ECLI:NL:RBHAA:2010:BM3074

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/840025-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafrechtelijke vervolging van journalist voor valsheid in geschrift en onbevoegd betreden van luchthaventerrein

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 29 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een journalist die beschuldigd werd van valsheid in geschrift en het onbevoegd betreden van luchthaventerreinen. De verdachte had in de periode van 12 december 2008 tot en met 4 januari 2009 samen met anderen een KLM-personeelspas valselijk opgemaakt en deze gebruikt om toegang te krijgen tot beveiligde terreinen van Schiphol. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij een journalistiek doel voor ogen had, de grenzen van het toelaatbare had overschreden. De verdediging voerde aan dat de vervolging in strijd was met het recht op vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd was in het belang van de samenleving en de bescherming van de rechten van anderen. De rechtbank legde de verdachte een geldboete op van € 1.500 voor de valsheid in geschrift en € 80 per overtreding voor het onbevoegd betreden van de terreinen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De rechtbank benadrukte dat de journalist, ondanks zijn intenties, niet boven de wet staat en dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, zwaar wogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840025-09
Uitspraakdatum: 29 april 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 12 december 2008 tot en met 04 januari 2009 te Zwolle en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam en/of Haarlem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een KLM-personeelspas - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk voornoemde pas gekopieerd en voorzien van (onder meer) andere persoongegevens en een foto van [verdachte], terwijl het origineel op naam was gesteld van [naam] en/of was voorzien van een foto van die [naam], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 2
hij op of omstreeks 07 februari 2009 te Amsterdam, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad een vals(e) of vervalst(e) KLM-personeelspas - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was deze KLM-pas voorzien van zijn pasfoto, terwijl de pas op naam was gesteld van [naam 2] en/of was voorzien van personeelsnummer [nummer], terwijl verdachte niet werkzaam was bij KLM;
Feit 3
hij op of omstreeks 12 december 2008 en/of 13 december 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op het luchthaventerrein te Schiphol-Oost, zijnde grond toebehorende aan Amsterdam Airport Schiphol, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden;
Feit 4
hij op of omstreeks 27 november 2008 en/of 28 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op het luchthaventerrein te Schiphol-Oost, zijnde grond toebehorende aan Amsterdam Airport Schiphol, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden;
Feit 5
hij op of omstreeks 27 november 2008 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op het bedrijventerrein Fokker Logistics park, zijnde grond toebehorende aan Anthony Fokker Village
U.A. en/of Anthony Fokker Logistics U.A., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging, omdat hij in deze zaak handelt in strijd met zijn eigen beleidsregels, zoals vastgelegd in de Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten (2002A003). In deze aanwijzing wordt gesteld dat aan journalisten in hun beroepsuitoefening een bijzondere status wordt toebedeeld, in die zin dat grensgevallen aan de orde kunnen zijn met betrekking tot de strafbaarheid van een journalist omdat hij via het plegen van een delict de aandacht wil vestigen op een bepaald onderwerp. De beslissing tot vervolging is in een dergelijk geval afhankelijk van de verhouding tussen enerzijds het gepleegde delict en anderzijds de mogelijke maatschappelijke waarde van het onderwerp dat de journalist aansnijdt. Volgens de raadsman is in deze zaak van een dergelijke situatie sprake, omdat verdachte is overgegaan tot het plegen van de desbetreffende strafbare feiten om misstanden aan de orde te kunnen stellen.
De rechtbank verwerpt het verweer. In de door de raadsman aangehaalde Aanwijzing toepassing dwangmiddelen bij journalisten is weliswaar neergelegd dat aan journalisten in hun beroepsuitoefening een bijzondere status wordt toebedeeld, maar ook dat onder omstandigheden de inzet van een dwangmiddel tegen een journalist, waaronder begrepen diens vervolging, gepast is. In dat kader bepaalt de aanwijzing dat - indien een journalist verdachte is van een strafbaar feit dat mogelijk verband houdt met de journalistieke beroepsuitoefening - de journalist die op eigen initiatief strafbare feiten pleegt of een actieve rol speelt bij door anderen gepleegde delicten, in beginsel als gewone verdachte van een strafbaar feit zal worden behandeld. Nu van een dergelijke rol blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting en de overige stukken van het dossier sprake is, kan niet worden gezegd dat het openbaar ministerie met de vervolging van verdachte in strijd met de aanwijzing handelt. Mede gezien de ernst van de ten laste gelegde feiten heeft het openbaar ministerie derhalve terecht tot de vervolging van verdachte kunnen beslissen. Dat, zoals namens verdachte is betoogd, in een eerder, op punten vergelijkbaar geval ten aanzien van verdachte is besloten niet tot vervolging over te gaan, doet daaraan niet af. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in zijn vervolging.
De rechtbank stelt vast dat het openbaar ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte met betrekking tot het eerste en tweede feit wordt veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van 1.500,-- euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis, en dat hij met betrekking tot het derde, vierde en vijfde feit wordt veroordeeld tot een geldboete van 80,-- euro per overtreding, tot een totaalbedrag van 240,-- euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Daarnaast vordert hij de in beslag genomen goederen, te weten een legitimatiebewijs van de KLM, een key koord en een pashouder, te onttrekken aan het verkeer.
4.1. Bewijs
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 23 februari 2009 (dossierpagina 18 tot en met 32), inhoudende de weergave van de uitzending van het programma “Undercover in Nederland” van 28 december 2008;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 5 maart 2009 (dossierpagina 33 tot en met 41), inhoudende de weergave van de uitzending van het programma “Undercover in Nederland” van 4 januari 2009;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 1], namens KLM van 18 februari 2009 (dossierpagina 60 tot en met 62);
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 15 januari 2009 (dossierpagina 163 en 164);
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] namens Fokker Logistics Park van 24 februari 2009 (dossierpagina 222 tot en met 224);
• het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2009 (dossierpagina 68).
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1. ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
hij in de periode van 12 december 2008 tot en met 4 januari 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een KLM-personeelspas - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft/hebben verdachte en zijn mededader(s) valselijk voornoemde pas gekopieerd en voorzien van onder meer andere persoongegevens en een foto van [verdachte], terwijl het origineel op naam was gesteld van [naam] en was voorzien van een foto van die [naam], zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
Feit 2
hij op 7 februari 2009 te Amsterdam opzettelijk voorhanden heeft gehad een valse KLM-personeelspas, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij wist dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, immers was deze KLM-pas voorzien van zijn pasfoto, terwijl de pas op naam was gesteld van [naam 2] en was voorzien van personeelsnummer [nummer], terwijl verdachte niet werkzaam was bij KLM;
Feit 3
hij omstreeks 12 december 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op het bedrijventerrein te Schiphol-Oost, zijnde grond toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden;
Feit 4
hij omstreeks 27 november 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op het bedrijventerrein te Schiphol-Oost, zijnde grond toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden;
Feit 5
hij op 27 november 2008 te Oude Meer, gemeente Haarlemmermeer, zonder daartoe gerechtigd te zijn zich heeft bevonden op het bedrijventerrein Fokker Logistics park, zijnde grond toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, van welke grond de toegang op een voor verdachte blijkbare wijze door de rechthebbende was verboden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. Ten aanzien van de feiten 3 en 4 overweegt de rechtbank dat met het ten laste gelegde “luchthaventerrein te Schiphol-Oost” kennelijk wordt bedoeld het op de luchthaven gelegen bedrijventerrein te Schiphol-Oost. De rechtbank zal de tenlastelegging op dit punt verbeterd lezen. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen aan verdachte onder 1. meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
De raadsman heeft als verweer gevoerd dat de strafbaarverklaring van het bewezen verklaarde in strijd komt met het in artikel 10, eerste lid van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gegarandeerde recht op vrijheid van meningsuiting en dat om die reden de Nederlandse strafbepalingen op grond van artikel 94 van de Grondwet (Grw) buiten toepassing moeten worden gelaten. Hierdoor is volgens de raadsman het feit niet strafbaar en dient verdachte te worden ontslagen van rechtsvervolging.
Dit verweer treft geen doel. Op grond van het bepaalde in artikel 94 Grw vinden wettelijke voorschriften geen toepassing, indien deze toepassing niet verenigbaar is met het in artikel 10 EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van nieuwsgaring daaronder begrepen. Nu echter de ratio van de strafbaarstelling van de bewezen verklaarde misdrijven en overtredingen op zichzelf geen beperking inhoudt van dit in artikel 10, lid 1 EVRM neergelegde recht, kan niet worden gezegd dat deze strafbepalingen als zodanig niet met het bepaalde in dat artikel verenigbaar zijn. Voor buiten toepassing verklaring van deze strafbepalingen is dan ook geen plaats.
Het bewezen verklaarde is dan ook strafbaar en levert op:
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift.
Feit 2: Opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.
Feit 3: Zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op andermans grond waarvan de toegang op een voor hem kenbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevinden.
Feit 4: Zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op andermans grond waarvan de toegang op een voor hem kenbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevinden.
Feit 5: Zonder daartoe gerechtigd te zijn, zich op andermans grond waarvan de toegang op een voor hem kenbare wijze door de rechthebbende is verboden, bevinden.
6. Strafbaarheid van verdachte
Indien en voor zover het namens verdachte gevoerde pleidooi (tevens) inhoudt dat het in artikel 10, lid 1 EVRM bepaalde meebrengt dat verdachte, nu hij de bewezen verklaarde feiten heeft begaan teneinde als journalist misstanden ter zake van de veiligheid van de nationale luchthaven Schiphol aan de kaak te kunnen stellen en derhalve bij het plegen van deze feiten uitsluitend een journalistiek doel voor ogen had, niet strafbaar is, geldt het volgende.
Voorop moet worden gesteld dat ook een journalist gehouden is niet de wet te overtreden. In een voorkomend geval kan echter, zoals ook blijkt uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, het journalistieke belang prevaleren boven de naleving van de wet en kan strafbaarheid voor het niet naleven van de wet een schending van het in artikel 10, lid 1 EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting inhouden. In een dergelijk geval dient echter de begane strafbare gedraging niet alleen relevant te zijn voor de aan de kaak te stellen misstand, maar ook voor de geloofwaardigheid van de daarover door de journalist te leveren informatie.
Verdachte heeft, zoals uit zijn verklaring ter terechtzitting en de processen-verbaal van weergave van de uitzendingen van ‘Undercover in Nederland’ blijkt, samen met (een) ander(en) een valse KLM-personeelspas opgemaakt en de bedrijventerreinen van Schiphol-Oost (meermalen) onbevoegd betreden, teneinde aan te willen en kunnen tonen dat de beveiliging van voormelde terreinen (en daarmee van de luchthaven) onvoldoende zou zijn. De rechtbank is van oordeel dat verdachte bij het plegen van de bewezen verklaarde feiten geen ander oogmerk had dan om langs journalistieke weg een maatschappelijke misstand publiekelijk aan de orde te stellen, alsmede dat het plegen van de feiten voldoende samenhangt met het onderbouwen en verifiëren van deze misstand. Nu de bewezen verklaarde feiten zijn begaan teneinde de journalistieke boodschap van verdachte uit te kunnen dragen, zijn zij - bezien in het licht van het onder het recht van vrijheid van meningsuiting begrepen recht op vrije nieuwsgaring - in beginsel gerechtvaardigd. Dit brengt mee dat de strafbaarheid - en daarmee de veroordeling - van verdachte moet worden aangemerkt als een inbreuk op zijn in artikel 10 EVRM neergelegde recht op vrijheid van meningsuiting.
Deze inbreuk is echter, gelet op hetgeen hierna wordt overwogen, geoorloofd in het licht van het bepaalde in het tweede lid van artikel 10 EVRM. Op grond van deze bepaling kan het recht op vrije meningsuiting aan bepaalde beperkingen worden onderworpen, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van (onder meer) het voorkomen van strafbare feiten en de bescherming van de rechten van anderen.
De rechtbank acht in dit verband de volgende omstandigheden van belang.
Twee van de door verdachte in het kader van zijn journalistieke doel begane strafbare feiten, namelijk het namaken van de KLM-personeelspas en het voorhanden hebben van de nagemaakte pas, betreffen misdrijven en moeten derhalve als ernstige strafbare feiten worden aangemerkt. Verdachte heeft deze en een deel van de overige feiten gepleegd met behulp van een medewerker van KLM, die op één van de bedrijventerreinen is te werk gesteld. Weliswaar heeft deze persoon in eerste instantie uit zichzelf contact gezocht met (het productiebedrijf van) verdachte, maar het is verdachte geweest die hem heeft doen vragen zijn personeelspas af te staan teneinde deze na te kunnen maken en ook was het verdachte, dan wel (één van) zijn mededaders, die de KLM-medewerker heeft verzocht hem, gelegen in de achterbak van een door deze persoon bestuurde auto, op het desbetreffende beschermde bedrijventerrein naar binnen te brengen. Volgens verdachte heeft hij bij het betreden van dat terrein zelf ook gebruikt gemaakt van de nagemaakte personeelspas.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte door het aanwenden van dergelijke zware middelen, namelijk het plegen van misdrijven en het inzetten van een KLM-medewerker voor wie de consequenties van het handelen van verdachte, zo moet ook verdachte zich hebben gerealiseerd, zeer groot konden zijn en ook zijn geweest (deze persoon is immers inmiddels ontslagen door zijn werkgever en is eveneens in het strafrechtelijke onderzoek betrokken), niet proportioneel ten opzichte van het door hem beoogde journalistieke doel. Daarbij is van belang dat verdachte gebreken heeft willen aantonen in de beveiliging van (particuliere) bedrijventerreinen waar weliswaar vliegtuigen (waaronder het regeringsvliegtuig) staan, maar waarvoor, nu beide terreinen niet onder de werking van het Aanvullend Luchthaven Reglement en het Aanvullend Luchthaven Reglement Schiphol vallen, geen bijzondere beveiligingsmaatregelen gelden. Verdachte had derhalve met minder ingrijpende middelen moeten en ook kunnen volstaan, onder meer door de actieve betrokkenheid van voormelde medewerker achterwege te laten.
De rechtbank merkt in dit verband nog op dat - hoewel een enkele overtreding op zichzelf mogelijk als proportioneel zou kunnen worden aangemerkt - de disproportionaliteit van het handelen van verdachte ten aanzien van alle bewezen verklaarde strafbare feiten geldt, nu deze feiten in onderling verband en samenhang moeten worden bezien.
Voormelde omstandigheden indachtig, moet worden geoordeeld dat de beperking van de vrijheid van meningsuiting door de strafbaarheid en daarmee veroordeling van verdachte, welke beperking overigens bij wet is voorzien en strekt tot voorkoming van strafbare feiten en de bescherming van rechten van anderen, in een democratische samenleving noodzakelijk is. Het belang van de samenleving bij strafbaarheid en veroordeling dient, gelet op alle omstandigheden in dit geval, zwaarder te wegen dat het recht op vrijheid van meningsuiting van verdachte. Voor het op een goede wijze kunnen functioneren van de samenleving is van groot algemeen belang dat men kan afgaan op de juistheid van documenten die bestemd zijn om tot het bewijs van enig feit te dienen, alsmede dat de eigendomsrechten van anderen in die samenleving worden gerespecteerd. Nu de schending van deze belangen heeft plaatsgevonden op een wijze die als niet proportioneel moet worden aangemerkt, dient het belang bij strafbaarheid en veroordeling van verdachte voor deze feiten, mede in het licht van de generaal-preventieve werking van het strafrecht, te prevaleren. Verdachte is in zoverre dus strafbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sancties
7.1. De hoofdstraf
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van valsheid in geschrift, het voorhanden hebben van een vervalst geschrift en het zich meermalen, zonder daartoe gerechtigd te zijn geweest, op andermans grond, waarvan de toegang op een voor hem kenbare wijze door de rechthebbende was verboden, begeven.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij bij het plegen van deze feiten gebruik heeft gemaakt van een medewerker van één van de op het betreffende bedrijventerrein gevestigde ondernemingen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het plegen van de strafbare feiten, hoewel hem daarbij een journalistiek doel voor ogen stond, de grens van het toelaatbare - herhaaldelijk - heeft overschreden. Het had immers, mede gelet op het maatschappelijke belang bij de door verdachte met het plegen van de strafbare feiten uit te dragen boodschap, op de weg van verdachte gelegen minder vergaande middelen aan te wenden. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij daarvan bij de afweging van het maatschappelijk belang en zijn eigen belangen bij het begaan van de strafbare feiten enerzijds en het belang bij naleving van de wet anderzijds, onvoldoende rekenschap heeft gegeven.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat hij, zoals onder meer blijkt uit zijn justitiële documentatie, in het verleden bij de uitoefening van zijn werkzaamheden als journalist reeds eerder de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden en dat de daarvoor aan hem opgelegde sancties hem kennelijk niet van een dergelijke handelwijze hebben weerhouden en hem niet tot het in acht nemen van een grotere zorgvuldigheid hebben gebracht.
Noch in de omstandigheden van de onderhavige zaak, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding om af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat verdachte de volgende geldboetes moeten worden opgelegd.
7.2. Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen voorwerpen, te weten
• een legitimatiebewijs van de KLM
• een pashouder
• een key koord
dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de onder 1. bewezenverklaarde feiten met betrekking tot die voorwerpen zijn begaan.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van strafrecht, artikelen 23, 24, 24c, 36b, 36c, 47, 57, 62, 225 en 461.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 tot een geldboete van € 1.500,-- (VIJFTIENHONDERD EURO) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 25 dagen hechtenis.
Veroordeelt verdachte met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten 3, 4 en 5 tot een geldboete van telkens € 80,-- (TACHTIG EURO), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door telkens 1 dag hechtenis.
Onttrekt aan het verkeer:
• een legitimatiebewijs van de KLM,
• een pashouder,
• een key koord.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C. Monster, voorzitter,
mr. I.H. Lips en mr. T.A.M. Tijhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2010.