RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/740818-09
Uitspraakdatum: 22 juni 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 juni 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Psychiatrisch Centrum Sint Willibrord te Heiloo.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 september 2009 te Beverwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [het slachtoffer] (zijn, verdachtes, zoontje, geboren op [geboortedatum] 2001) van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet, die [het slachtoffer] meegenomen naar autosnelweg A22 en/of die [het slachtoffer] vervolgens op zijn, verdachtes, schouders en/of nek genomen en/of vastgehouden, waarna hij, verdachte, de rijbaan van die snelweg is opgelopen en/of op die rijbaan van die snelweg tegen de verkeersrichting is gaan lopen en/of vervolgens is gaan lopen in de richting van een (voor hem, verdachte) tegemoetkomende vrachtwagen (althans een voertuig) en/of dit is blijven doen (ook toen die vrachtwagen/dat voertuig (een) uitwijkende beweging(en) maakte), waardoor die vrachtwagen/dat voertuig is gebotst/aangereden tegen hem, verdachte en/of die [het slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [het slachtoffer] is overleden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan verdachte terzake zal worden opgelegd de maatregel terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. Tevens vordert de officier van justitie dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] als volgt wordt toegewezen. De materiële kosten kunnen in het geheel worden toegewezen en ten aanzien van de immateriële schade kan een redelijk voorschot worden toegekend ad € 20.000,-, terwijl de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Aan het toegewezen bedrag dient de schadevergoedingsmaatregel te worden gekoppeld.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden(1)
Verdachte woonde in Beverwijk samen met zijn vrouw [benadeelde partij] en hun twee zoontjes [het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2001 en [broer van het slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2004(2). Op 22 september 2009 ging [benadeelde partij] rond 14.45 uur met hun jongste zoon [broer van het slachtoffer] naar zwemles. [het slachtoffer] wilde niet mee naar zwemles en bleef thuis bij zijn vader(3). Verdachte zei dat hij nog werk af moest hebben die dag en dat [het slachtoffer] zou gaan schilderen(4). Verdachte is echter vlak nadat [benadeelde partij] en [broer van het slachtoffer] waren vertrokken met [het slachtoffer] gaan wandelen(5). Ze liepen vanuit hun woning aan [adres] in Beverwijk(6) onder het viaduct van de A22 door richting het gras naast de snelweg A22. Verdachte en zijn zoontje [het slachtoffer] liepen los van elkaar het talud naast de snelweg A22 op(7) en vervolgden hun weg langs de geleiderail, die grenst aan de rijbaan richting Alkmaar. Verdachte is met [het slachtoffer] op zijn schouders aan het einde van de geleiderail, ongeveer bij hectometerpaaltje 15.4 de vluchtstrook op gelopen(8). Verdachte had [het slachtoffer], die op verdachtes schouders zat, vast bij de benen, terwijl hij stil stond op de vluchtstrook en het naderende verkeer bekeek. Verdachte had een grijns op zijn gezicht en keek met grote angstige, paniekogen terwijl hij vlak voor een op de rechterrijstrook naderend bestelbusje de rijbaan opstapte. Verdachte draaide zijn gezicht naar het bestelbusje en ging pontificaal op de rijbaan stilstaan voor het busje. Het busje week uit naar links waardoor een aanrijding werd voorkomen. Verdachte trachtte alsnog onder het busje te komen door naar rechts te stappen, maar dit mislukte. Vervolgens probeerde verdachte met [het slachtoffer] nog steeds op zijn schouders onder een op de linker rijbaan naderende personenauto te komen. De personenauto kon naar rechts uitwijken, waardoor wederom een aanrijding werd voorkomen. Hierna is verdachte teruggerend naar de meest rechter rijstrook en/of de vluchtstrook(9). Een naderende vrachtwagenchauffeur zag verdachte met zijn zoontje op zijn nek op de vluchtstrook tegen het verkeer in lopen en is derhalve naar de linkerrijstrook uitgeweken. Verdachte kwam echter met versnelde pas schuin tegen het verkeer in op de vrachtwagen afgelopen. De vrachtwagen maakte uitwijkbewegingen, welke door verdachte werden gevolgd. De vrachtwagenchauffeur heeft afgeremd, maar doordat verdachte de vrachtwagen doelbewust opzocht, kon een aanrijding niet worden voorkomen(10). Met 65 km/u vond de botsing plaats op de A22 richting Alkmaar ter hoogte van hectometerpaal 15.4. Door de klap zijn verdachte en diens zoon [het slachtoffer] enkele meters meegesleurd en al stuiterend en glijdend tot stilstand gekomen(11). Verdachte lag midden op de rechterrijstrook en [het slachtoffer] lag 5 meter verder op de zelfde rijstrook tegen de middenlijn aan(12). Ten gevolge van de aanrijding die plaatsvond om 15.26 uur(13) is [het slachtoffer] vrijwel direct(14) overleden(15). Verdachte is zwaargewond afgevoerd met de ambulance naar het VU ziekenhuis in Amsterdam(16). Verdachte zegt zich van het hele gebeuren op de snelweg en de daaraan voorafgaande periode niets te kunnen herinneren(17).
Opzet
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het opzet bij verdachte ontbreekt, omdat hij nooit gewild heeft dat zijn zoontje om het leven zou komen. Verdachte verkeerde in een psychotische toestand ten gevolge waarvan in het geheel geen sprake meer was van enig inzicht in de draagwijdte van zijn handelen en de gevolgen daarvan.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat er wel sprake is van opzet en overweegt daartoe het volgende. Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte met zijn zoontje op zijn nek op de vluchtstrook van de snelweg A22 liep en zich vervolgens heeft gericht op het tegemoetkomende verkeer en de rijbaan is opgestapt voor het naderende verkeer. Tot drie keer toe heeft verdachte getracht een aanrijding te veroorzaken door voor een naderende (bestel)auto te stappen. Na deze mislukte pogingen is verdachte teruggekeerd naar de vluchtstrook. Toen hij een vrachtwagen zag naderen is verdachte met [het slachtoffer] op zijn nek doelbewust naar de vrachtwagen toegerend, de uitwijkbewegingen van de vrachtwagenchauffeur volgend, en heeft verdachte een aanrijding veroorzaakt ten gevolge waarvan [het slachtoffer] is overleden.
Deze feitelijke gedragingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het veroorzaken van een bepaald gevolg, te weten een dodelijke aanrijding, dat de rechtbank van oordeel is dat verdachte bewust een dodelijke aanrijding heeft veroorzaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank staat de omstandigheid dat verdachte ten tijde van het plegen van het feit in een psychose verkeerde niet in de weg aan het aannemen van opzet. Immers blijkens het aanvullend pro justitia rapport d.d. 23 april 2010 van drs. [naam psycholoog], psycholoog, en drs. [naam psychiater], psychiater, werd het handelen, voelen en denken van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig bepaald door zijn psychotische stoornis, maar had hij wel inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij het gevaarlijk vindt wanneer iemand probeert een snelweg over te steken en dat hij dat altijd heeft gevonden, wijst ook op evenbedoeld inzicht. Op grond van het voorgaande en onder verwijzing naar de vaste jurisprudentie terzake acht de rechtbank het opzet bewezen.
Voorbedachte raad
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat geen sprake is van voorbedachte raad, nu bij verdachte vanwege zijn psychose geen sprake kan zijn van een genomen besluit. Daarnaast bestond voor verdachte geen gelegenheid voor de toetsing van een eventueel genomen besluit aan de realiteit.
De rechtbank overweegt het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie is het voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad voldoende om vast te stellen dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis/gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen vloeit voort dat verdachte vanaf zijn woning lopend met [het slachtoffer] naar de snelweg A22 is gegaan. Dit is een wandeling van ruim twintig minuten. Verdachte en [het slachtoffer] zijn het talud naast de snelweg opgegaan en liepen verder langs de geleiderail, die de snelweg van de berm scheidt. Verdachte heeft [het slachtoffer] kennelijk op enig moment op zijn schouders gezet en is, waar de geleiderail ophoudt, de vluchtstrook opgelopen tegen het verkeer in. Blijkens getuigenverklaringen is verdachte meerdere keren de rijbaan opgelopen om een aanrijding te veroorzaken en is hij uiteindelijk schuin over de rijbanen op een naderende vrachtwagen afgerend. Getuigen beschrijven de gelaatsuitdrukking van verdachte. Hij had priemende ogen met een grijns op zijn gezicht en hij volgde met zijn bewegingen de vrachtwagen, waarbij hij deze doelbewust opzocht.
Uit het feit dat verdachte met zijn zoontje naar de snelweg is gelopen, langs deze snelweg is gaan lopen en nadat hij zijn zoontje op zijn schouders had gezet vervolgens meerdere malen getracht heeft om een aanrijding te veroorzaken door voor auto’s te stappen en eerst bij de vierde poging daarin slaagde, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een besluit van verdachte. Verdachte had gelet op de hiervoor beschreven handelingen bovendien voldoende tijd om over zijn voorgenomen daad en de eventuele gevolgen daarvan na te denken, zich daarvan rekenschap te geven en tot bezinning te komen. Daaraan doet niet af dat verdachte handelde onder invloed van een psychose.
Zoals hiervoor weergegeven, had verdachte, ondanks zijn psychose inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. Verdachte had dus en voldoende tijd en de gelegenheid om zich over zijn voorgenomen daad te beraden. De rechtbank acht voorbedachte raad derhalve bewezen.
4.3 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 22 september 2009 te Beverwijk, opzettelijk en met voorbedachten rade, [het s[het slachtoffer]toffer], zijn, verdachtes, zoontje, geboren op [geboortedatum] 2001, van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [het slachtoffer] meegenomen naar autosnelweg A22 en die [het slachtoffer] vervolgens op zijn, verdachtes, schouders en/of nek genomen en vastgehouden, waarna hij, verdachte, de rijbaan van die snelweg is opgelopen en op die rijbaan van die snelweg tegen de verkeersrichting is gaan lopen en vervolgens is gaan lopen in de richting van een voor hem, verdachte tegemoetkomende vrachtwagen en dit is blijven doen, ook toen die vrachtwagen uitwijkende bewegingen maakte, waardoor die vrachtwagen is aangereden tegen hem, verdachte en die [het slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [het slachtoffer] is overleden.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
moord.
6. Strafbaarheid van verdachte
Uit het pro justitia rapport d.d. 12 maart 2010 opgesteld door drs. [naam psycholoog], psycholoog, en drs. [naam psychiater], psychiater, komt naar voren dat verdachte lijdt aan een ernstige ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type. Ten tijde van het ten laste gelegde was verdachte floride psychotisch en heeft hij volledig gedacht, gevoeld en gehandeld vanuit genoemde psychotische stoornis. De deskundigen concluderen verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit ontoerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank neemt deze conclusie van de deskundigen over en maakt die tot de hare. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat het bewezen verklaarde feit niet aan verdachte kan worden toegerekend en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van het bewezen verklaarde feit.
7. Motivering van de maatregel
Bij de beslissing over de maatregel die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de hieronder genoemde rapporten is gebleken.
• Klinische observatie pro justitia d.d. 22 februari 2010, opgesteld door [naam verpleegkundige], verpleegkundige, [naam verpleegkundige 2], verpleegkundige, en [naam arts], GGZ arts;
• Pro justitia rapport d.d. 12 maart 2010 opgesteld door drs. [naam psycholoog], psycholoog, en drs. [naam psychiater], psychiater;
• Aanvullend pro justitia rapport d.d. 23 april 2010 opgesteld door drs. [naam psycholoog], psycholoog, en drs. [naam psychiater], psychiater.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is met zijn zoontje op zijn nek de snelweg A22 richting Alkmaar opgelopen. Hij is op de vluchtstrook tegen het verkeer in gaan lopen en heeft na een aantal tevergeefse pogingen zich al rennend over de rijbaan met zijn zoontje op zijn nek voor een tegemoetkomende vrachtauto geworpen. Ten gevolge van de aanrijding met de vrachtwagen is verdachtes zoontje [het slachtoffer] ter plaatse overleden.
Verdachte heeft door aldus te handelen zich schuldig gemaakt aan moord. Door het handelen van verdachte is aan de nog zeer jonge [het slachtoffer] op brute wijze zijn leven ontnomen. Voorts heeft verdachte de nabestaanden van [het slachtoffer], onder wie zijn moeder, onuitsprekelijk en onherstelbaar leed berokkend, zoals blijkt uit de door haar ingediende slachtofferverklaring. Zij is haar oudste zoon verloren door het handelen van verdachte. Zij zal een nieuw leven moeten proberen op te bouwen met haar jongste zoon om wiens veiligheid zij voordurend in angst leeft. Ook voor het jongere broertje van [het slachtoffer], [broer van het slachtoffer], heeft het handelen van verdachte grote gevolgen. Hij zal zijn grote broer voor de rest van zijn leven moeten missen.
Tevens heeft dit misdrijf voor de vrachtwagenchauffeur grote gevolgen. Door een niet aan zijn schuld te wijten aanrijding is een klein jongetje overleden. Deze gedachte en de beelden van de gebeurtenissen op de weg zullen voor altijd in zijn geheugen staan gegrift.
Voor verdachte zelf is ook sprake van een groot drama. Door zijn handelen is zijn oudste zoon omgekomen en is hij zijn hele gezin kwijtgeraakt. Hij zal daar ook verder mee moeten leren leven.
Door een feit als het onderhavige wordt de rechtsorde op ernstige wijze geschokt en worden gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Het feit heeft plaatsgevonden op de snelweg op klaarlichte dag, waardoor veel mensen getuige zijn geweest van de aanrijding. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat men zeer geschokt was.
Voorts blijkt uit de aandacht die in de lokale media aan het gebeuren is besteed, dat deze moord een zeer grote schok heeft veroorzaakt in de maatschappij.
Uit het rapport d.d. 12 maart 2010 van de deskundigen drs. [naam psycholoog] en drs. [naam psychiater] blijkt het navolgende.
Verdachte is een 37–jarige man met een ernstige ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een chronisch psychotische stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type. In 2004 werd verdachte voor het eerst psychotisch en in 2005 is verdachte kortdurend opgenomen geweest op een psychiatrische afdeling. Hij kreeg antipsychotische medicatie, Zyprexa, voorgeschreven, maar was niet medicatietrouw en werd dan weer toenemend psychotisch. Vanaf 2005 is verdachte met moeite ambulant behandeld bij GGZ Dijk en Duin. Hij wilde geen psychiater meer zien en sinds 2007 heeft hij alleen contact met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige.
De psychotische stoornis manifesteert zich bij verdachte in een psychotische binnenwereld met bizarre wanen, waanachtige denkbeelden en obsessieve en achterdochtig gekleurde gedachten en ideeën. De waandenkbeelden bestaan uit de overtuigingen over de Maya’s en de Egyptenaren met voorspelling van het einde van de wereld, de reptielenwereld, de Vrijmetselarij, occultisme, betekenissen van cijfers, codes en kleuren, het kwijtraken van zijn ziel en andere spirituele gedachten. De waanachtige denkbeelden lijken bij verdachte de afgelopen jaren continue aanwezig te zijn geweest. In tijden van floride psychoses, meestal door het staken van medicatiegebruik, veranderen deze waanachtige denkbeelden van verdachte in ‘harde’ wanen. De psychotische binnenwereld met waanachtige denkbeelden of wanen is in meer of mindere mate parallel aanwezig naast het meer gewone functioneren dat verdachte laat zien. Hij zegt dat hij afstand heeft genomen van de waanachtige denkbeelden, maar tijdens het onderzoek is zijn wijze van verhalen hierover behoedzaam.
In de weken voorafgaand aan het ten laste gelegde ging het bergafwaarts met verdachte: hij begon steeds meer gespannen te raken. Verdachte vertrouwde niemand meer en dacht dat iedereen in het complot zat. In de dagen voorafgaand aan het ten laste gelegde heeft verdachte vanuit zijn stoornis zijn directe omgeving onjuiste informatie gegeven aangaande zijn inname van medicatie en zijn gedachtewereld. Hij deed voorkomen tegenover zijn vrouw en ouders alsof hij geen gevaar vormde voor zichzelf of anderen. Dat hij in deze periode geen hulp heeft gezocht en geen medicatie nam is iets dat vaak voorkomt bij patiënten met schizofrenie en hangt samen met de aard van de stoornis. De psychotische binnenwereld van verdachte was immers voor hem de werkelijkheid en er was, en is nog steeds, geen ziektebesef.
Ten tijde van het ten laste gelegde heeft verdachte volledig gedacht, gevoeld en gehandeld vanuit een psychotische stoornis. Verdachte kan derhalve als volledig ontoerekeningsvatbaar worden beschouwd. Het risico op herhaling wordt als verhoogd ingeschat. Indien verdachte weer floride psychotisch wordt, valt niet uit te sluiten dat hij weer homocidale en/of suïcidale gedragingen gaat vertonen. Omdat hij het ten laste gelegde ziet als iets dat hem buiten zijn wil is overkomen, valt niet goed in te schatten wat voor risico zijn overgebleven zoontje loopt. Niet valt te voorspellen hoe verdachte zal reageren indien hij wederom floride psychotisch zal worden.
De behandelgeschiedenis van verdachte draagt bij aan het recidiverisico. Verdachte heeft geen ziektebesef of ziekte-inzicht en is niet uit zichzelf gemotiveerd tot het volgen van een behandeling noch tot het innemen van medicijnen.
Belangrijke behandeldoelen in de behandeling zullen moeten worden: gegarandeerd langdurig gebruik van antipsychotische medicatie, verwerven van ziektebesef en inzicht, leren delen van zijn innerlijke belevingswereld met anderen en traumaverwerking. De behandeling zal naar verwachting van lange duur zijn en dient aan te vangen in een klinisch gesloten setting in een forensisch kader. Een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van een jaar als bedoeld in artikel 37 Wetboek van Strafrecht is van een te korte duur en biedt onvoldoende veiligheidsgaranties. Een maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging wordt noodzakelijk geacht vanwege het risico op recidive en de verwachting dat verdachte zich op termijn aan behandeling zal onttrekken. Het valt moeilijk in te schatten hoe lang een dergelijke behandeling zal gaan duren, maar een terbeschikkingstelling met voorwaarden kan voor maximaal vier jaar en dat is een te beperkte periode en biedt onvoldoende waarborg voor de bescherming van de maatschappij.
Ter voorkoming van recidive is klinische behandeling noodzakelijk. Er is slechts één kader voorhanden waarbinnen de noodzakelijke behandeling en bescherming van de maatschappij kan worden gewaarborgd, in verband waarmee de deskundigen adviseren de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen.
Uit het aanvullend rapport d.d. 23 april 2010 van drs. [naam psycholoog] en drs. [naam psychiater] blijkt het navolgende.
Schizofrenie is een ernstig psychiatrische aandoening die chronisch van aard is en derhalve langdurige behandeling behoeft. Bij de stoornis schizofrenie zijn de wanen in beginsel persisterend en stabiel van inhoud. Aangezien verdachte op basis van de inhoud van zijn waandenkbeelden tot een levensdelict is gekomen, blijft het risico aanwezig dat hij opnieuw tot een soortgelijk delict komt. Antipsychotische medicatie verkleint de kans op psychotische episodes, maar sluit deze niet uit. Indien verdachte in de toekomst opnieuw floride psychotisch wordt, wat bij verdachte snel kan optreden, valt te verwachten dat hij bij een toename van psychotische verschijnselen niet meer zelf om hulp zal vragen. Het belangrijkste is dat verdachte in eerste instantie ziekte-inzicht ontwikkelt. Een maatregel TBS met bevel tot verpleging biedt bij verdachte op korte en lange termijn de beste veiligheidsgaranties.
De rechtbank kan zich met de beoordeling van de deskundigen verenigen. Zij is van oordeel dat een behandeling van kortere duur en met een minder ingrijpend karakter -bijvoorbeeld in een psychiatrisch ziekenhuis met aansluitend eventueel een BOPZ-maatregel- , zoals door de raadsman van verdachte bepleit, vooral gelet op de door de deskundigen aangegeven noodzaak van een langdurige behandeling in samenhang met het recidive risico, onvoldoende bescherming zou bieden voor de veiligheid van personen.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit, het gevaar voor herhaling van een dergelijk feit en gelet op de persoonlijkheid van verdachte, is de rechtbank, nu aan de voorwaarden van artikel 37a lid 1 en artikel 37b van het Wetboek van Strafrecht is voldaan, in aanmerking genomen de hierboven vermelde deskundigenadviezen, van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eist dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank zal derhalve een dienovereenkomstige last geven.
De rechtbank geeft in overweging, gelet op het door de deskundigen aangegeven belang dat verdachte in de buurt van zijn ouders verpleegd zal worden, om verdachte na verblijf in de FPA te Heiloo te plaatsen in de FPC Oostvaarderskliniek in Almere, waar expertise aanwezig is voor behandeling van psychische stoornissen.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 40.627,55 ingediend tegen verdachte wegens schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit:
- € 7.666,97 euro aan materiële schade, te weten de kosten voor de begrafenis van [het slachtoffer]. Op de zitting is de gestelde schade verhoogd met € 1.929,58, waardoor het totale bedrag aan materiële schade uitkomt op € 9.596,55
- € 31.031,- aan immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Dit gedeelte van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Ten aanzien van de immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. De Hoge Raad heeft in het zogenoemde “shockschade-arrest” (NJ 2002, 240, LJN: AD5356) de mogelijkheid voor een vordering tot immateriële schadevergoeding voor nabestaanden verruimd. De Hoge Raad heeft daarbij als criteria gesteld dat het dient te gaan om een schokkende gebeurtenis waarbij de shock dermate ernstig is dat deze leidt tot de aantasting van de gezondheid in de vorm van een psychiatrisch erkend ziektebeeld. Nu in de onderhavige zaak, voor de sluiting van het onderzoek, geen informatie is verschaft, aan de hand van brieven/rapporten van eventuele behandelaars over eventuele psychische klachten die [benadeelde partij] na het overlijden van haar zoon [het slachtoffer] heeft gehad en mogelijk nog heeft en over eventuele behandeling die zij in verband daarmee heeft ondergaan, is de vordering, zoals deze thans voorligt, niet genoegzaam onderbouwd en toegelicht. De enkele mededeling van de raadsman van de benadeelde partij dat [benadeelde partij] in de aanloop naar deze terechtzitting onder behandeling is gekomen van een psychiater, dat deze een post traumatische stress stoornis bij haar heeft vastgesteld en dat het rapport van de psychiater hierover nog niet gereed is, acht de rechtbank in ieder geval onvoldoende. Gelet op het voorgaande is de benadeelde partij op dit onderdeel van haar vordering niet-ontvankelijk.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoe¬dingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 9.596,55.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 37a, 37b, 39 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij] geleden schade tot een bedrag van € 9.596,55 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij], voornoemd, rekeningnummer 749953713, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroor¬deelt verdachte in de kosten door de benadeel¬de partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuit¬voerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 9.596,55, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 82 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Voetnoten:
(1) De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
(2) Proces-verbaal inhoudende het ambtelijk verslag dossier d.d. 11 april 2010 (dossierpagina 7)
(3) Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [benadeelde partij] d.d. 30 maart 2010 (dossierpagina 625)
(4) Proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde partij] d.d. 7 oktober 2009 (dossierpagina 550)
(5) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 januari 2010 (dossierpagina 295)
(6) Proces-verbaal inhoudende het ambtelijk verslag dossier d.d. 11 april 2010 (dossierpagina 7)
(7) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 23 september 2009 (dossierpagina 281)
(8) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 15 oktober 2009 (dossierpagina 268/ 269)
(9) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 30 september 2009 (dossierpagina 273/ 274)
(10) Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d. 22 september 2009 (dossierpagina 217)
(11) Proces-Verbaal Verkeersongevals Analyse (bijlage 1, pagina 21 van 22)
(12) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 september 2009 (dossierpagina 103)
(13) Proces-Verbaal Verkeersongevals Analyse (bijlage 1, pagina 5 van 22)
(14) Proces-verbaal van bevindingen ambulance personeel d.d. 23 september 2009 (dossierpagina 173)
(15) Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 6 november 2009 (dossierpagina 192)
(16) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2009 (dossierpagina 131)
(17) Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 8 juni 2010
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. M. van Santen, voorzitter,
mr. T. van Muijden en mr. S. Kleij, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Hermans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2010.