ECLI:NL:RBHAA:2010:BM8197
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.W.S. de Groot
- P.A.E. Altelaar
- Rechtspraak.nl
Rechtsvermoeden arbeidsduur op basis van artikel 7:610b BW in arbeidsovereenkomst
In deze zaak heeft eiser, werkzaam bij Burger King Restaurants B.V., een vordering ingesteld tegen zijn werkgever met betrekking tot de omvang van zijn arbeidsduur. Eiser is sinds 3 november 2001 in dienst bij Burger King op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met een parttime dienstverband van minimaal 4 uur per week. Eiser stelt dat hij structureel meer uren heeft gewerkt dan in zijn contract is vastgelegd en vordert een aanpassing van zijn arbeidsovereenkomst naar een gemiddelde arbeidsduur van 120 uur per maand, gebaseerd op artikel 7:610b van het Burgerlijk Wetboek.
De procedure begon met een dagvaarding op 3 mei 2010, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 juni 2010. Eiser heeft zijn vordering onderbouwd met bewijsstukken van de gewerkte uren en een verzoek tot aanpassing van de arbeidsovereenkomst, dat door Burger King werd afgewezen. Burger King betwist de vordering en stelt dat er geen spoedeisend belang is en dat de vordering niet in kort geding kan worden behandeld.
De kantonrechter oordeelt dat er wel degelijk sprake is van spoedeisend belang, aangezien eiser in financiële problemen verkeert door een vermindering van zijn uren. De rechter wijst de vordering tot betaling van achterstallig salaris toe, maar wijst de vordering tot aanpassing van de arbeidsovereenkomst af, omdat deze declaratoir van aard is en niet in kort geding kan worden gevorderd. De rechter oordeelt dat de wettelijke verhoging niet toewijsbaar is, maar dat de wettelijke rente over het achterstallige salaris wel toewijsbaar is. De proceskosten worden aan Burger King opgelegd, omdat deze grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.