RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/800980-08
Uitspraakdatum: 4 februari 2010
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (Irak),
wonende te [adres] (Bondsrepubliek Duitsland).
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 01 juni 2008 te Irak en/of Iran en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, een ander, te weten (zich noemende) [betrokkene 1] en/of (zich noemende) [betrokkene 2] en/of (zich noemende) [betrokkene 3], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, - voor voornoemd(e) perso(o)n(en) (ver)vals(t)(e) reisdocument(en) geregeld en/of gegeven en/of gekocht en/of - (vervolgens) voor voornoemd(e) perso(o)n(en) (een) vliegticket(s) geregeld en/of geboekt en/of gekocht en/of - (vervolgens) voornoemd(e) perso(o)n(en) begeleid op hun reis van Teheran naar Amsterdam en/of - (vervolgens) voornoemd(e) perso(o)n(en) begeleid op de luchthaven Schiphol en/of - (daarbij) voornoemd(e) perso(o)n(en) aanwijzingen en/of instructies gegeven en/of - (vervolgens) voornoemd(e) perso(o)n(en) begeleid naar de (paspoort)controle en/of - (vervolgens) voor voornoemd(e) perso(o)n(en) (ver)vals(t)(e) reisdocument(en) overhandigd en/of aangeboden aan (een) ambtena(a)r(en) belast met de grensbewaking/controle, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
2.
hij op of omstreeks 01 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het bezit was van een of meer reisdocument(en), te weten - een nationaal paspoort van Noorwegen, voorzien van het nummer [A1], op naam van [betrokkene 1] en/of - een nationaal paspoort van Noorwegen, voorzien van het nummer [A2], op naam van [betrokkene 2] en/of - een nationaal paspoort van Noorwegen, voorzien van van het nummer [A3], op naam van [betrokkene 3], waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat alle voorwerpen op de beslaglijst aan verdachte worden geretourneerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden [noot 1] en bespreking van het bewijsverweer
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende, in de voetnoten vermelde, bewijsmiddelen. Uit deze bewijsmiddelen blijken de navolgende feiten en omstandigheden.
Op 1 juni 2008 werd tijdens de paspoortcontrole bij de post ‘aankomst Schengen’ door een man een viertal paspoorten aangeboden, bestaande uit een vluchtelingendocument van Duitsland en een drietal paspoorten van Noorwegen. Het Duitse vluchtelingendocument was op naam gesteld van [verdachte], voorzien van nummer [A4]. De drie Noorse paspoorten waren op naam gesteld van [betrokkene 1], voorzien van nummer [A1], [betrokkene 2] voorzien van nummer [A2] en [betrokkene 3] voorzien van nummer [A3].[noot 2] Omdat twijfel bestond aan de echtheid van de Noorse paspoorten, zijn deze paspoorten onderzocht. Naar aanleiding van het onderzoek is geconcludeerd dat de paspoorten vals zijn.[noot 3] Hierop is verdachte aangehouden.[noot 4] Bij verdachte zijn vier vliegtickets op naam van respectievelijk [verdachte], [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 1] in beslag genomen voor de reis van Teheran-Amsterdam-Rome op 1 juni 2009 [noot 5], welke tickets waren voorzien van een gelijkluidende PNR-code.[noot 6]
Verdachte heeft op 1 juni 2008 in zijn verhoor voorafgaand aan zijn inverzekeringstelling – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij van plan was met zijn gezin naar Duitsland te gaan. Het was de bedoeling dat zijn vrouw en kinderen aan het einde van de schoolvakantie van de kinderen in september weer terug zouden gaan naar Irak. Ze hadden een doorvlucht naar Italië, omdat ze daar een aantal Irakese kinderen wilden bezoeken dat daar voor een medische behandeling verbleef. Zijn vrouw en kinderen wonen in Mosul in Irak. Zij hebben een paspoort van Noorwegen. Verdachte heeft de paspoorten van zijn vrouw en kinderen in Nederland aan de controleur van de immigratie overhandigd.[noot 7]
Verdachte heeft op 3 juni 2008 in zijn verhoor – zakelijk weergegeven – verklaard dat zijn vrouw [betrokkene 1] de Irakese nationaliteit heeft en dat hij heeft gezien dat zij en de kinderen gebruik maken van een rood Noors paspoort. De broers van zijn vrouw hebben tegen hem gezegd: “Of je gaat scheiden of je haalt haar hier weg”. De broer van [betrokkene 1] heeft voor de paspoorten betaald. Ongeveer vier of vijf maanden geleden hoorde hij dat de paspoorten geregeld waren. De paspoorten zijn aan hem opgestuurd. Verdachte heeft toen de visa geregeld bij de Iraanse ambassade in Hamburg, waarna hij de paspoorten heeft teruggestuurd naar Irak. Verdachte heeft voorts verklaard [betrokkene 1] en de kinderen in Iran te hebben ontmoet, waarna zij samen via Nederland naar Italië zouden reizen.[noot 8]
[betrokkene 1] heeft op 1 juni 2009 in haar verhoor voorafgaand aan haar inverzekeringstelling – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij in Duhok in Irak woont, met verdachte is gehuwd en met hem twee kinderen heeft. Haar man heet [naam A]. Ze zouden naar Italië doorreizen, maar wat ze daar zouden doen weet ze niet. Verdachte zou hen begeleiden. Wel is haar broer die in Italië woont ziek en wilden zij hem gaan bezoeken. Haar man heeft de reis geregeld en de tickets betaald. Zij spreekt alleen Koerdisch. Zij weet niet wat voor paspoort zij heeft. Het rode paspoort waar zij mee is gekomen, heeft zij dat jaar van haar man gekregen.[noot 9]
Op 2 juni 2009 heeft [betrokkene 1] – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij alleen haar naam kan opschrijven, omdat zij nooit naar school is geweest. Haar naam is [naam B] en zij heeft de Irakese nationaliteit. Verdachte is haar man en is [naam C] genaamd. Verdachte vertelde haar dat hij een manier zou vinden om haar naar Duitsland te halen. Ongeveer anderhalve maand geleden is haar man naar Irak gekomen. Hij zei dat zij naar hem toe kon komen. Hij had toen de paspoorten bij zich. Deze waren rood van kleur. Zij weet niet hoe het zit met die andere naam ([betrokkene 1]) in het paspoort. Haar man komt elk jaar een maand bij haar op bezoek in Irak. Zij zijn samen vanuit Irak met de auto naar Iran gereisd op de Noorse paspoorten. Zij wilde haar zieke broer in Italië bezoeken en daarna terugkeren naar Irak. De pasfoto’s van de kinderen en haar in de Noorse paspoorten zijn in Duhok genomen en die heeft haar man vorig jaar meegenomen naar Duitsland. Haar man had alle documenten bij zich. Hij voerde op de luchthaven het woord.[noot 10]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het vorenoverwogene dan ook dat verdachte in het bezit was van een drietal valse paspoorten en dat hij wist dat deze vals waren. [betrokkene 1] verklaart immers dat verdachte de paspoorten heeft geregeld. Deze paspoorten zouden volgens de uitgiftedatum in 2006 zijn uitgegeven, terwijl verdachte de pasfoto’s in de paspoorten volgens [betrokkene 1] eerst in 2007 mee naar Duitsland heeft genomen. Voorts verklaart verdachte dat de paspoorten bij de Noorse Ambassade in Turkije zijn verkregen, terwijl op een dergelijke wijze de Noorse nationaliteit, en daarmee een Noors paspoort, niet wordt verkregen.
Voorts volgt uit het vorenoverwogene dat verdachte [betrokkene 1] en de kinderen behulpzaam was bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, dat, nu zij geen verblijfstatus en geen geldige papieren hadden, deze toegang of doorreis wederrechtelijk was en dat verdachte dit ook wist.
De raadsman van de verdachte heeft in dit verband bepleit dat verdachte van dit (onder 1 tenlastegelegde) feit moet worden vrijgesproken, omdat het element wederrechtelijkheid niet kan worden bewezen nu de echtgenote van verdachte, [betrokkene 1], in Nederland asiel heeft aangevraagd. Omdat deze procedure nog niet is afgerond, valt zij onder de bescherming van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag en kan, ondanks dat zij met een vals paspoort reisde, niet worden bepaald dat zij wederrechtelijk Nederland is binnengekomen of doorgereisd, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag staat in de weg aan vervolging van een persoon die een veilig land binnenreist en zich daarbij bedient van een vals paspoort, indien die persoon aan de in dat artikel genoemde voorwaarden voldoet. Hoewel de rechtbank met de raadsman van oordeel is dat het in beginsel niet aan de strafrechter is om te beoordelen of de (beweerdelijke) echtgenote en kinderen van verdachte bescherming op grond van artikel 31 van het Vluchtelingenverdrag toekomt, is in het onderhavige geval van bescherming krachtens dat artikel geen sprake. Op geen enkele wijze blijkt immers uit het strafdossier dat de (beweerdelijke) echtgenote (en de minderjarige kinderen) van verdachte is (zijn) gevlucht en dat het oorspronkelijke doel van de reis was om asiel aan te vragen. Daarentegen hebben zowel verdachte als [betrokkene 1] over de reis verklaard dat zij met de kinderen weer terug zou gaan naar Irak en is [betrokkene 1] inmiddels, volgens de verklaring van verdachte ter terechtzitting en ondanks de lopende asielprocedure, overeenkomstig deze verklaringen weer teruggekeerd naar Irak. Nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, gaat de rechtbank er van uit dat deze terugkeer vrijwillig is geweest.
4.4 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2008 tot en met 01 juni 2008 te Irak en/of Iran en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, een ander, te weten (zich noemende) [betrokkene 1] en/of (zich noemende) [betrokkene 2] en/of (zich noemende) [betrokkene 3], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, - voor voornoemd(e) perso(o)n(en) (ver)vals(t)(e) reisdocument(en) geregeld en/of gegeven en/of gekocht en/of - (vervolgens) voor voornoemd(e) perso(o)n(en) (een) vliegticket(s) geregeld en/of geboekt en/of gekocht en/of - (vervolgens) voornoemd(e) perso(o)n(en) begeleid op hun reis van Teheran naar Amsterdam en/of - (vervolgens) voornoemd(e) perso(o)n(en) begeleid op de luchthaven Schiphol en/of - (daarbij) voornoemd(e) perso(o)n(en) aanwijzingen en/of instructies gegeven en/of - (vervolgens) voornoemd(e) perso(o)n(en) begeleid naar de (paspoort)controle en/of - (vervolgens) voor voornoemd(e) perso(o)n(en) (ver)vals(t)(e) reisdocument(en) overhandigd en/of aangeboden aan (een) ambtena(a)r(en) belast met de grensbewaking/controle, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
2.
hij op of omstreeks 01 juni 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het bezit was van een of meer reisdocument(en), te weten - een nationaal paspoort van Noorwegen, voorzien van het nummer [A1], opnaam van [betrokkene 1] en/of - een nationaal paspoort van Noorwegen, voorzien van het nummer [A2], op naam van [betrokkene 2] en/of - een nationaal paspoort van Noorwegen, voorzien van van het nummer [A3], op naam van [betrokkene 3], waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het reisdocument vals of vervalst was;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Mensensmokkel, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij wist dat het vals was, meermalen gepleegd.
6. Strafbaarheid van verdachte
De raadsman heeft – zakelijk weergegeven – betoogd dat verdachte niet strafbaar is, omdat in deze situatie de materiele wederrechtelijkheid ontbreekt dan wel dat sprake is van overmacht als noodtoestand, dan wel dat subsidiair sprake is van psychische overmacht. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat de situatie in Irak bijzonder gevaarlijk is. Hierdoor bestond voor verdachte de actuele en concrete noodzaak zijn vrouw en kinderen op de onderhavige wijze in veiligheid te brengen en kon van verdachte niet worden verwacht dat hij zijn echtgenote en kinderen in dat land zou laten verblijven. Er waren elementaire mensenrechten van de echtgenote en kinderen in het geding, zodat het de plicht van verdachte was om deze normen te beschermen. Verdachte handelde derhalve uit ideële en humanitaire motieven, aldus nog steeds de raadsman.
Naar het oordeel van de rechtbank treffen deze verweren alle reeds wegens het volgende geen doel. Uit het strafdossier blijkt, zoals hiervoor is overwogen, niet dat het doel van de reis van verdachte, [betrokkene 1] en de kinderen was om een onveilige situatie te ontvluchten, dan wel dat van een zodanige schending van elementaire mensenrechten sprake was dat verdachte niet anders kon dan te besluiten hen op illegale wijze via Nederland naar Duitsland te brengen. Daarbij geldt dat gerede twijfel bestaat of [betrokkene 1] daadwerkelijk de echtgenote van verdachte is, nu zij over verdachte verklaart dat hij [naam C] heet. In het strafdossier en ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken waaruit onomstotelijk volgt dat zij zijn gehuwd. Niet kan worden aangenomen dat verdachte, zoals de raadsman heeft betoogd, zijn morele verplichting jegens zijn echtgenote en kinderen nakwam toen hij de bewezenverklaarde feiten beging.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de hoofdstraf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Bij die mensensmokkel heeft hij ten behoeve van de gesmokkelde personen gebruik gemaakt van valse paspoorten. Mensensmokkel valt onder de categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maakt op de rechtsorde. Die smokkel doorkruist niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere Schengen¬landen, maar draagt ook bij tot het in standhouden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het draagvlak om de ‘echte’ asielzoekers, dat wil zeggen politieke vluchtelingen in de zin van de Conventie van Genève, ruimhartig op te vangen, daardoor in ernstige mate wordt ondermijnd. Het gebruik van valse paspoorten maakt een ernstige inbreuk op het vertrouwen dat in de juistheid van
reisdocumenten behoort te kunnen worden gesteld en verhindert dat deugdelijk kan worden vastgesteld of de gebruikers van een dergelijk document geen gevaar voor de openbare orde opleveren en of hun om die reden niet de toegang tot het land moet worden geweigerd.
Nu in het onderhavige geval niet is gebleken van winstbejag bij verdachte bij het begaan van de bewezenverklaarde feiten, ziet de rechtbank aanleiding om ten voordele van verdachte af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie gevorderd. Voorts zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening houden met de tijd die is verstreken sinds de betreffende feiten zijn begaan en met de verwevenheid van beide feiten.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden is.
Tevens zal de rechtbank, gelet op de op te leggen straf en nu verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 57, 197a en 231.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.E.A. Toeter, voorzitter,
mrs. T.A.M. Tijhuis en mr. J.N.A. Jolink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 februari 2010.
Noten:
[1] De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
[2] Proces-verbaal d.d. 1 juni 2008, dossierparagraaf 0.4.
[3] Drie processen-verbaal d.d. 1 juni 2008, dossierparagraaf 0.5.
[4] Proces-verbaal van aanhouding d.d. 1 juni 2008, dossierparagraaf 1.1.1.
[5] Proces-verbaal van inbeslagname d.d. 20 juni 2008, dossierparagraaf 2.1.
[6] Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2008, dossier paragraaf 0.3.
[7] Proces-verbaal van verhoor van verdachte, dossierparagraaf 1.1.2.
[8] Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 3 juni 2008, dossierparagraaf 1.1.4.
[9] Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] d.d. 1 juni 2008, dossierparagraaf 1.2.2
[10] Proces-verbaal verhoor [betrokkene 1] d.d. 2 juni 2008, dossierparagraaf 1.2.4.