ECLI:NL:RBHAA:2010:BM2118

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700569-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en gekwalificeerde diefstal van heroïne tijdens ripdeal

Op 18 augustus 2009 vond in de avond in het kader van een heroïnedeal een ontmoeting plaats in Zaandam in de woning van [betrokkene 3] tussen enerzijds de Turken en anderzijds de Surinamers, waaronder verdachte. De Surinamers deden zich voor als kopers, terwijl zij voornemens waren de heroïne te stelen, wat resulteerde in een ripdeal. De Surinamers overmeesterden de Turken en knevelden hen, waarna zij met vier pakketten heroïne van ongeveer 2060 gram en persoonlijke bezittingen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] vluchtten. De Turken wisten zich echter snel te bevrijden en achter de Surinamers aan te rennen. Op straat schoot [betrokkene 3] vier keer, waarvan drie in de richting van de auto met de Surinamers. De auto kwam tot stilstand op een parkeerterrein, waar verdachte en zijn medeverdachten uit de auto vluchtten. Om hun vlucht te vergemakkelijken en het bezit van de gestolen goederen te verzekeren, schoot [medeverdachte 2] drie keer in de richting van [betrokkene 3] en [betrokkene 1], waarbij laatstgenoemde gewond raakte. Verdachte en [medeverdachte 2] maakten zich schuldig aan poging doodslag, voorafgegaan door een strafbaar feit, en het aanwezig hebben van ongeveer 2060 gram heroïne. De rechtbank oordeelde dat verdachte en zijn mededader enkel uit financieel gewin handelden en op nietsontziende wijze de ripdeal uitvoerden. De rechtbank veroordeelde verdachte tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700569-09
Uitspraakdatum: 9 april 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23, 25 en 26 maart 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Haarlem, te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is – na ter terechtzitting van 28 januari 2010 toegestane nadere omschrijving ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van de tenlastelegging – ten laste gelegd dat:
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een of meer personen (waaronder [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of een of meer zich in de buurt bevindende personen) van het leven te beroven,
met zijn mededader(s), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die persoon/personen heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot doodslag is voorafgegaan van een strafbaar feit, te weten de gekwalificeerde diefstal van 2060 gram heroïne en/of een schoudertas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en is gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan de andere deelnemers aan die diefstal straffeloosheid en/of het bezit van die heroïne en/of die schoudertas te verzekeren;
subsidiair
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2060 gram heroïne en/of een schoudertas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] (onverhoeds) met kracht op de grond heeft/hebben gegooid en/of tegen de grond heeft/hebben gewerkt en/of (vervolgens) die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] bij hun handen en/of voeten heeft/hebben vastgebonden;
en/of
(vervolgens)
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een of meer personen (waaronder [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of een of meer zich in de buurt bevindende personen ) van het leven te beroven, met dat opzet hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die persoon/personen heeft/hebben geschoten, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2060 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3
hij, verdachte en/of zijn mededader(s), op of omstreeks 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een of meer pisto(o)l(en), voorhanden heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben gedragen.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) jaar met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden*1
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
In het kader van een heroïnedeal heeft op 18 augustus 2009 in de middag in de woning van [betrokkene 3] aan de [adres] te Zaandam een ontmoeting plaatsgevonden tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 1] enerzijds en [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte (hierna te noemen: de Surinamers) anderzijds. De Surinamers gingen naar de woning van [betrokkene 3] om van de hem en [betrokkene 1] heroïne te kopen.*2
Nadat de Surinamers die middag in de woning waren gekomen, bleek er geen heroïne aanwezig te zijn. In afwachting van de komst van de heroïne zijn de Surinamers enige tijd in de woning gebleven. De heroïne kwam echter niet en uiteindelijk zijn de Surinamers onverrichter zake terug naar Amsterdam gereden.*3
[betrokkene 1] en verdachte hebben die avond telefonisch contact gehad, tijdens welk contact [betrokkene 1] aan verdachte heeft meegedeeld dat de heroïne was aangekomen. Hierop zijn de Surinamers opnieuw met de auto – een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] (hierna: de Ford Fiësta) – naar Zaandam gereden. Aangezien de mannen niet bekend waren in Zaandam, hebben zij evenals eerder op die dag, op een voor hen bekend punt in Zaandam met [betrokkene 1] afgesproken, waarna [betrokkene 1] de drie Surinamers met zijn auto, een BMW, naar de woning van [betrokkene 3] heeft begeleid. De Ford Fiësta is geparkeerd in het parkeervak nabij de kruising van de [straat] met de [straat], naast de BMW van [betrokkene 1].*4
De Surinamers zijn vervolgens de woning van [betrokkene 3] binnengegaan. In de woning bevonden zich op dat moment [betrokkene 3] en een derde man. Op de tafel in de woonkamer lagen vier pakketten. De pakketten waren omwikkeld met plastic en bruine tape. Verdachte heeft het bruine poeder uit één van de blokken bekeken*5 en als heroïne herkend.*6 Vervolgens heeft [betrokkene 3] gehoord dat verdachte telefonisch contact opnam met [medeverdachte 1], die – zo had [betrokkene 3] van verdachte begrepen – in de auto zat te wachten met het geld, en hem vroeg naar boven te komen. [medeverdachte 1] is na dit telefoongesprek naar de woning gekomen en door [betrokkene 3] binnengelaten *7. Ook [betrokkene 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] wat later dan de andere Surinamers in de woning van [betrokkene 3] kwam.*8 Bij binnenkomst van [medeverdachte 1] zijn [betrokkene 3], [betrokkene 1] en de derde man door de Surinamers aangevallen.*9 [betrokkene 3] werd van achteren neergeslagen en kreeg een schop tegen zijn knie. [betrokkene 3] lag op de grond en voelde een voet op zijn rug. Hij kreeg de opdracht zijn handen op zijn rug te doen en zijn ogen te sluiten.*10 Vervolgens zijn [betrokkene 3]’s handen vastgebonden met veters.*11 Of zijn voeten ook vastgebonden zijn, weet hij niet meer.*12 [betrokkene 1] werd door middel van een voetveeg op de grond gesmeten, waarna zijn handen en voeten werden vastgebonden met veters en zijn schoudertas werd afgenomen. [betrokkene 1] heeft verdachte horen zeggen “[alias medeverdachte 1], pak ook zijn tas”.*13 [medeverdachte 1] wordt ook wel “[alias medeverdachte 1]” genoemd.*14 Ook de derde man werd gekneveld met veters.*15 [betrokkene 1] heeft verklaard dat [betrokkene 2] de derde man is.*16
Verdachte, [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] schreeuwden en uitten bedreigingen tegen [betrokkene 3], [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. [betrokkene 3] en [betrokkene 1] hoorden tevens gestommel en allerlei andere geluiden. Op een gegeven moment hoorden zij deuren dichtvallen. De Surinamers bleken de woning verlaten te hebben. De vier pakketten lagen niet meer op de tafel en ook de Prada tas met inhoud van [betrokkene 1] alsmede andere spullen waren uit de woning verdwenen.*17 Verdachte had de heroïne meegenomen.*18
[betrokkene 1] heeft vervolgens de veters om zijn handen losgewrikt, daarna de veters om zijn voeten en de veters waarmee de andere Turken vastgebonden waren losgesneden.*19
In de woning van [betrokkene 3] aan de [adres] te Zaandam heeft op 19 augustus 2009 te ongeveer 00.55 uur een doorzoeking plaatsgevonden. In de woning lagen op de vloer, tussen de grote tafel, salontafel en tv-meubel vier stukjes witkleurige veters. Twee veters waren voorzien van een knoop en lussen, twee veters vertoonden aan de uiteinden een vers uitziend snijvlak en waren kennelijk recent doorgesneden met een scherp voorwerp.*20
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de lezing van verdachte zoals ook ter terechtzitting gegeven, niet aannemelijk en geloofwaardig, te meer niet nu er bij de Surinamers noch bij de Turkse verdachten (hierna te noemen: de Turken) en een groot geldbedrag is aangetroffen. Meer in het bijzonder merkt de rechtbank nog op dat de wijze van aantreffen van de vier veters op de vloer van de woning van [betrokkene 3], te weten met knopen, lussen en/of snijvlakken strijdig zijn met hetgeen verdachte hierover heeft verklaard en dat de rechtbank deze verklaring dan ook niet geloofwaardig acht. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de aangetroffen veters de verklaringen van [betrokkene 3] en [betrokkene 1] en sluiten zij de verklaring van verdachte uit.
Verdachte heeft als getuige bij de rechter-commissaris in strafzaken van deze rechtbank en overigens ook ter terechtzitting ontkend dat [medeverdachte 1] ’s avonds tijdens de tweede ontmoeting in de woning van [betrokkene 3] aanwezig is geweest.
De raadsvrouw van verdachte heeft bij pleidooi deze ontkenning van verdachte onderstreept en gesteld dat het ook zeer onwaarschijnlijk is dat [medeverdachte 1] die avond in de woning is geweest, nu er immers te 21.05 en 21.06 uur telefonisch contact tussen verdachte en [medeverdachte 1] is geweest en het niet voor de hand ligt elkaar te bellen, wanneer beiden zich in dezelfde woning bevinden. Bovendien verklaart [medeverdachte 1] zelf ook niet in de woning te zijn geweest.
De rechtbank hecht, gelet op de getuigenverklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting*21, de getuigenverklaring van [betrokkene 1]*22 en de verklaring van [medeverdachte 2]*23 geen geloof aan voormelde verklaring van verdachte. Voornoemde personen verklaren immers allen dat [medeverdachte 1] ’s avonds ten tijde van de tweede ontmoeting ook in de woning van [betrokkene 3] is geweest. Daarbij komt dat [getuige], wier woning in het flatgebouw aan de [straat] op de eerste etage - een etage lager dan de woning van [betrokkene 3] - is gelegen, die avond rond 21.00 uur een luid geluid van voetstappen heeft gehoord op de galerij boven haar op de tweede etage. Zij hoorde de deur van het trappenhuis dicht klappen en zag vervolgens vanaf de galerij uit de flat drie negroïde mannen de kruising over rennen naar een aldaar geparkeerde personenauto.*24 Tot slot heeft verdachte ook zelf ten overstaan van verbalisanten verklaard dat [medeverdachte 1] tijdens de tweede ontmoeting in de woning is geweest.*25
Ook hetgeen de raadsvrouw van verdachte hierover bij pleidooi heeft aangevoerd, maakt dit oordeel van de rechtbank niet anders. De gegevens uit de printlijst met betrekking tot het telefoonnummer van [medeverdachte 1], [telefoonnummer], ondersteunen juist de door [betrokkene 3] en [betrokkene 1] afgelegde getuigenverklaringen over het telefoneren van verdachte met [medeverdachte 1]. Daar komt nog bij dat uit de printlijsten niet afgeleid kan worden op welke locatie de telefonische contacten zijn geweest. Niet uit te sluiten is dat deze hebben plaatsgevonden, terwijl [medeverdachte 1] op weg naar de woning van [betrokkene 3] was of zelfs al in de woning was. Uit de op de printlijsten vermelde duur van de telefonische contacten blijkt dat deze zeer kort zijn geweest, 27 respectievelijk 8 en 10 seconden.*26
Eenmaal ontdaan van hun knevelingen heeft [betrokkene 3] een pistool gepakt en is samen met [betrokkene 2] – even later gevolgd door [betrokkene 1] – achter de Surinamers aan de woning uitgerend.*27 [betrokkene 3] zag vanaf de galerij van de flat dat de Surinamers reeds beneden waren en de kruising [straat]/[straat] over renden richting de aldaar geparkeerde Ford Fiësta.*28 [betrokkene 3] en [betrokkene 2] zijn uit de flat voornoemde kruising opgerend, [betrokkene 1] kwam als laatste naar buiten.*29 De Surinamers zaten op dat moment reeds in de auto en reden weg richting het doodlopende gedeelte van de [straat].*30 De afstand tussen [betrokkene 3] en de auto was op dat moment 30 à 40 meter. [betrokkene 3] is op voornoemde kruising blijven staan en heeft vanuit stilstand drie keer met het pistool in de richting van de wegrijdende Ford Fiësta geschoten en één keer in de lucht. [betrokkene 2] was op dat moment links van hem. [betrokkene 1] was achter hem.*31
Bij de aanhouding van [betrokkene 3], later die avond, werd in zijn broeksband een zwartkleurig pistool aangetroffen. Het pistool is in beslaggenomen en veilig gesteld.*32 Uit sporenonderzoek bleek het te gaan om een pistool van het merk Makarov, kaliber 9 mm. In de kamer zat één patroon en in de houder zaten drie patronen.*33
Op het wegdek alsmede het trottoir van voornoemde kruising ter hoogte van perceel [adres], zijn later die avond door medewerkers van de Forensische Opsporing in totaal vier 9 mm, S&B, hulzen aangetroffen.
Ter hoogte van perceel [adres] stond een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] geparkeerd. In de vijfde deur, nabij het linkerachterlicht van deze auto, is op een hoogte van ongeveer 89 cm gemeten vanaf het straatoppervlak, een kogelgat aangetroffen. In de kofferbak van dit voertuig werd een kogel aangetroffen.
De hulzen zijn samen met de kogel en het bij verdachte aangetroffen Makarov pistool onder vermelding van de sinnummers AAABF7970NL (pistool Makarov) en AABF7987NL t/m AABF7991NL (hulzen plus kogel) voor onderzoek overgebracht naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag (hierna te noemen: NFI).*34 Het NFI heeft geconcludeerd
dat de vier hulzen met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten zijn met het pistool van het type Makarov.*35 De aangetroffen kogel is eveneens met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid afgevuurd uit de loop van het pistool van het type Makarov.
Op de parkeerplaats aan het eind van het doodlopende gedeelte van de [straat] heeft [medeverdachte 2] de Ford Fiësta tot stilstand gebracht. Het schieten door [betrokkene 3] was inmiddels opgehouden en de Surinamers zijn uit de Ford Fiësta gesprongen.*36 [medeverdachte 1] is direct hierop weggevlucht.*37 [medeverdachte 2] en verdachte bleven samen bij de Ford Fiësta.*38 [betrokkene 3] liep in de richting van verdachte en [medeverdachte 2]. [betrokkene 1] bevond zich op dat moment vijf à zes meter voor [betrokkene 3]. Waar [betrokkene 2] zich op dat moment bevond, is onbekend.*39
[medeverdachte 2] heeft vervolgens met een lichtkleurig vuurwapen*40 vanachter de Ford Fiësta over het dak van de auto een drietal schoten richting [betrokkene 3] en [betrokkene 1] gelost.*41 Aan de rechterzijde, direct naast de Ford Fiesta met kenteken [kenteken], zijn later die avond door medewerkers van de Forensische Opsporing op het wegdek van de parkeerplaats in totaal drie 9 mm patroonhulzen met bodemstempel Luger Lupa aangetroffen, naderhand voorzien van sinnummers AABF7992NL t/m AABF7994NL. Deze drie hulzen zijn met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verschoten met het pistool van het merk Beretta met Sinnummer AABF7972NL *42.
Voorts duiden twee “voor-vormige” beschadigingen op het dak van de Ford Fiësta erop dat de kogels zijn verschoten vanuit een positie vanaf de achterzijde van de auto.*43
[betrokkene 1] en [betrokkene 3] zijn achter een Seat gedoken, die eveneens op het parkeerterrein aan het einde van het doodlopende gedeelte van de [straat] geparkeerd stond.*44 De afstand tussen de beide auto’s was ongeveer 14 meter.*45 De ruit van het rechterachterportier van de Seat, kenteken [kenteken], was verbrijzeld, evenals de ruit van het linkervoorportier, waarin een gat met een diameter van ongeveer 1,5 cm werd aangetroffen. Ook in de verbrijzelde ruit van het rechterachterportier zat een gat. In de hoofdsteun van de bestuurdersstoel was een kanaal aanwezig, vermoedelijk een doorschot veroorzaakt door een kogel. Gezien het sporenbeeld betrof het een kogelbaan waarvan de richting van rechtsachter naar linksvoor van de auto ging. [betrokkene 3] heeft verklaard dat toen er werd teruggeschoten, hij glasscherven hoorde vallen en [betrokkene 1], die op dat moment achter de auto zat waarvan het glas stukging, op dat moment zag neergaan.*46 [betrokkene 1] is in zijn rechterschouder getroffen door een kogel afkomstig uit een vuurwapen. In zijn rechterschouder zijn een in- en uitschotwond waargenomen.*47
Naar het oordeel van de rechtbank leidt het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, tot de conclusie dat [medeverdachte 2] drie keer vanaf de achterzijde van de Ford Fiësta gericht heeft geschoten op [betrokkene 3] en [betrokkene 1].
Vervolgens zijn [medeverdachte 2] en verdachte de bosjes in gerend.*48 Verdachte heeft daarbij de heroïne meegenomen.*49
Met behulp van een politiespeurhond werden later op de avond in de bosrand gelegen parallel langs de A8 aan de kant en ter hoogte van de [straat] twee donkergekleurde mannen, die verstopt lagen onder de bosschages, aangetroffen. De mannen, die later bleken te zijn [medeverdachte 2] en verdachte, zijn aangehouden. In de directe nabijheid van de verdachten werden onder andere een zwarte portemonnee, een zwarte schoudertas van het merk Prada *50 en een Albert Heijn plastic draagtas, een zwartkleurig vuurwapen en een zilverkleurig pistool aangetroffen.*51
In de zwarte leren herenportemonnee bevonden zich onder andere een verblijfdocument en een giropas op naam van [betrokkene 2].*52
In de zwarte Prada tas zaten een zwarte portemonnee met daarin een rijbewijs, een identiteitskaart, een ledenkaart van Zaansport en een ABN AMRO bankpas, allen op naam van [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].*53
In de Albert Heijn plastic draagtas zaten vier pakketten met een (samengeperst) bruinkleurig poeder. De pakketten hadden een bruto totaalgewicht van ongeveer 2060 gram. De inhoud van de vier pakketjes is afzonderlijk getest met een Narco-test en deze test gaf een kleurreactie, waardoor kon worden verondersteld dat het hier heroïne betrof. Van elk pakket is een monster verstuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). De vier monsters zijn ingeschreven onder sinnummer AABF7892NL en AAAK0011NL t/m AAAK0013NL.*54 Een vaste gerechtelijk deskundige heeft het ingestuurde materiaal onderzocht en geconcludeerd dat voornoemd materiaal heroïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.*55
Het zilverkleurig pistool betrof een wapen van het merk Beretta, kaliber 9 mm. Het wapen is onderzocht en in de kamer van het wapen werd een kogelpatroon aangetroffen. Het wapen was doorgeladen en voor onmiddellijk gebruik gereed.*56 Het pistool is een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.*57 De Beretta is voor vergelijkend DNA onderzoek overgebracht naar het NFI onder vermelding van Sinnummer AABF7972NL.*58 Het NFI heeft geconcludeerd dat de op de Beretta aangetroffen bloedsporen afkomstig kunnen zijn van [medeverdachte 2]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met het aangetroffen DNA-profiel is volgens het NFI kleiner dan één op één miljard.*59
Het aantreffen van voormelde Beretta in de nabijheid van [medeverdachte 2] en het aantreffen van de bloedsporen van [medeverdachte 2] op deze Beretta is in overeenstemming met hetgeen hij daar zelf over heeft verklaard, te weten dat hij heeft geschoten met een vuurwapen licht van kleur en dat hij het vuurwapen achter zich heeft gegooid toen hij in de bosjes lag.*60 De rechtbank acht derhalve bewezen dat [medeverdachte 2] met de Beretta heeft geschoten.
Het zwarte pistool betrof een wapen van het merk FN , kaliber 7.65, een vuurwapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie. Het wapen was ten tijde van het aantreffen geladen, echter niet doorgeladen en derhalve niet voor onmiddellijk gebruik gereed.*61
Het FN wapen behoort toe aan verdachte. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit wapen heeft meegenomen naar de tweede ontmoeting in de woning van [betrokkene 3], aangezien hij de zaak niet meer vertrouwde en dat hij het wapen heeft weggegooid in de bosjes toen hij daar met [medeverdachte 2] lag.*62
Op voormelde parkeerplaats zijn geen andere hulzen aangetroffen dan de drie die door [medeverdachte 2] met de Beretta zijn verschoten. Gelet hierop alsmede de bevindingen uit het technisch onderzoek dat het wapen niet voor onmiddellijk gebruik gereed was, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niet met het wapen heeft geschoten, aannemelijk. De rechtbank zal daar in haar vonnis dan ook van uit gaan.
De raadsvrouwe van verdachte heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder feit 1 primair (medeplegen gekwalificeerde poging doodslag) en subsidiair tenlastegelegde (medeplegen poging doodslag), nu verdachte niet als medepleger verantwoordelijk kan worden gehouden voor het schieten door [medeverdachte 2]. Er is immers niet voldaan aan de criteria voor medeplegen, omdat er geen sprake was van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte was niet op de hoogte van het feit dat [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had. Er bestond geen vooropgezet plan om te gaan schieten; er is geen gezamenlijke uitvoering geweest. Verdachte zag zich geconfronteerd met vuurwapengeweld dat hij niet gewild heeft, dat hij niet heeft kunnen beletten en waaraan hij geen deel heeft gehad. Verdachte is voorts niet in de gelegenheid is geweest zich te distantiëren. De raadsvrouwe heeft zich ter onderbouwing van haar stellingen met name beroepen op de overwegingen van het Hof Amsterdam in het zogeheten Nomads-arrest van 15 juni 2007 (LJNBA7689).
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt:
In tegenstelling tot de “Nomads-zaak” waarin het ontbreken van kennis over de feitelijke toedracht ten aanzien van de dood van de drie Nomads-leden voor het Hof een wezenlijk element in haar oordeel vormde, is de feitelijke toedracht in de onderhavige strafzaak, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende duidelijk. Het beroep van de raadsvrouw op het Nomadsarrest, ter onderbouwing van haar stelling dat er van medeplegen geen sprake kan zijn, kan dan ook niet slagen.
Voor het aannemen van medeplegen dient sprake te zijn van een bewuste, nauwe samenwerking gericht op het plegen van een strafbaar feit. Naarmate de bewuste samenwerking intensiever is, worden er minder eisen gesteld aan de gezamenlijke uitvoering. Ook het omgekeerde kan het geval zijn. De opzet dient wel op de samenwerking gericht te zijn, maar deze samenwerking hoeft niet voort te komen uit tevoren gemaakte, concrete afspraken. De samenwerking kan ook blijken uit de context van het geheel aan feitelijkheden, waaruit een zekere taakverdeling naar voren komt, en kan min of meer stilzwijgend zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan in de onderhavige zaak sprake.
Verdachte is –voorzien van een geladen vuurwapen- met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar Zaandam gegaan met het vooropgezette plan om heroïne van de Turken te stelen. Zij hebben daar aangekomen de Turken overmeesterd, vastgebonden en zijn er met de buit vandoor gegaan. Tijdens de vlucht zijn zij door [betrokkene 3] beschoten. Doordat zij een doodlopende weg in waren gereden konden zij niet via de ingeslagen weg ontkomen. Zij zijn aan het einde van de doodlopende weg, op een parkeerplaats, gestopt. Verdachte, die op dat moment de tas met daarin de gestolen heroïne op zijn schoot had is vervolgens met die tas in zijn handen uit de Ford Fiësta gestapt en is met [medeverdachte 2] enige momenten achter die auto gebleven. In tegenstelling tot [medeverdachte 1] heeft verdachte er op dat moment niet voor gekozen om – met achterlating van de heroïne- te vluchten. [medeverdachte 2] heeft vervolgens zijn vuurwapen uit zijn tas gepakt en heeft drie keren gericht geschoten op [betrokkene 3] en [betrokkene 1] die op dat moment ruim 14 meter van verdachte en [medeverdachte 2] verwijderd waren, nabij de aldaar geparkeerde Seat. [betrokkene 3] was op dat moment nog wel gewapend, maar heeft na het verlaten van de kruising [straat]/[straat] niet meer geschoten. Het onmiddellijke dreigingsgevaar voor [medeverdachte 2] en verdachte was dan ook geweken. Het schieten door [medeverdachte 2] was derhalve niet noodzakelijk om de persoonlijke veiligheid van hem en verdachte te waarborgen, maar moet bedoeld zijn geweest om samen met verdachte en de gestolen heroïne te kunnen vluchten en aldus het bezit en het behoud van de gestolen heroïne veilig te stellen. Verdachte is na het schieten met [medeverdachte 2] én in het bezit van de gestolen heroïne naar de nabij gelegen bosschages gerend. Hij heeft zich daar met [medeverdachte 2] en nog steeds in het bezit van de buit en de vuurwapens geruime tijd, te weten tot het moment van hun aanhouding, schuilgehouden.
Uit het feit dat verdachte met zijn mededader het vooropgezette plan hadden om heroïne van de Turken te stelen (“ripdeal”) – waarvoor in ieder geval een gezamenlijk plan moet hebben bestaan – heeft de rechtbank opgemaakt dat er tussen hen een bewuste, nauwe en volledige samenwerking is geweest gericht op het veilig stellen van de heroïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat heroïne een aanzienlijk financieel belang vertegenwoordigt. Het “rippen” van heroïne in een woning waar mensen aanwezig zijn, zal veelal gepaard gaan met dan wel gevolgd worden door gebruik van geweld. Dat verdachte en zijn mededader bereid waren tot het gebruik van dergelijk geweld, blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, uit de omstandigheid dat uit de bewijsmiddelen volgt dat er met een wapen door de mededader [medeverdachte 2] is geschoten en verdachte zelf een geladen vuurwapen bij zich droeg, waaraan niet afdoet dat verdachte, naar eigen zeggen, niet geweten heeft dat [medeverdachte 2] een wapen bij zich droeg. De rechtbank betrekt in dit oordeel dat verdachte zelf een wapen heeft meegenomen omdat hij de situatie niet vertrouwde en niet heeft geïnformeerd of zijn medeverdachte eveneens een wapen bij zich droeg.
Bezien in de context van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden acht de rechtbank gelet op het gedrag van verdachte zowel vóór en ten tijde van het schietincident als nadien voldoende elementen voor het medeplegen van een gekwalificeerde poging doodslag aanwezig. De rechtbank neemt daarbij voorts nog in aanmerking dat de rollen van verdachte en [medeverdachte 2] tot op zekere hoogte inwisselbaar zijn geweest, nu ook verdachte in het bezit was van een geladen vuurwapen, maar hij als taak op zich had genomen de tas met heroïne te dragen en veilig te stellen. Aldus is er sprake van toereikend bewijs van opzet bij medeplegen van de poging gekwalificeerde doodslag.
4.2. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van vier pakketten met heroïne
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat het niet vaststaat dat het materiaal in alle vier de aangetroffen pakketten heroïne bevat, nu omschrijving bij alle vier de monsternemingen luidt: “(ongeveer 5 gram) uit pakket 1”.
De rechtbank heeft geconstateerd dat in het proces-verbaal Sporenonderzoek *63, het proces-verbaal van bevindingen *64 en (derhalve ook) in het rapport van het NFI *65 de omschrijving bij alle voornoemde monsters luidt: “(ongeveer 5 gram) uit pakket 1”, hetgeen de indruk zou kunnen doen ontstaan dat alle ingeschreven monsters afkomstig zijn van één en hetzelfde pakket.
De rechtbank is van oordeel dat hier sprake is geweest van een kennelijke, herhaalde verschrijving en dat de monsters wel degelijk uit vier verschillende pakketten zijn genomen. De rechtbank vindt voor haar oordeel steun in het feit dat in de “Overzichtstabel van Stukken Van Overtuiging en producten” uit het Verslag Forensische Intake d.d. 9 september 2009 *66, wel is vermeld dat de monsters uit de vier verschillende pakketten, onder vermelding van dezelfde sinnummers als in de hiervoor vermelde processen-verbaal, zijn genomen en dat onder deze overzichtstabel als contactpersoon Politie Zaanstreek is vermeld dezelfde persoon die ook voornoemde processen-verbaal van sporenonderzoek en bevindingen heeft opgesteld, te weten verbalisant [naam], medewerker Sectie Forensische Opsporing. Bovendien betreft het hier een standaard werkwijze en blijkt uit niets dat daar in dit geval van is afgeweken. Het feit dat één van de sinnummers qua kenmerken afwijkt van de andere drie sinnummers doet aan dit oordeel niets af. De rechtbank merkt, zoals hiervoor reeds is overwogen, nog eens op dat ook bij het uitvoeren van de Narcotest de inhoud van de vier verschillende pakketten afzonderlijk is getest, dat deze testen positief op heroïne waren zodat de rechtbank er vanuit gaat dat alle vier pakketten heroïne hebben bevat. Bovendien heeft [betrokkene 1] tijdens zijn verhoor van 15 oktober 2009 verklaard dat er twee kilo heroïne zou worden geleverd, hetgeen door verdachte is bevestigd.*67
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
primair
hij op 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
[betrokkene 1] en [betrokkene 3] van het leven te beroven, met zijn mededader, meermalen met een vuurwapen op die personen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot doodslag is voorafgegaan van een strafbaar feit, te weten de gekwalificeerde diefstal van heroïne en een schoudertas met inhoud, toebehorende aan [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en is gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan de andere deelnemers aan die diefstal straffeloosheid en het bezit van die heroïne en die schoudertas te verzekeren;
Feit 2
hij op 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2060 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 3
hij, verdachte, op omstreeks 18 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, voorhanden heeft gehad.
De in deze (gewijzigde) tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Poging doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod.
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Op 18 augustus 2009 vond in de avond in het kader van een heroïnedeal een ontmoeting plaats in Zaandam in de woning van [betrokkene 3] tussen enerzijds de Turken en anderzijds de Surinamers onder wie verdachte. De Surinamers deden zich hierbij voor als kopers, dit terwijl zij voornemens waren de heroïne te stelen (“ripdeal”). De Surinamers hebben die bewuste avond de Turken overmeesterd en hen gekneveld. Vervolgens zijn zij er vandoor gegaan met medeneming van vier pakketten met heroïne met een brutogewicht van ongeveer 2060 gram en persoonlijke bezittingen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. De Turken wisten zich snel te bevrijden en zijn achter de Surinamers aan, de straat opgerend. Op straat heeft [betrokkene 3] vier schoten gelost, waarvan drie in de richting van de auto met Surinamers die een doodlopende straat inreden. Aan het eind van de straat kwam de auto op een parkeerterrein tot stilstand en zijn [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en verdachte uit te auto gevlucht. Om hun vlucht gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren heeft [medeverdachte 2] drie keer geschoten in de richting van [betrokkene 3] en [betrokkene 1], waarbij [betrokkene 1] in zijn schouder is geraakt. Vervolgens zijn [medeverdachte 2] en verdachte er met de heroïne en de persoonlijke bezittingen zoals voornoemd vandoor gegaan. Verdachte heeft zich derhalve op 18 augustus 2009 samen met [medeverdachte 2] schuldig gemaakt aan poging doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en het aanwezig hebben van ongeveer 2060 gram heroïne.
Met het plegen van deze poging doodslag heeft verdachte met zijn mededader een ernstige inbreuk gemaakt op de rechtsorde. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat het schietincident om ongeveer 21.15 uur in het openbaar, te weten in een straat in een drukke woonwijk, is begaan. Verdachte heeft door zo te handelen de levens van de bij de schietpartij betrokken Turken in gevaar gebracht. Voor [betrokkene 3] en [betrokkene 1] kan het door verdachte en [medeverdachte 2] uitgeoefende geweld langdurige gevolgen hebben, hetgeen te meer klemt nu één van hen, te weten [betrokkene 1], door een schot van [medeverdachte 2] aan zijn schouder gewond is geraakt.
Eén en ander had ook de levens van onschuldige omstanders onder wie gezien het tijdstip mogelijk ook kinderen, in gevaar kunnen brengen. Zij zijn in ieder geval getuige geweest van het schietincident, hetgeen hen zeer angstige momenten heeft bezorgd. Het is niet denkbeeldig dat zij van deze “Wild West taferelen” traumatische ervaringen hebben ondervonden.
Verwijtbaar is ook het feit dat verdachte en zijn mededader enkel uit financieel gewin hebben gehandeld en op niets ontziende wijze een “ripdeal” hebben gepleegd waarna zij er met de buit vandoor zijn gegaan.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit.
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene en gelet op de persoon van de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden en in overeenstemming met de straffen die door de rechtbank in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw enerzijds dat verdachte reeds eerder met justitie terzake Opiumwetdelicten in aanraking is geweest, en anderzijds dat verdachte niet degene is geweest die feitelijk heeft geschoten op [betrokkene 3] en [betrokkene 1].
De rechtbank zal dan ook gelet op het voorgaande een enigszins lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, opleggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 45, 47, 57, 288
Opiumwet: 2, 10
Wet wapens en munitie: 26, 55
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 54 (vierenvijftig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. N.E. Kwak en mr. J.J.M. Uitermark, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.M.L.A. Zwiersen-Dekker,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 april 2010.
*1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
*2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62.
*3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 61-62.
*4 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62 en proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010, in combinatie met de plattegrond gevoegd achter het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] van 20 augustus 2009 te 13.00 uur, pagina 339.
*5 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62.
*7 Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 1010 en verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*8 Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 1010.
*9 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010 en verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*10 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*11 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010 en verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*12 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*13 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010.
*14 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 20 augustus 2009, dossierpagina 128-130.
*15 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 15 oktober 2009, dossierpagina 364.
*16 Proces -verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010.
*17 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010 en verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62.
*19 Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 1010.
*20 Proces-verbaal bevindingen d.d. 2 september 2009, dossierpagina 420.
*21 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*22 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010.
*23 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 10 maart 2010.
*24 Proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 686-688.
*25 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62.
*26 Proces-verbaal van bevindingen printlijst [telefoonnummer] d.d. 3 februari 2010 (nagekomen stuk).
*27 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] bij de rechter-commissaris d.d. 18 maart 2010.
*28 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010 en proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 125-126.
*29 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*30 Proces-verbaal van verhoor van [getuige] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 686-688.
*31 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010 en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 686.
*32 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 382-383.
*33 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 568.
*34 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 569.
*35 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 569 en het deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 9 november 2009, kenmerk 2009028276-140.
*36 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 125-126.
*37 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 27 augustus 2009, dossierpagina 176.
*38 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 126-127.
*39 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010
*40 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 125-126.
*41 Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris d.d. 10 maart 2010.
*42 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 565-575 en het deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 9 november 2009, kenmerk 2009028276-140.
*43 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 570.
*44 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*45 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 570.
*46 Verklaring van [betrokkene 3] ter terechtzitting van 25 maart 2010.
*47 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 308-309, met bijgevoegde foto van een inschotwond en uitschotwond.
*48 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62.
*49 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 63-64.
*50 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 479.
*51 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 384-385 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 639-641.
*52 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 640.
*53 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 479.
*54 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 640.
*55 Het deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 28 september 2009, kenmerk 2009028276-140.
*56 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 571 & proces-verbaal van technisch onderzoek wapens en munitie d.d. 6 januari 2010 (proces-verbaalnummer: 2009028276).
*57 Proces-verbaal van technisch onderzoek wapens en munitie d.d. 6 januari 2010 (proces-verbaalnummer: 2009028276).
*58 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 639.
*59 Het deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 14 december 2009, kenmerk 2009028276-140.
*60 Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 19 augustus 2009, dossierpagina 125-126.
*61 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 571 & proces-verbaal van technisch onderzoek wapens en munitie d.d. 6 januari 2010 (proces-verbaalnummer: 2009028276).
*62 Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62-64 en verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 maart 2010.
*63 Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 572.
*64 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2009, dossierpagina 640.
*65 Het deskundigenrapport van het NFI te Den Haag d.d. 28 september 2009, kenmerk 2009028276-140.
*66 Het Verslag Forensische Intake van het NFI te Dan Daag d.d. 9 september 2009, dossierpagina 644-649.
*67 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 1] d.d. 15 oktober 2009, dossierpagina 367 en proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 augustus 2009, dossierpagina 62.