ECLI:NL:RBHAA:2010:BM7479

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 10/1151
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs en niet verschijnen op geschiktheidsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 13 november 2009, waarin het CBR de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs handhaafde. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij zonder geldige reden niet was verschenen op het geschiktheidsonderzoek dat op 31 oktober 2009 had plaatsgevonden.

Het proces begon met een besluit van het CBR op 26 januari 2010, waarin het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond werd verklaard. Eiser stelde dat hij de oproep voor het onderzoek, die per aangetekende brief was verzonden op 23 september 2009, niet had ontvangen. Hij voerde aan dat TNT Post fouten had gemaakt en dat hij geen afhaalbericht had ontvangen. De rechtbank overwoog dat het CBR voldoende bewijs had geleverd dat de oproep was aangeboden en dat er een afhaalbericht was achtergelaten. Eiser kon niet overtuigend aantonen dat hij het afhaalbericht niet had ontvangen.

De rechtbank concludeerde dat het CBR terecht had gehandeld door de ongeldigverklaring van het rijbewijs in stand te laten. Eiser had geen geldige reden om niet op het onderzoek te verschijnen, en de kosten voor het onderzoek moesten opnieuw worden betaald. De rechtbank wees erop dat de werkwijze van TNT Post gebruikelijk was en dat de stelling van eiser over de betaling van de kosten niet relevant was voor de vraag of hij een afhaalbericht had ontvangen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 10 - 1151
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juni 2010
in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
tegen:
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2009 heeft verweerder de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 10 december 2009 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 januari 2010 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 5 maart 2010 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 3 juni 2010, alwaar eiser in persoon is verschenen. Verweerder is met bericht niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1 Het besluit van verweerder van 13 november 2009 en de handhaving daarvan in het bestreden besluit is gebaseerd op het feit dat eiser zonder geldige reden niet op het onderzoek naar de geschiktheid van 31 oktober 2009 is verschenen. Verweerder had eiser daartoe per aangetekende brief van 23 september 2009 een oproep gestuurd.
2.2 Eiser heeft in beroep aangevoerd dat TNT Post grove fouten heeft gemaakt en dat hij de oproep van 23 september 2009 voor het onderzoek niet heeft ontvangen. Ook stelt eiser geen afhaalbericht te hebben ontvangen. Op de retourenveloppe staat bij ‘reden van onbestelbaarheid’ het vakje ‘geweigerd’ aangekruist, hetgeen volgens eiser onjuist is omdat hij geen brief heeft geweigerd. Eiser betoogt tot slot dat hij zijn medewerking heeft getoond door de kosten voor het onderzoek te voldoen en dat hij derhalve geen enkele reden had om een aangetekend verzonden brief van verweerder te weigeren dan wel niet van het postkantoor af te halen.
2.3 Verweerder heeft uitdraaien uit het Track&Trace-systeem overgelegd, waaruit blijkt dat op 24 september 2009 een poststuk is aangeboden. Nadat de postbesteller geen gehoor kreeg, is het poststuk achtergelaten op het postkantoor in [locatie]. Daar kon het poststuk gedurende drie weken worden afgehaald. Omdat het poststuk niet is afgehaald, is het vervolgens op 19 oktober 2009 aan verweerder retour gezonden. Verweerder meent op basis hiervan dat voldoende vast staat dat het poststuk is aangeboden, dat de postbesteller -conform de vaste werkwijze van TNT Post- een afhaalbericht heeft achtergelaten, en dat eiser niet op geloofwaardige wijze heeft ontkend dat hij een afhaalbericht heeft ontvangen.
2.4 De rechtbank overweegt als volgt.
2.5 Het betoog van verweerder slaagt. Op basis van de uitdraai uit het Track&Trace-systeem kan in voldoende mate worden vastgesteld dat aan eiser een poststuk is aangeboden, welke bij geen gehoor op het postkantoor is achtergelaten teneinde te worden afgehaald. Uit niets kan worden afgeleid dat de werkwijze van TNT Post anders is geweest dan gebruikelijk. Er moet derhalve van uit worden gegaan dat de postbesteller een afhaalbericht bij eiser heeft achtergelaten. Dat de postbesteller op de enveloppe het vakje ‘geweigerd’ in plaats van ‘niet afgehaald’ heeft aangekruist, doet aan het vorenstaande niet af. Ook de stelling van eiser dat hij door de betaling van de kosten van het onderzoek geen enkele reden zou hebben een aangetekend stuk van verweerder te weigeren dan wel niet af te halen, leidt niet tot een ander oordeel. Ten aanzien hiervan heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN: BK6718) geoordeeld dat dit geen feit of omstandigheid betreft waaruit zou kunnen blijken dat door TNT Post geen afhaalbericht op eisers adres is achtergelaten, omdat deze stelling niet ziet op de vraag of een afhaalbericht bij hem in de brievenbus is achtergelaten.
2.6 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht aanleiding gezien om de ongeldigverklaring van eisers rijbewijs in stand te laten, nu eiser zonder geldige reden niet is verschenen op het onderzoek van 31 oktober 2009. Een en ander heeft tot gevolg dat eiser, anders dan hij heeft betoogd, voor het alsnog ondergaan van het onderzoek terecht opnieuw heeft moeten betalen. De rechtbank wijst in dit verband op artikel 97 van het Reglement rijbewijzen.
2.7 Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in tegenwoordigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2010.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.