ECLI:NL:RBHAA:2010:BM5872

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-740008-10 en 15-630669-06 (TUL)
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op tankstation met geweld en diefstal van voertuigen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Haarlem op 29 april 2010 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer over een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder een gewapende overval op een tankstation, diefstal van een auto en vernieling van een cel. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van een overval op 31 december 2009 te Velsen-Noord, waarbij hij met een mes de medewerkster van het tankstation bedreigde en geld uit de kassa heeft gestolen. Daarnaast heeft hij in de periode van 21 tot 23 december 2009 een auto gestolen in Heemskerk en op 16 november 2009 benzine gestolen in IJmuiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor het tankstation heeft vastgesteld op €800,- en voor het slachtoffer [slachtoffer 1] op €853,-. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740008-10 en 15/630669-06 (TUL)
Uitspraakdatum: 29 april 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 april 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven te [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem, Huis van Bewaring Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2009 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 1800 euro in elk geval een bedrag aan geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] (Nederland), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte:
- met een mes in zijn hand op die [slachtoffer 1] is afgelopen en/of
- heeft geroepen: "geld, geld" en/of "kassa open" en/of
- met (de punt van) het mes in (linker)zij, althans het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft gestoken, althans geprikt;
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 december 2009 tot en met 23 december 2009 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Ford, type Escort, kleur rood, kenteken [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of met behulp van een valse sleutel;
3. Primair hij in of omstreeks de periode van 15 november 2009 tot en met 16 november 2009 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto (merk Ford Escort 1.6i, kenteken [kenteken]) en/of een navigatiesysteem en/of kentekenbewijzen en/of een boormachine, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto en/of bovengenoemde goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2009 tot en met 17 november
2009 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een auto
(merk Ford Escort, kenteken [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van
het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en), dan wel
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
4.
hij op of omstreeks 16 november 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine (ter waarde van 63,11 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of (tankstation) [tankstation], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
5.
hij op of omstreeks 11 januari 2010 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk
een (politie)cel (nummer 19), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan rechtbank Haarlem, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
immers heeft hij, verdachte, met een pen diverse teksten aangebracht op de
muur van deze cel.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1., 2., 3. primair, 4. en 5. in de tenlastelegging opgenomen feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij (tankstation)] geheel toe te wijzen, de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag van 918,- euro en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren, ten aanzien van beide met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd de vordering na voorwaardelijke veroordeling met parketnummer 15/630669-06 toe te wijzen.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 3. primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt in dat verband het volgende. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring en heeft daartoe aangegeven dat de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij op 16 november 2009 de auto al drie dagen onder zich had, niet strookt met de in de aangifte vermelde datum van de diefstal, te weten de nacht van 15 op 16 november 2009. Voorts heeft de officier van justitie erop gewezen dat verdachte kort na de diefstal in de auto is gezien en het een gelijksoortige auto als bedoeld in feit 2 betreft, welke bovendien op gelijke wijze is opengebroken en gestart en welk feit (diefstal) door verdachte wordt bekend. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat verdachtes verklaring, te weten dat hij de auto van een andere persoon had gekregen, met de bedoeling om de auto te verkopen en dat die persoon mogelijk de diefstal heeft gepleegd, niet kan worden uitgesloten, nu uit het dossier niet is gebleken dat deze persoon, van wie verdachte voor- en achternaam genoemd heeft en welke persoon verdachte bovendien op foto heeft herkend, door de politie is ondervraagd. Dat de verklaring van verdachte over de tijdstippen van in bezit hebben van de auto niet geheel correspondeert met de aangifte maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de als 1., 2., 3. subsidiair, 4. en 5. ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
1.
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting afgelegd;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [benadeelde partij (tankstation)] namens [tankstation] d.d. 13 januari 2010, dossierpagina 56 e.v.;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer 1] d.d. 3 januari 2010, dossierpagina 106 e.v:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.12 januari 2010, dossierpagina 140 e.v.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank nog het volgende. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte 1.800,- euro heeft buitgemaakt, nu verdachte net als aangeefster in haar verklaring van 31 december 2009 (dossierpagina 97 e.v.) verklaart dat hij twee briefjes van 50,- euro heeft gepakt en voor het overige biljetten met een lagere waarde heeft gepakt. Nu verdachte voorts heeft verklaard twee grepen in de kassa te hebben gedaan en aangeefster [slachtoffer 1] verklaart dat zij die dag reeds had afgeroomd, gaat de rechtbank ervan uit dat de buit geen 1.800,- euro heeft kunnen bedragen, mede nu dit bedrag door aangever [benadeelde partij (tankstation)] noch door aangeefster [slachtoffer 1] naar het oordeel van de rechtbank voldoende is onderbouwd.
2.
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 23 december 2009, dossierpagina 150 e.v.;
3. Subsidiair
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] mede namens [slachtoffer 4] d.d. 16 november 2009, dossierpagina 165 e.v.;
4.
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] namens [tankstation] te IJmuiden d.d. 17 november 2009, dossierpagina 189 e.v.;
5.
- de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 12 januari 2010, dossierpagina 197 e.v..
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
hij op 31 december 2009 te Velsen-Noord, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrag aan geld, toebehorende aan [tankstation] (Nederland), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte:
- met een mes in zijn hand op die [slachtoffer 1] is afgelopen en
- heeft geroepen: "geld, geld" en/of "kassa open" en
- met de punt van het mes in de linkerzij van die [slachtoffer 1] heeft geprikt;
2.
hij op een tijdstip in de periode van 21 december 2009 tot en met 23 december 2009 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto merk Ford, type Escort, kleur rood, kenteken [kenteken], toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en met behulp van een valse sleutel;
3. Subsidiair
hij in de periode van 15 november 2009 tot en met 17 november 2009 in Nederland een auto, merk Ford Escort, kenteken [kenteken], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die auto wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op 16 november 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid benzine ter waarde van 63,11 Euro, toebehorende aan tankstation [tankstation];
5.
hij op 11 januari 2010 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een cel (nummer 19), toebehorende aan rechtbank Haarlem, heeft beschadigd, immers heeft hij, verdachte, met een pen diverse teksten aangebracht op de muur van deze cel.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
1.: diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
2.: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en een valse sleutel;
3. Subsidiair: opzetheling;
4.: diefstal;
5.: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 31 december 2009 schuldig gemaakt aan een overval op een tankstation nadat hij kort daarvoor het tankstation had geïnspecteerd. In de tussentijd is hij naar huis gegaan, heeft hij een keukenmes opgehaald en is hij teruggereden naar het tankstation. Daar heeft hij vervolgens een medewerkster van het tankstation met het mes bedreigd terwijl hij geld uit de kassa heeft gehaald. Daarbij heeft verdachte tevens met het mes in de zij van de medewerkster geprikt, waardoor schade aan haar kleding is ontstaan. Nadat verdachte er per auto vandoor is gegaan heeft hij van de buit onder andere vuurwerk, champagne en Chinees eten gekocht om met zijn vriendin oud en nieuw te vieren. De rechtbank rekent het verdachte ernstig aan dat hij op een dergelijk lichtvaardige wijze een overval heeft gepleegd. Verdachte heeft op diverse tijdstippen de mogelijkheid gehad zijn voornemen niet tot uitvoering te brengen, maar hij heeft kennelijk op geen enkel moment het laakbare van zijn (voorgenomen) handelingen ingezien. De rechtbank rekent het verdachte ook ernstig aan dat hij bij de overval een mes heeft gebruikt. Op deze wijze is een zeer angstige situatie voor het slachtoffer ontstaan. Het is bekend dat slachtoffers dergelijke gebeurtenissen als zeer traumatisch kunnen ervaren en dat zij nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring geldt dat ook voor slachtoffer [slachtoffer 1].
Verdachte heeft tijdens de overval gebruik gemaakt van een auto die hij uit de straat waar hij bij zijn vriendin verbleef, heeft gestolen door deze open te breken.
Daarnaast heeft verdachte een andere auto voorhanden gehad, terwijl hij wist dat die auto gestolen was. Met deze auto heeft verdachte vervolgens op 16 november 2009 getankt zonder te betalen. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan beschadiging van een cel door met een pen teksten op de muur van die cel aan te brengen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan hinderlijke feiten, waarmee hij schade en overlast voor de gedupeerden heeft veroorzaakt.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat verdachte in het verleden reeds vele malen met politie en justitie in aanraking is geweest en dat hij bovendien nog in een proeftijd liep toen verdachte bovenstaande feiten pleegde.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De duur daarvan is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank de ernst van de bewezen verklaarde feiten enigszins anders waardeert dan de officier van justitie en de rechtbank verdachte van feit 3. primair vrijspreekt.
8. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
8.1 Benadeelde partij [benadeelde partij (tankstation)]
De benadeelde partij [benadeelde partij (tankstation)] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.800,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 1. ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit het uit de kassalade weggenomen geldbedrag.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 800,- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1. bewezen verklaarde feit. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1. bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 800,-.
8.2 Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.063,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1. ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit: materiële schade: € 145,- (betreffende een riem van € 30,-, een broek van € 65,- en een trui van € 50,-) en immateriële schade: € 773,-.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 853,- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1. bewezen verklaarde feit. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: materiële schade: € 80,- (betreffende een riem van € 30,- en een trui van € 50,-) en immateriële schade: € 773,-. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1. bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 853,-.
9. Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 21 maart 2008 in de zaak met parketnummer 15/630669-06 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank te Haarlem vier maanden gevangenisstraf van de in het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Haarlem van 29 december 2006 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden ten uitvoer gelegd. Ten aanzien van het resterende deel van die voorwaardelijke straf bleef de proeftijd van drie jaren gelden alsook de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die resterende voorwaardelijke straf van acht maanden gevangenisstraf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Om die reden zal de rechtbank, gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke gevangenisstraf gelasten.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 36f, 57, 310, 311, 312, 350, 416.
11. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 3. primair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1., 2., 3. subsidiair, 4. en 5. ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij (tankstation)] geleden schade tot een bedrag van € 800,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij (tankstation)] voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij (tankstation)] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 800,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 853,- en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 1], voornoemd, rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 853,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 17 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Haarlem d.d. 29 december 2006 in de zaak met parketnummer 15/630669-06.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. S.M. Christiaan, voorzitter,
mr. J.M. van Santen en mr. S. Kleij, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.M. ten Bos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2010.