ECLI:NL:RBHAA:2010:BM2305
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweigerde WW-uitkering wegens verwijtbare werkloosheid na vrijwillig ontslag
In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de weigering van een WW-uitkering. Eiser had van 22 april 2008 tot 8 oktober 2008 gewerkt bij een bedrijf, maar na onenigheid met zijn chef heeft hij vrijwillig ontslag genomen. Vervolgens is hij per 1 november 2008 in dienst gekomen bij een ander bedrijf, maar zijn arbeidsovereenkomst werd binnen de proeftijd beëindigd. Het UWV weigerde de WW-uitkering omdat het ontslag bij het eerste bedrijf als verwijtbaar werd beschouwd, aangezien eiser niet ten minste 26 weken had gewerkt na zijn ontslag.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en stelde dat zijn ontslag bij het eerste bedrijf gedwongen was door de omstandigheden, waaronder het gedrag van zijn filiaalmanager. De rechtbank overwoog dat eiser zelf ontslag had genomen zonder uitzicht op een nieuwe baan, en dat hij daarmee het risico op verwijtbare werkloosheid had aanvaard. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden.
De rechtbank oordeelde ook dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat het gedrag van zijn werkgever zo bezwaarlijk was dat hij niet kon blijven werken. Bovendien werd het beroep van eiser op schending van de hoorplicht afgewezen, omdat hij zelf had afgezien van de mogelijkheid om gehoord te worden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van het UWV om de WW-uitkering te weigeren.