ECLI:NL:RBHAA:2010:BM5289

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700574-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor het aanwezig hebben van heroïne in het kader van een heroïnedeal

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 9 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een heroïnedeal. De verdachte werd beschuldigd van het aanwezig hebben van ongeveer 2060 gram heroïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een lagere straf opgelegd.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak uitvoerig onderzocht. Op 18 augustus 2009 vond in Zaandam een ontmoeting plaats tussen de verdachte en de Surinamers, waarbij heroïne zou worden verkocht. De Surinamers arriveerden in de woning van een medeverdachte, maar er was aanvankelijk geen heroïne aanwezig. Na telefonisch contact met de verdachte keerden de Surinamers terug naar de woning, waar zij uiteindelijk de heroïne aantroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een leidende rol speelde in deze deal.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van heroïne. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problematiek van de verdachte, die als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar werd beschouwd. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en een behandelverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700574-09
Uitspraakdatum: 9 april 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 en 26 maart 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Hoogeveen, te Hoogeveen.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is – na ter terechtzitting van 28 januari 2010 toegestane nadere omschrijving ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen ([betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of een of meer zich op dat moment in de buurt bevindende personen) van het leven te beroven, met dat opzet hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die persoon/personen heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2060 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijsbeslissingen
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden*1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
In het kader van een heroïnedeal heeft op 18 augustus 2009 in de middag in de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres] te Zaandam een ontmoeting plaatsgevonden tussen [medeverdachte 1] en verdachte enerzijds en [betrokkene 3], [betrokkene 2] en [betrokkene 1] (hierna te noemen: de Surinamers) anderzijds.*2 De Surinamers gingen naar de woning van [medeverdachte 1] om van hem en verdachte heroïne te kopen.
Nadat de Surinamers die middag in de woning waren gekomen, bleek er geen heroïne aanwezig te zijn. In afwachting van de komst van de heroïne zijn de Surinamers enige tijd in de woning gebleven. De heroïne kwam echter niet en uiteindelijk zijn de Surinamers onverrichter zake terug naar Amsterdam gereden.*3
Verdachte en [betrokkene 1] hebben die avond telefonisch contact gehad, tijdens welk contact verdachte aan [betrokkene 1] heeft meegedeeld dat de heroïne was aangekomen. Hierop zijn de Surinamers opnieuw met de auto – een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] (hierna: de Ford Fiësta) – naar Zaandam gereden. Aangezien de mannen niet bekend waren in Zaandam, hebben zij evenals eerder op die dag, op een voor hen bekend punt in Zaandam met verdachte afgesproken, waarna verdachte de drie Surinamers met zijn auto, een BMW, naar de woning van [medeverdachte 1] heeft begeleid. De Ford Fiësta is geparkeerd in het parkeervak nabij de kruising van de [straat] met de [straat], naast de BMW van verdachte.*4 [betrokkene 1], [betrokkene 2] en verdachte zijn vervolgens de woning van [medeverdachte 1] binnengegaan. In de woning bevonden zich op dat moment [medeverdachte 1] en een derde man. Op de tafel in de woonkamer lagen vier pakketten. De pakketten waren omwikkeld met plastic en bruine tape. [betrokkene 1] heeft het bruine poeder uit één van de blokken bekeken *5 en als heroïne herkend.*6 Vervolgens heeft [medeverdachte 1] gehoord dat [betrokkene 1] telefonisch contact opnam met [betrokkene 3], die – zo had [medeverdachte 1] van [betrokkene 1] begrepen – in de auto zat te wachten met het geld, en hem vroeg naar boven te komen. [betrokkene 3] is na dit telefoongesprek naar de woning gekomen en door [medeverdachte 1] binnengelaten.*7 Ook verdachte heeft verklaard dat [betrokkene 3] wat later dan de andere Surinamers in de woning van [medeverdachte 1] kwam.*8 Bij binnenkomst van [betrokkene 3] zijn [medeverdachte 1], verdachte en de derde man door de Surinamers aangevallen.*9 [medeverdachte 1] werd van achteren neergeslagen en kreeg een schop tegen zijn knie. [medeverdachte 1] lag op de grond en voelde een voet op zijn rug. Hij kreeg de opdracht zijn handen op zijn rug te doen en zijn ogen te sluiten.*10 Vervolgens zijn [medeverdachte 1]’s handen vastgebonden met veters.*11 Of zijn voeten ook vastgebonden zijn, weet hij niet meer.*12 Verdachte werd door middel van een voetveeg op de grond gesmeten, waarna zijn handen en voeten werden vastgebonden met veters en zijn schoudertas werd afgenomen. Verdachte heeft [betrokkene 1] horen zeggen “[alias betrokkene 3], pak ook zijn tas”.*13 [betrokkene 3] wordt ook wel “[alias betrokkene 3]” genoemd.*14 Ook de derde man werd gekneveld met veters.*15 [betrokkene 2] heeft verklaard dat hij de derde persoon die in de woning aanwezig was kan omschrijven als een volwassen Turkse man, tussen de 40 en 50 jaar, normaal postuur, kort zwart haar, ietsje kaal wordend met een baardje en snor. Hem is vervolgens een dag later een foto getoond en hij heeft de man op deze foto herkend als de derde persoon die in de woning aanwezig was.*16 De aan [betrokkene 2] getoonde foto betreft een afbeelding van [medeverdachte 2].*17
[betrokkene 1], [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] schreeuwden en uitten bedreigingen tegen verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Verdachte en [medeverdachte 1] hoorden tevens gestommel en allerlei andere geluiden. Op een gegeven moment hoorden zij deuren dichtvallen. De Surinamers bleken de woning verlaten te hebben. De vier pakketten lagen niet meer op de tafel en de Prada tas met inhoud van verdachte alsmede andere spullen waren uit de woning verdwenen.*18 [betrokkene 1] had de heroïne meegenomen.*19
De drie Surinamers zijn na vertrek uit de woning van [medeverdachte 1] met de heroïne in de Ford Fiësta gestapt en weggereden richting het doodlopende gedeelte van de [straat]. Op de parkeerplaats aldaar, aan het eind van de [straat], heeft [betrokkene 2] de Ford Fiësta tot stilstand gebracht. [betrokkene 1], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] zijn uit de auto gesprongen.*20 [betrokkene 3] is direct hierop weggevlucht.*21 [betrokkene 2] en [betrokkene 1] zijn eerst nog dichtbij elkaar en in de buurt van de Ford Fiësta gebleven, maar zijn enkele ogenblikken later de nabij gelegen bosjes in gerend.*22 [betrokkene 1] heeft de heroïne daarbij meegenomen.*23
Met behulp van een politiespeurhond werden in de avond in de bosrand gelegen parallel langs de A8 aan de kant en ter hoogte van de [straat] twee donkergekleurde mannen, die verstopt lagen onder de bosschages, aangetroffen. De mannen, die later bleken te zijn [betrokkene 2] en [betrokkene 1], zijn aangehouden. In de directe nabijheid van [betrokkene 2] en [betrokkene 1] werden onder andere een zwarte portemonnee een zwarte schoudertas van het merk Prada *24 en een Albert Heijn plastic draagtas aangetroffen.*25
In de zwarte Prada tas zaten een zwarte portemonnee met daarin een rijbewijs, identiteitskaart, ledenkaart van Zaansport en een ABN AMRO bankpas, allen op naam van [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].*26 In de zwarte portemonnee zaten een verblijfsdocument en een giropas op naam van [medeverdachte 2].
In de Albert Heijn plastic draagtas zaten vier pakketten met een (samengeperst) bruinkleurig poeder. De pakketten hadden een bruto totaalgewicht van ongeveer 2060 gram. De inhoud van de vier pakketjes is afzonderlijk getest met een Narco-test en deze test gaf een kleurreactie, waardoor kon worden verondersteld dat het hier heroïne betrof. Van elk pakket is een monster verstuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). De vier monsters zijn ingeschreven onder sinnummer AABF7892NL en AAAK0011NL t/m AAAK0013NL.*27 Een vaste gerechtelijk deskundige heeft het ingestuurde materiaal onderzocht en geconcludeerd dat voornoemd materiaal heroïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.*28
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het niet vaststaat dat het materiaal in alle vier de aangetroffen pakketten heroïne bevat, nu slechts vier keer vijf gram is aangeleverd, het NFI zich derhalve geen oordeel kan aanmatigen over de totale hoeveelheid heroïne per pakket en de omschrijving bij alle vier de monsternemingen er voorts op wijst dat er slechts uit één pakket monsternemingen zijn genomen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt dienaangaande als volgt:
De rechtbank heeft geconstateerd dat in het proces-verbaal Sporenonderzoek *29, het proces-verbaal van bevindingen *30 en (derhalve ook) in het rapport van het NFI *31 de omschrijving bij alle voornoemde monsters luidt: “(ongeveer 5 gram) uit pakket 1”, hetgeen de indruk zou kunnen doen ontstaan dat alle ingeschreven monsters afkomstig zijn van één en hetzelfde pakket. De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is geweest van een kennelijke, herhaalde verschrijving en dat de monsters wel degelijk uit vier verschillende pakketten zijn genomen. De rechtbank vindt voor haar oordeel steun in het feit dat in de “Overzichtstabel van Stukken Van Overtuiging en producten” uit het Verslag Forensische Intake d.d. 9 september 2009 *32, wel is vermeld dat de monsters uit de vier verschillende pakketten, onder vermelding van dezelfde sinnummers als in de hiervoor vermelde processen-verbaal, zijn genomen en dat onder deze overzichtstabel als contactpersoon Politie Zaanstreek is vermeld dezelfde persoon die ook voornoemde processen-verbaal van sporenonderzoek en bevindingen heeft opgesteld, te weten verbalisant [naam], medewerker Sectie Forensische Opsporing. Bovendien betreft het hier een standaard werkwijze en blijkt uit niets dat daar in dit geval van is afgeweken. Het feit dat één van de sinnummers qua kenmerken afwijkt van de andere drie sinnummers doet aan dit oordeel niets af. De rechtbank merkt, zoals hiervoor reeds is overwogen, nog eens op dat ook bij het uitvoeren van de Narcotest de inhoud van de vier verschillende pakketten afzonderlijk is getest, dat deze testen positief op heroïne waren en dat het derhalve vrijwel zeker uitgesloten kan worden dat één van pakketten een andere stof dan heroïne heeft bevat. Bovendien heeft verdachte tijdens zijn verhoor van 15 oktober 2009 verklaard dat er twee kilo heroïne zou worden geleverd, hetgeen door [betrokkene 1] is bevestigd.*33
4.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Gelet op de inhoud van het strafdossier heeft de rechtbank uit de wettige bewijsmiddelen, daarbij met name gelet op de bevindingen zoals neergelegd in het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, niet de overtuiging bekomen dat verdachte over een wapen beschikte en daarmee heeft geschoten. Hoewel er getuigenverklaringen zijn die een persoon van wie het signalement op verdachte lijkt te duiden, hebben gezien met een wapen in zijn hand dan wel hebben zien schieten, acht de rechtbank deze niet bruikbaar voor het bewijs, gelet op de diverse onduidelijkheden in deze verklaringen. Daar komt nog bij dat er afgezien van de in totaal 7 hulzen, aangetroffen nabij de kruising [straat]/[straat] respectievelijk op de parkeerplaats aan het einde van de [straat] geen andere sporen zijn aangetroffen die duiden op schieten met een vuurwapen, en deze hulzen herleid kunnen worden tot het schieten met een vuurwapen door [medeverdachte 1] en [betrokkene 2].
Evenmin is verdachte als medepleger aan te merken, aangezien niet is komen vast te staan dat verdachte, die als laatste de flat uitrende achter [medeverdachte 1] aan, er weet van had of behoefde te hebben dat [medeverdachte 1] met een (doorgeladen) wapen de woning had verlaten. Voorts gaat de rechtbank er gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en verdachte van uit dat er al door [medeverdachte 1] werd geschoten voordat verdachte ter plaatse van de kruising was, waarbij de rechtbank er, bezien in het licht van de bevindingen zoals gerelateerd in het proces-verbaal van sporenonderzoek van 27 oktober 2009 met betrekking tot de aangetroffen hulzen, van uitgaat dat door [medeverdachte 1] alleen vanaf de kruising van de [straat] met de [straat] is geschoten.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 2
hij op 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2060 gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte voorlichtingsrapport van 27 januari 2010 en het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 18 maart 2010, zoals opgesteld door [psycholoog], is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Op 18 augustus 2009 vond in de avond in het kader van een heroïnedeal een ontmoeting plaats in Zaandam in de woning van [medeverdachte 1] tussen enerzijds de Turkse verdachten onder wie verdachte en anderzijds de Surinamers. De Turken hadden hiertoe vier pakketten heroïne met een brutogewicht van 2060 gram in de woning gereed liggen. Verdachte heeft bij de totstandkoming van de heroïnedeal een leidende en initiërende rol gespeeld.
Verdachte heeft zich derhalve samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 2060 gram van een materiaal bevattende heroïne. Dit is een voor de gezondheid van personen bijzonder schadelijke stof. De verspreiding van en handel in heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank heeft voor de mate van toerekenbaarheid en bij het bepalen van de strafmaat laten meewegen hetgeen omtrent de persoon van verdachte uit de bovengenoemde Pro Justitia rapportage is gebleken. De deskundige komt op grond van het onderzoek tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij gesproken moet worden van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met voornamelijk afhankelijke, maar ook compenserende antisociale en narcistische strekken. Verdachte is tot de hem ten laste gelegde feiten gekomen, aldus de deskundige, vanuit deels antisociale, maar deels ook onzekerheidscompenserende motieven die hun basis hebben in de verstoorde ontwikkeling van verdachte. Verdachte zag niet alleen een kans om gemakkelijk geld te verkrijgen maar tevens op te verwerven status en erkenning zodat hij, zo redeneerde hij, in de ogen van zijn voormalig dealer, niet meer een minderwaardige verslaafde was, maar een gelijkwaardig persoon. Ondanks zijn beperkingen moet verdachte, grotendeels in staat geacht worden weloverwogen keuzes te maken en hiernaar te handelen. Naar de mening van de deskundige is verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen voor de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
Tevens heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat laten meewegen hetgeen omtrent de persoon van verdachte in voornoemd voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, zoals opgesteld door [naam], is beschreven. Zij concludeert dat verdachte na een langdurige verslavingsgeschiedenis de laatste jaren clean is, echter dat hij afhankelijk is geworden van zijn familie. Zij ondersteunen hem op financieel vlak en hij werkt bij zijn twee broers. Verdachte kampt met gevoelens van eenzaamheid en minderwaardigheid. Het is verdachte niet gelukt zelfstandig te functioneren. Door onderhavig delict te plegen wilde hij laten zien dat hij niet meer afhankelijk was van een drugsdealer. Tevens zou hij met de drugsdeal geld verdienen waardoor hij zich los kon maken van zijn familie. Tijdens detentie is er sprake van bewustwording bij verdachte. Verdachte wil graag een leven leiden zonder justitiecontacten. Dit zal hem, aldus de rapporteur, niet alleen lukken. De rapporteur adviseert in dat verband een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldingsgebod (het zich houden aan de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering zolang deze dit nodig acht);
- deelname aan een gedragsinterventie (Arbeidsvaardighedentraining);
- behandelverplichting (verplichte behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie);
- drugs- of alcoholverbod (verbod om harddrugs te gebruiken, ondersteund d.m.v. middelencontrole;
- contactverbod (verbod om contact te leggen met medeverdachten).
De rechtbank neemt ook deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
In de psychische problematiek van verdachte en diens daarmee samenhangende enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid ten tijde van het bewezenverklaarde feit, vindt de rechtbank aanleiding in beperkte mate ten voordele van verdachte af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort misdrijven in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Anderzijds neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met alsmede begeleiding en behandeling door de Reclassering Nederland zoals in voormelde rapportage beschreven, gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 14a, 14b, 14c, 47.
Opiumwet: 2 en 10.
9. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder feit 1 tenlastegelegde.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
– verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
– verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, zolang die instelling dat nodig acht, ook indien zulks inhoudt
• deelname aan Arbeidsvaardighedentraining en/of;
• verplichte behandeling (bij de Ambulante Forensische Psychiatrie) en/of;
• een drugs- of alcoholverbod (verbod om harddrugs te gebruiken, ondersteund d.m.v. middelencontrole) en/of;
• het verbod om contact te leggen met medeverdachten.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. N.E. Kwak en mr. J.J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M.L.A. Zwiersen-Dekker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 april 2010.
*1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
*2 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62.
*3 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 61-62.
*4 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62 en proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010, in combinatie met de plattegrond gevoegd achter het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 20 augustus 2009, dossierpagina 339.
*5 Verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*6 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] 28 augustus 2009, dossierpagina 62.
*7 Verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*8 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*9 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2010 en verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*10 Verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*11 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2010 en verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*13 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*14 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 20 augustus 2009, dossierpagina 48.
*15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 15 oktober 2009, dossierpagina 364.
*16 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] d.d. 19 augustus 2009 dossierpagina 124 en proces-verbaal d.d. 20 augustus 2009, dossierpagina 129.
*17 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2009, dossierpagina 50.
*18 Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 maart 2010 en verklaring van getuige [medeverdachte 1] ter terechtzitting van 24 maart 2010.
*19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 10 maart 2010.
*20 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 125-126.
*21 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] d.d. 27 augustus 2009, dossierpagina 176.
*22 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 2] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 125-126.
*23 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 63-64.
*24 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 479.
*25 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 384-385 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 639-641.
*26 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 479.
*27 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 640.
*28 Het deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 28 september 2009, kenmerk 2009028276-140.
*29 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 572.
*30 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 640.
*31 Het deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 28 september 2009, kenmerk 2009028276-140.
*32 Het Verslag Forensische Intake van het NFI te Dan Daag d.d. 9 september 2009, dossierpagina 644-649.
*33 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 15 oktober 2009, dossierpagina 367 en proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62.