal verlof niet verkregen. Ondanks het feit dat de ontwikkelingen ten aanzien van betrokkene voorspoedig verlopen is de casus ingewikkeld, nu het gaat om een combinatie van de diagnose, het snel gaan samenwonen en het plotseling hebben van een kind waarbij de persoonlijkheids- en adoptieproblematiek van betrokkene een rol spelen. De situatie is op dit moment nog erg fragiel. Er wordt sterk de voorkeur aan gegeven om in het kader van verlof de reclassering bij de zaak te betrekken. Betrokkene is nog niet onthecht van de kliniek. Een nieuwe aanvraag voor transmuraal verlof wordt thans geschreven en het feit dat er geen incidenten zijn geweest, betrokkene gesprekken heeft met een maatschappelijk werker, en betrokkene werk en een dagbesteding heeft, vergroten de kans op slagen daarvan.
De deskundige [reclasseringswerker] heeft ter terechtzitting van 28 april 2010 voormeld advies toegelicht en onderschreven en daartoe onder meer nog het volgende aangegeven.
De stap naar voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging komt nu te vroeg. Er is zeker sprake van positieve ontwikkelingen in het leven van betrokkene, maar een aantal ontwikkelingen is van te recente datum voor de reclassering om thans de verantwoordelijkheid te kunnen en durven nemen. De reclassering wil meer zicht krijgen op de relatie van betrokkene en het verloop daarvan, op een vaste dagbesteding of bron van inkomsten en op de ontwikkeling van betrokkene als vader. Daarnaast speelt het door de kliniek genoemde probleem van onthechting. Tussen het werk dat betrokkene thans verricht en de kliniek bestaat een verband. Wanneer de betrokkenheid van de kliniek wegvalt heeft betrokkene waarschijnlijk geen inkomen meer. Het is namelijk zeer de vraag of betrokkene met behoud van een eventuele (Wajong-)uitkering bij een commercieel bedrijf mag werken, terwijl het juist zeer belangrijk is dat betrokkene een dagbesteding en inkomen behoudt. De reclassering is voorstander van transmuraal verlof. In de huidige, feitelijke, situatie zal dan weliswaar weinig veranderen, maar anders dan bij een voorwaardelijke beëindiging zal de eindverantwoordelijkheid bij de kliniek blijven rusten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dwangverpleging thans niet voorwaardelijk moet worden beëindigd, omdat zich recent diverse ontwikkelingen hebben voorgedaan in onder andere de relationele sfeer, terwijl de TBS aan betrokkene voor een ernstig delict in de relationele sfeer is opgelegd. Er zal meer zicht moeten zijn op de invloed van de recente ontwikkelingen op betrokkene. Controle van de FPS de Rooyse Wissel is daarbij noodzakelijk.
De raadsvrouw van betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat de fase van de voorwaardelijke beëindiging is aangebroken nu het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht. Op dit moment is er minder toezicht dan wanneer betrokkene in zijn eigen woonplaats door de reclassering zal worden begeleid. In 2008 hebben deskundigen reeds aangegeven dat na een jaar mogelijk een voorwaardelijke beëindiging zou kunnen plaatsvinden, terwijl de positieve ontwikkeling zich heeft voortgezet. Betrokkene is sinds vijf maanden vader, heeft een vriendin, een baan, een netwerk en geen schulden. Een voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zou voor betrokkene een nieuwe kans betekenen.
Betrokkene onderschrijft hetgeen zijn raadsvrouw heeft aangevoerd en heeft voorts aangegeven dat hij voor onbepaalde tijd bij zijn werkgever kan blijven werken, ook als hij niet langer onder verantwoordelijkheid van de kliniek valt. Volgens het UWV komt betrokkene voor een uitkering in aanmerking. Voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zou voor betrokkene betekenen dat hij niet meer in de kliniek hoeft te overnachten, dat hij meer vrijheden zal krijgen en zodoende een nieuwe stap kan zetten. Bovendien lijken de daaraan te verbinden voorwaarden aan de voorwaarden waaraan betrokkene zich op dit moment al dient te houden. Betrokkene is reeds twee jaar bezig met onthechten en transmuraal verlof is buiten zijn schuld om al twee keer afgewezen. De drastische veranderingen in het leven van betrokkene zijn voor hem juist een stimulans geweest en motiveren hem om het werk dat hij niet leuk vindt te blijven verrichten.
De rechtbank is, gelet op voormeld advies en de toelichting daarop door de deskundigen Poelen en [reclasseringswerker] van oordeel dat de ontwikkeling van betrokkene in de afgelopen periode zeer positief is verlopen. Ondanks het feit dat de rechtbank om die reden van oordeel is dat de stap naar een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in zicht komt, is het naar het oordeel van de rechtbank gelet op de veiligheid van anderen op dit moment te vroeg om daartoe over te gaan. Uit het advies en de toelichting daarop is immers ook naar voren gekomen dat de positieve ontwikkelingen te recent van aard zijn, gelet op de recente, ingrijpende veranderingen in het leven van betrokkene. Met de deskundigen is de rechtbank van oordeel dat de positieve ontwikkelingen nog te pril zijn om te kunnen spreken over blijvende gedragingen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat betrokkene terbeschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege in verband met een ernstig geweldsdelict in de relationele sfeer. Met de komst van de zoon van betrokkene kan zijn adoptieverleden wederom een rol gaan spelen, terwijl voorts de factor van een dagbesteding en een bron van inkomsten zoals betrokkene die nu kent, bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege waarschijnlijk zal komen te vervallen, terwijl er op dit moment onvoldoende concreet zicht is op een andere vorm van dagbesteding of inkomen. Nu het voor een voortzetting van de positieve ontwikkelingen bij betrokkene van belang is dat deze factoren stabiel blijven en de reclassering heeft aangegeven dat zij hierop nog onvoldoende zicht heeft, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat het recidiverisico thans tot een aanvaardbaar niveau is teruggebracht. Hoewel het de rechtbank is gebleken dat de huidige, feitelijke, situatie bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege voor betrokkene weinig zal veranderen, acht de rechtbank het van belang dat de reclasseringsbegeleiding in het kader van verlof eerst geleidelijk zal worden ingevoegd, zodat betrokkene gedurende die periode de noodzakelijk geachte begeleiding van de kliniek blijft ontvangen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 509t van het Wetboek van Strafvordering.
3. Beslissing
De rechtbank:
acht geen termen aanwezig de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen;
bevestigt de beschikking van deze rechtbank van 11 januari 2010 inhoudende de verlenging van de termijn voor de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [terbeschikkinggestelde] voor de duur van één jaar.
4. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. S.M. Christiaan, voorzitter,
mrs. E.B. de Vries-van den Heuvel en E. Kanninga-Jonker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. E.M. ten Bos
en in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2010.
Mr. Kanninga-Jonker en de griffier zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.