ECLI:NL:RBHAA:2010:BM2308
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres, die sinds 14 april 2005 met rugklachten uitgevallen was van haar werk als assistent begeleider, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV dat haar geen recht op een WIA-uitkering toekende per 16 maart 2008. Eiseres stelde dat haar beperkingen onvoldoende waren onderkend en verwees naar medische rapportages van haar neuroloog, dr. De Bruin, en haar behandelend arts, dr. Oey.
De rechtbank overwoog dat volgens artikel 18 van de WAO arbeidsongeschiktheid objectief medisch vastgesteld moet worden. De rechtbank beoordeelde of de rapportages van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig tot stand waren gekomen en of er voldoende medische onderbouwing was voor de aangenomen beperkingen. De rechtbank concludeerde dat de rapportages zorgvuldig waren en dat eiseres niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij de geduide functies niet kon vervullen. De rechtbank verwierp de gronden van eiseres en verklaarde het beroep ongegrond.
De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststelling bij arbeidsongeschiktheid en de rol van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen in dit proces. De rechtbank oordeelde dat de door eiseres bestreden functies, zoals inpakster en receptioniste, geschikt waren, en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van de deskundigen te twijfelen. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, drs. M.A.J. Arts, en er staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.