ECLI:NL:RBHAA:2010:BM1389

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
97012 / HA ZA 03-1373
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incasso van advocatendeclaratie en de rol van de burgerlijke rechter versus de begrotingsprocedure

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de incasso van advocatendeclaraties centraal. De eiseres, een advocatenkantoor, vorderde betaling van openstaande declaraties van haar cliënt, Icas Exploitatie Consultants B.V. en andere gedaagden. De rechtbank moest zich buigen over de vraag of de begrotingsprocedure op grond van de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken (WTBZ) gevolgd moest worden, of dat de burgerlijke rechter bevoegd was om te oordelen, gezien de aanwezigheid van zowel 'redelijkheidsverweren' als 'wanprestatieverweren'. De rechtbank oordeelde dat de keuze van de eiseres om de burgerlijke rechter te benaderen niet onjuist was, ondanks de betwisting van de declaraties door Icas c.s. De rechtbank concludeerde dat de declaraties van de eiseres excessief waren, wat door de Deken van de Orde van Advocaten was vastgesteld. De rechtbank nam het Dekenadvies als uitgangspunt en oordeelde dat de eiseres meer had gedeclareerd dan redelijk was, en wees de vordering van de eiseres af. In reconventie werd Icas c.s. veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van € 30.348,34 aan de eiseres, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat de kwaliteit van de geleverde diensten door de eiseres niet voldeed aan de verwachtingen, wat leidde tot de beslissing om de vordering in conventie af te wijzen en de reconventionele vordering gedeeltelijk toe te wijzen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 97012 / HA ZA 03-1373
Vonnis van 14 april 2010
in de zaak van
[Eiseres],
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. D. Griffiths,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ICAS EXPLOITATIE CONSULTANTS B.V.,
gevestigd te Zaandam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONSTRUCT & DESIGN MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Zaandam,
3. [Gedaagde 3],
wonende te Zaandam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CETE INFRAMANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Zaandam,
5. [Gedaagde 5],
wonende te Zaandam,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. van de Riet.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Icas c.s. (dan wel afzonderlijk: Icas, CDM, [gedaagde 3], Cete en [gedaagde 5]) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding dd. 31 oktober 2003
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie dd. 25 februari 2004 van Icas c.s.
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie dd. 3 juni 2004 van [eiseres]
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens akte wijziging van eis in reconventie dd. 24 augustus 2004 van Icas c.s.
- de conclusie van dupliek in reconventie dd. 17 november 2004 van [eiseres]
- de akte uitlating producties tevens akte overlegging productie en tevens houdende wijziging van eis dd. 26 januari 2006 van Icas c.s.
- de antwoordakte dd. 9 maart 2006 van [eiseres]
- de beslissing van de wrakingskamer van deze rechtbank dd. 25 juli 2005
- het proces-verbaal van de op 4 augustus 2004 gehouden pleidooien, waaraan gehecht de pleitnota van mr. Van de Riet voornoemd
- de verwijzing naar de parkeerrol
- de akte overlegging producties tevens wijziging van eis dd. 7 maart 2007 van Icas c.s.
- de akte houdende primair bezwaar tegen wijziging van eis, subsidiair verzoek nadere akte dd. 18 april 2007 van [eiseres]
- de antwoordakte dd. 30 mei 2007 van [eiseres]
- de antwoordakte dd. 8 augustus 2007 van Icas c.s.
- de akte uitlating producties dd. 17 oktober 2007 van [eiseres]
- de akte overlegging productie voor vonnis dd. 2 april 2008 van Icas c.s.
- de akte uitlating productie dd. 7 mei 2008 van [eiseres]
- de akte uitlaten 2.11 LRR en overlegging brief dd. 22 juli 2009 van Icas c.s.
- de akte uitlating producties dd. 2 september 2009 van [eiseres]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Icas - vertegenwoordigd door [gedaagde 3] en [gedaagde 5] - heeft zich op 17 januari 2001 tot het advocatenkantoor [eiseres] gewend met het verzoek de behandeling van een tweetal zaken over te nemen van haar vorige advocaat. Het betrof de zaken tegen Gem Saendelft en tegen de gemeente Zaanstad. Bij brief van 5 februari 2001 aan Icas heeft mr. [A] van [eiseres] de opdracht aanvaard en aangegeven dat voor de zaak tegen Gem Saendelft een uurtarief van ? 450,- exclusief BTW zou worden gehanteerd voor zijn werkzaamheden en ? 250,- exclusief BTW voor de werkzaamheden van zijn kantoorgenoot mr. [B]. Bij brief van 11 mei 2001 heeft mr. [C] van [eiseres] aan Icas bevestigd dat in de zaak tegen de gemeente Zaanstad een aangepast uurtarief van ? 400,- exclusief BTW zou worden gehanteerd.
2.2. In de zaak tegen Gem Saendelft heeft een vorig advocatenkantoor in december 2000 namens Icas een dagvaarding doen uitbrengen aan Gem Saendelft tot betaling van onbetaalde facturen en schadevergoeding wegens onrechtmatige opzegging van een tussen Gem Saendelft en Icas gesloten overeenkomst. Icas is vervolgens overgestapt naar een andere advocaat, die in januari 2001 een conclusie van eis tevens vermeerdering van eis heeft ingediend. Op 27 februari 2001, toen [eiseres] de behandeling van de zaak inmiddels op zich had genomen, heeft Gem Saendelft een conclusie van antwoord in conventie tevens van eis in reconventie ingediend. Op 17 juli 2001 heeft [eiseres] namens Icas een conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie genomen. Over de inhoud van deze conclusie is tussen partijen discussie gevoerd; op het allerlaatste moment heeft Icas zich schriftelijk akkoord verklaard met de inhoud van die conclusie. Op 19 maart 2002 heeft Gem Saendelft een conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie ingediend. Als productie bij die conclusie was een rapport van het bureau ACE gevoegd als partijdeskundigenrapport. Op 11 april 2002 heeft tussen Icas en [eiseres] een bespreking plaatsgevonden over de door Gem Saendelft genomen conclusie en het daarbij gevoegde rapport van ACE. Na deze bijeenkomst heeft [eiseres] gezocht naar een deskundige die voor Icas als partij deskundige het rapport van ACE zou kunnen ontkrachten. Toen dit niet lukte is besloten dat Icas het rapport van ACE zelf zou becommentariëren. In de periode tussen 11 april en 23 juni 2002 heeft Icas een reactie geschreven op het rapport van ACE. Deze reactie is in verschillende delen per email aan mr. [D] van [eiseres] gestuurd. Bij brief van 31 december 2002 heeft Icas aangedrongen op toezending van een concept conclusie van dupliek in reconventie. [eiseres] heeft op 26 maart 2003 een eerste concept van 155 pagina’s aangeleverd. Op 31 maart 2003 heeft een bespreking tussen Icas en [eiseres] plaatsgevonden. Icas beklaagde zich over de inhoud van het concept van de conclusie van dupliek in reconventie. Zij was van oordeel dat [eiseres] in de conclusie niet diende in te gaan op het rapport van ACE, maar dat verwezen diende te worden naar de door Icas zelf opgestelde reactie, die als bijlage bij de conclusie zou moeten worden gevoegd. [eiseres] was daar niet toe bereid omdat volgens haar de Gedragsregels voor advocaten 1992, met name regels 9 en 30, daaraan in de weg stonden.
2.3. In de zaak tegen de gemeente Zaanstad heeft mr. [E] van [eiseres] namens Icas op 31 januari 2002 een dagvaarding doen uitbrengen aan de gemeente Zaanstad. Onderwerp van de vordering betrof door gemeenteambtenaren afgelegde verklaringen aan een onderzoekscommissie die de gang van zaken rond het zogenaamde Forbo-project moest onderzoeken. Door deze volgens Icas onjuiste en onvolledige verklaringen meende Icas ten onrechte in een kwaad daglicht te zijn gesteld. Op 21 mei 2002 heeft de gemeente Zaanstad een conclusie van antwoord genomen, waarna Icas op 10 september 2002 van repliek heeft gediend en de gemeente Zaanstad tenslotte op 17 december 2002 heeft gedupliceerd. Vervolgens heeft [eiseres] namens Icas om pleidooi gevraagd, dat eind maart 2003 zou worden gehouden. De zaak zou door mr. [F] van [eiseres] worden bepleit, maar wegens ziekte harerzijds heeft [eiseres] vervolgens om uitstel verzocht. Het pleidooi is vervolgens 10 maanden aangehouden.
2.4. [eiseres] heeft voor haar werkzaamheden in de zaak tegen Gem Saendelft in elk geval 14 declaraties gestuurd voor een totaal bedrag van € 253.370,30 inclusief BTW en 6% kantoorkosten. Icas heeft daarvan € 151.055,64 aan [eiseres] voldaan. Voor haar werkzaamheden in de zaak tegen de gemeente Zaanstad heeft [eiseres] in elk geval 9 declaraties gestuurd van in totaal € 49.862,31 inclusief BTW en 6% kantoorkosten. Daarvan heeft Icas € 25.652,92 voldaan. Partijen twisten of er daarnaast nog sprake is geweest van andere (betaalde) declaraties van bij elkaar circa € 10.000,-, maar zijn het er wel over eens dat Icas het in deze procedure gevorderde bedrag van in totaal € 126.524,05 op de declaraties onbetaald heeft gelaten.
2.5. Bij brief van 16 oktober 2002 heeft Icas geprotesteerd tegen een tweetal op 14 oktober 2002 door [eiseres] verzonden declaraties van respectievelijk € 33.459,33 (Gem Saendelft) en € 24.631,99 (gemeente Zaanstad) en heeft zij [eiseres] om een specificatie gevraagd van de gemaakte uren per medewerker. Vervolgens is een uitgebreide discussie ontstaan over deze en de daarop volgende declaraties. Door [eiseres] zijn in het kader van deze discussie verscheidene specificaties aan Icas gestuurd. Daaruit blijkt niet welk uurtarief voor de verschillende advocaten is gehanteerd, maar wel dat in totaal negen advocaten van [eiseres] werkzaamheden voor Icas hebben verricht. Partijen zijn er niet in geslaagd hun verschil van mening over de declaraties vanaf 14 oktober 2002 op te lossen, waarna [eiseres] haar werkzaamheden voor Icas met ingang van 25 juli 2003 heeft gestaakt. Een andere advocaat heeft de behandeling van de zaken van Icas overgenomen. Icas heeft zich daarop tot de Deken van de Orde van Advocaten te Amsterdam (hierna: de Deken) gewend teneinde [eiseres] ertoe te bewegen de dossiers aan deze advocaat af te geven. Zulks is geschied, nadat Icas in verband met de nog niet betaalde declaraties van [eiseres] in augustus 2003 een bedrag van € 35.000,- op de derdengeldrekening van de Deken had overgemaakt. In februari 2007 is dit bedrag weer aan Icas geretourneerd.
2.6. Icas heeft tegen een aantal destijds bij [eiseres] werkzame advocaten klachten ingediend bij de Deken. Vier van die klachten hadden betrekking op ‘excessief declareren’, de overige klachten betroffen, kort gezegd, de kwaliteit van het geleverde werk en de schending van gemaakte afspraken. De Deken heeft die klachten onderzocht en deze bij brief van 4 november 2004 ter kennis van de Raad van Discipline te Amsterdam (hierna: de RvD) gebracht. Bij beslissing van 11 juli 2005 heeft de Raad de klachten van Icas ter zake van excessief declareren door [eiseres] aangehouden in afwachting van een door de Deken te verschaffen deskundig oordeel over de vraag ‘wat een redelijk honorarium van de werkzaamheden van [eiseres] zou zijn, tegen de achtergrond van hetgeen in die beslissing was overwogen en alle overige omstandigheden’.
2.7. Bij brief van 19 januari 2007 heeft de Deken het door de RvD gevraagde advies (hierna: het Dekenadvies) uitgebracht. De conclusie van het Dekenadvies houdt, onder meer, het volgende in:
“- in de zaak tegen Gem Saendelft had in redelijkheid niet meer dan 486 uur in rekening gebracht mogen worden, zodat als volgt had moeten worden gedeclareerd:
Honorarium: 486 uur à ? 450,00 (€ 204,20) € 99.241,20
6% kantoorkosten € 5.954,50
€ 105.195,70
BTW 19% € 19.98718
Totaal € 125.182,88
Reeds voldaan € 151.055,64
Teveel betaald € 25.872,76.
- in de zaak tegen de gemeente Zaanstad had in redelijkheid niet meer dan 92,5
uur in rekening mogen worden gebracht, zodat als volgt had moeten worden gedeclareerd:
Honorarium: 92,5 uur à ? 400,00 (€ 181,50) € 16.788,75
6% kantoorkosten € 1.007,33
€ 17,796,08
BTW 19% € 3.381,25
Totaal € 21.177,34
Reeds voldaan € 25.652,92
Teveel betaald € 4.475,58”
2.8. Bij beslissing van 16 mei 2007 heeft de RvD de klachten van Icas ter zake van excessief declareren ten aanzien van mr. [A] van [eiseres] gegrond verklaard en aan hem de maatregel van berisping opgelegd. De overige klachten tegen hem, alsmede alle klachten tegen de andere bij [eiseres] werkzame advocaten, zijn door de RvD ongegrond verklaard.
2.9. Zowel Icas als mr. [A] zijn van de beslissingen van 11 juli 2005 en van 16 mei 2007 in hoger beroep gegaan bij het Hof van Discipline (hierna: HvD). Bij beslissing van 15 mei 2009 heeft het HvD beide beslissingen bekrachtigd.
2.10. De Gedragsregels voor advocaten 1992 (hierna: de Gedragsregels) kennen onder meer de volgende regels:
Regel 9
1. De advocaat draagt volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak. De advocaat kan zich niet aan deze verantwoordelijkheid onttrekken met een beroep op de van zijn cliënt verkregen opdracht. Hij mag evenwel geen handelingen verrichten tegen de kennelijke wil van de cliënt.
2. Indien tussen de advocaat en zijn cliënt verschil van mening bestaat over de wijze waarop de zaak moet worden behandeld en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost, dient de advocaat zich terug te trekken.
(…)
Regel 25
1. ‘Bij het vaststellen van zijn declaratie behoort de advocaat een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening te brengen.’
(…)
Regel 30
De advocaat dient zich te onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist zijn.
3. De vordering in conventie
3.1. [eiseres] vordert - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank Icas c.s., uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 133.827,36, te vermeerderen met rente en proceskosten.
3.2. Het gevorderde bedrag is als volgt opgebouwd:
• € 126.524,05 aan hoofdsom, zijnde het onbetaalde gedeelte van de onder 2.4 genoemde declaraties;
• € 4.853,31 aan wettelijke rente tot aan de dagvaarding;
• € 2.450 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3. Icas wordt aangesproken als opdrachtgever van de geleverde diensten, CDM, [gedaagde 3], Cete en [gedaagde 5] op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid.
3.4. Icas c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De vordering in reconventie
4.1. Icas vordert, na diverse wijzigingen en vermeerderingen van eis, laatstelijk bij akte overlegging producties tevens wijziging van eis dd. 7 maart 2007 - zakelijk weergegeven - dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat [eiseres] jegens Icas onrechtmatig heeft gehandeld uit hoofde van een verwijtbare beroepsfout en niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van een bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht;
2. voor recht verklaart dat [eiseres] toerekenbaar tekort gekomen is in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst van opdracht tot het verlenen van juridische dienstverlening en verplicht is de door Icas daardoor geleden en nog te lijden schade te vergoeden;
3. voor recht verklaart dat Icas recht heeft op dezelfde norm c.q. vergoeding per bladzijde als de rechtbank ook hanteert bij het toewijzen van een vergoeding voor het door [eiseres] geproduceerde en door Icas geaccepteerde werk;
4. [eiseres] veroordeelt om aan Icas te voldoen de ten gevolge van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen voortvloeiende uit de overeenkomst van opdracht, en/of onrechtmatige daad uit hoofde van een verwijtbare beroepsfout, geleden schade van ‘vooralsnog’ € 1.172.132,12, e.e.a. zoals uiteengezet in de akte overlegging producties tevens wijziging van eis dd. 7 maart 2007, althans schade in goede justitie te bepalen dan wel nader op te maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten.
4.2. [eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling
in conventie
5.1. De vordering van [eiseres] strekt tot betaling van nog openstaande advocatendeclaraties, waarvan de hoogte op diverse gronden door Icas c.s. is bestreden. In kwesties als deze is in de Wet Tarieven Burgerlijke Zaken van 1848 (hierna: WTBZ) nog immer een regeling opgenomen, die erop neerkomt dat, indien de cliënt de redelijkheid van een advocatendeclaratie betwist, deze ter begroting aan de Raad van Toezicht kan worden voorgelegd. Volgens vaste jurisprudentie is begroting evenwel niet aan de orde als de bezwaren van de cliënt niet de redelijkheid van het gedeclareerde bedrag betreffen. Daarvan is ook sprake indien de cliënt de advocaat verwijt zich niet aan de afspraken te hebben gehouden. In die gevallen is de burgerlijke rechter bevoegd. Het probleem is evenwel dat het verschil tussen ‘redelijkheidsverweren’ en ‘wanprestatieverweren’ in de praktijk lang niet altijd duidelijk is. Het advocatentuchtrecht speelt bij declaratiegeschillen slechts zelden een rol; volgens vaste rechtspraak van het HvD dient de tuchtrechter op basis van Gedragsregel 25 slechts ingeval van ‘excessief declareren’ in te grijpen.
5.2. In de onderhavige zaak kan worden vastgesteld dat Icas c.s. bij de betwisting van de vordering - zowel voorafgaande aan als in deze procedure - zich zowel van ‘redelijkheidsverweren’ als van ‘wanprestatieverweren’ heeft bediend. Daarom stonden voor [eiseres] in beginsel tweeërlei wegen open om betaling van haar declaraties te verkrijgen en haar keuze voor de burgerlijke rechter is dan ook niet als onjuist te kwalificeren. Het (niet als ontvankelijkheidsverweer geformuleerde) verwijt van Icas c.s. dat zij op kosten is gejaagd doordat [eiseres] niet voor de begrotingsprocedure heeft gekozen is derhalve niet terecht, nog daargelaten dat dit verwijt eerst in een vergevorderd stadium van de procedure is geuit. Wat in deze zaak eveneens kan worden vastgesteld is dat het declaratiegedrag van [eiseres] zodanig is geweest dat de tuchtrechter ook in hoogste instantie tot het oordeel is gekomen dat sprake is geweest van ‘excessief declareren’. Zoals onder 5.1 overwogen is een dergelijk oordeel betrekkelijk zeldzaam; feitelijk moet een advocaat het qua declaratiegedrag behoorlijk bont hebben gemaakt voordat de tuchtrechter ingrijpt.
5.3. De Deken is in zijn door de RvD en het HvD overgenomen oordeel uitdrukkelijk niet ingegaan op de door Icas gevoerde wanprestatieverweren. In paragraaf 8.2 van zijn advies heeft de Deken overwogen dat hij aan de door Icas gemaakte opmerkingen over de gestelde gebrekkige kwaliteit van de geleverde diensten voorbij ging, enerzijds omdat hij niet in staat was de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen en anderzijds omdat die argumenten bij de civiele rechter thuishoren. Deze wanprestatieverweren zullen daarom in deze procedure aan de orde komen, zij het niet in conventie, maar in reconventie, waar zij de grondslag vormen voor de vorderingen die Icas op [eiseres] stelt te hebben.
5.4. Daarmee komt de vraag aan de orde in hoeverre er nog ruimte is om van het Dekenadvies over de hoogte van de gedeclareerde bedragen af te wijken. De rechtbank acht haar speelruimte vergelijkbaar met de situatie waarin wèl de begrotingsprocedure van de WTBZ is gevolgd, gevolgd door een exequaturprocedure waarin gedebatteerd wordt over de begroting van de declaratie door de plaatselijke Raad van Toezicht. Dat in het onderhavige geval de declaraties in een tuchtzaak en bij wijze van deskundigenbericht zijn begroot door de Deken maakt materieel immers weinig verschil met de situatie dat een door de Raad van Toezicht begrote declaratie in een exequaturprocedure wordt aangevochten. De rechtbank zal daarom het door de Deken verrichte onderzoek tot uitgangspunt nemen en aan de hand van de door partijen aangevoerde bezwaren tegen het Dekenadvies beoordelen op welk bedrag de declaraties van [eiseres] moeten worden vastgesteld.
5.5. Kort gezegd komt uit het Dekenadvies (par. 8.5) naar voren dat aan de Deken onvoldoende detailgegevens waren verstrekt waaruit een duidelijk beeld kon worden gevormd over de werkzaamheden die de verschillende advocaten van [eiseres] precies hebben verricht en tegen welk tarief. De Deken voegt daar evenwel aan toe dat die gegevens voor zijn eindoordeel niet van belang zouden zijn geweest, omdat bij het vaststellen van de declaraties een advocaat niet kan volstaan met het eenvoudig hanteren van de formule ‘tijd maal tarief maal factor belang’. Getoetst dient immers te worden aan de norm die ten grondslag ligt aan Gedragsregel 25 lid 1, inhoudend dat de advocaat bij het vaststellen van zijn declaratie een, alle omstandigheden in aanmerking genomen, redelijk salaris in rekening behoort te brengen. Vervolgens heeft de Deken de door [eiseres] gedeclareerde uren (1370 uur in de zaak Gem Saendelft en 232 uur in de zaak tegen de gemeente Zaanstad) afgezet tegen de 1200 à 1500 declarabele uren die een gemiddelde ervaren advocaat per jaar pleegt te produceren en is hij tot de conclusie gekomen dat de verzonden declaraties niet voldoen aan eerdergenoemde norm. De conclusie is dat [eiseres] ‘volstrekt ondoelmatig, omslachtig en onprofessioneel heeft gewerkt en daardoor veel te hoge declaraties heeft verzonden’ (par. 8.16)
5.6. Door Icas c.s. is een aantal bezwaren naar voren gebracht, welke bezwaren erop neer komen dat door het onrechtmatig handelen en de toerekenbare tekortkoming van [eiseres] de in het Dekenadvies gegeven begroting ver naar beneden dient te worden bijgesteld. Zoals onder 5.3 overwogen zullen die argumenten evenwel pas in reconventie aan de orde komen. Daarnaast begrijpt de rechtbank dat Icas op zich akkoord zou kunnen gaan met de begroting in het Dekenadvies, indien de rechtbank tevens zou oordelen ‘dat Icas recht heeft op dezelfde norm c.q. vergoeding per bladzijde als de rechtbank ook hanteert bij het toewijzen van een vergoeding voor het door [eiseres] geproduceerde en door Icas geaccepteerde werk’, een en ander conform Icas’ vordering in reconventie zoals weergegeven onder 4.1 sub 3. In reconventie zal in r.o. 5.16 op deze (lastig te volgen) argumentatie verder worden ingegaan; in conventie verstaat de rechtbank dat door Icas geen relevante bezwaren tegen het Dekenadvies zijn aangevoerd.
5.7. Het eerste door [eiseres] naar voren gebrachte bezwaar is dat in het Dekenadvies onvoldoende rekening is gehouden met de complexiteit van de zaken en met de ongunstige invloed van de uiterst tijdrovende werkwijze van Icas. Dienaangaande wordt door de rechtbank als volgt overwogen. Het Dekenadvies kwalificeert de zaak Gem Saendelft als een ‘weliswaar complexe maar juridisch niet exceptioneel lastige procedure’ (par. 8.16). De rechtbank acht die kwalificatie correct. Iedere zaak kan zo ingewikkeld worden gemaakt als men wil, maar de kernvragen die in die procedure aan de orde moesten komen hadden geen exceptioneel lastig (juridisch) karakter. Door [eiseres] is onvoldoende gesteld om tot een andere conclusie te komen. Duidelijk is wel dat de zaak ongunstig beïnvloed werd door de werkwijze die Icas van [eiseres] verlangde, waar [eiseres] telkens geconfronteerd werd met grote hoeveelheden weinig gestructureerde schrifturen van de hand van Icas, die merendeels slechts van de te beantwoorden kernvragen leken af te leiden en die als tijdrovend kunnen worden aangemerkt. Maar, zoals in het Dekenadvies terecht is opgemerkt (par. 8.16), hier was een adequaat optreden van de verantwoordelijke partners van [eiseres] vereist om het probleem op te lossen, hetgeen kennelijk niet is geschied. Daarnaast staat voor de rechtbank allesbehalve vast dat [eiseres] in de onder 2.2 weergegeven discussie - die van invloed was op de hoeveelheid voor [eiseres] te verrichten werkzaamheden - het gelijk aan haar zijde had toen zij met een beroep op de - onder 2.10 weergegeven - Gedragsregels 9 en 30 weigerde het door Icas zelf vervaardigde partijdeskundigenrapport - al dan niet na correctie door [eiseres] - als bijlage bij de conclusie van dupliek in reconventie te voegen, zoals de opvolgend advocaat vervolgens wel heeft gedaan. Het is immers maar de vraag in hoeverre de verantwoordelijkheid van de advocaat zich uitstrekt tot door zijn cliënt aangeleverde producties. Nu het breekpunt tussen partijen evenwel met name in het declaratiegeschil lag behoeft dit punt geen verdere bespreking. Al met al is de rechtbank van oordeel dat in het Dekenadvies voldoende rekening gehouden is met de lastige omstandigheden waarin de werkzaamheden moesten worden verricht en zij ziet daarin dan ook geen reden om op dat punt van het Dekenadvies af te wijken.
5.8. Voorts heeft [eiseres] er bezwaar tegen gemaakt dat in het Dekenadvies enerzijds - op basis van eerdergenoemde gedragsregel 25 lid 1- het aantal uren is begroot dat redelijkerwijs aan de zaken besteed had mogen worden, maar anderzijds ten onrechte niet is getornd aan het met Icas overeengekomen uurtarief. Het verwijt komt erop neer dat in het Dekenadvies is uitgegaan van het door een ervaren advocaat redelijkerwijs aan de zaken te besteden aantal uren, terwijl (bijvoorbeeld) het kantoor van de Deken destijds voor ervaren advocaten aanzienlijk hogere tarieven hanteerde. Toen de zaak tegen Gem Saendelft bij [eiseres] binnenkwam leek het om een eenvoudige incassozaak te gaan, maar vervolgens - na de eis in reconventie - bleek de zaak alras een stuk ingewikkelder te worden. Gezien de ruime ervaring van mr. [A] (beëdigd in 1986, internationale ervaring, bouwrechtspecialist) zou een uurtarief van € 350,- passend zijn geweest, waarmee de declaraties op € 255.401,96 (inclusief BTW en 6% kantoorkosten) zouden zijn uitgekomen en er dus nog een aanzienlijk bedrag zou openstaan, aldus nog steeds [eiseres].
5.9. De door [eiseres] aangevoerde argumentatie overtuigt niet. Welke afspraak over een te hanteren uurtarief ook gemaakt wordt, iedere korting op het uurtarief kan teniet worden gedaan door het in rekening brengen van uren die niet in rekening mogen worden gebracht. Dat zich dat in het onderhavige geval heeft voorgedaan behoeft, na de tuchtrechtelijke vaststelling in twee instanties dat sprake is geweest van ‘excessief declareren’, verder geen betoog. Van belang is voorts dat [eiseres], onverminderd haar - niet alleen tuchtrechtelijke maar ook civielrechtelijke - gehoudenheid om ‘redelijk’ te declareren, ervoor heeft gekozen om de ervaring en deskundigheid van de bij haar werkzame advocaten, te ‘vertalen’ in een uurtarief dat door Icas is geaccepteerd. Ook op basis van artikel 7:405 BW is [eiseres] daaraan gebonden. Er dient dus van te worden uitgegaan dat het door [eiseres] overeengekomen uurtarief voor mr. [A] van ? 450,- (€ 204,20) in de zaak tegen Gem Saendelft respectievelijk ? 400,00 (€ 181,50) in de zaak tegen de gemeente Zaanstad een voor beide partijen aanvaardbare beloning was voor diens ervaring en expertise. Er is dan ook geen enkele reden om, nadat het redelijkerwijs aan de zaken te besteden aantal uren is vastgesteld, alsnog het uurtarief te hanteren wat bij andere kantoren - bijvoorbeeld dat van de Deken - gebruikelijk is. Dat het in beginsel vrije onderhandelingsproces over uurtarieven in de advocatuur tot grote onderlinge verschillen kan leiden is een kwestie van marktwerking die aan het Dekenadvies op dit punt geen afbreuk kan doen. Ook in dit opzicht ziet de rechtbank daarom geen reden om van het Dekenadvies af te wijken.
5.10. Verdere relevante bezwaren tegen de uitkomst van het door de Deken gedane onderzoek zijn niet aangevoerd. Daarbij geldt dat de Deken voorafgaand aan zijn conclusies een lang en gedegen onderzoek heeft verricht, vele malen hoor en wederhoor heeft toegepast, zijn conceptadvies ter becommentariëring aan partijen heeft toegezonden en met de daarna ontvangen op- en aanmerkingen heeft rekening gehouden. De conclusie is dan ook dat de bevindingen in het Dekenadvies door de rechtbank worden overgenomen en daarmee tevens de conclusie dat Icas meer aan [eiseres] heeft betaald dan waartoe zij gehouden was. De vordering van [eiseres] zal daarom worden afgewezen; de nevenvorderingen ter zake van rente en incassokosten delen dat lot. De vraag of naast Icas ook CDM, [gedaagde 3], Cete en [gedaagde 5] aansprakelijk zijn voor de voldoening van de declaraties - voor welke stelling overigens weinig steekhoudende argumenten zijn aangevoerd - behoeft daarom geen beantwoording.
5.11. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld, zulks op basis van tarief V van het liquidatietarief (€ 1.421 per punt).
in reconventie
5.12. Uit de stellingen en de wijze van formulering van de reconventionele vorderingen in de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, begrijpt de rechtbank dat de reconventionele vorderingen alleen door Icas zijn ingesteld, en niet tevens door CDM, [gedaagde 3], Cete en [gedaagde 5]. Uit de daaropvolgende wijzigingen en vermeerderingen van eis leidt de rechtbank niet af dat van dat uitgangspunt afstand is genomen.
5.13. Uit het in conventie overwogene volgt in elk geval dat Icas een bedrag van (25.872,76 + 4.475,58 =) € 30.348,34 teveel heeft betaald op de van [eiseres] ontvangen declaraties en dat [eiseres] dat bedrag derhalve dient terug te betalen. De rechtbank leest onderdeel 4 van de onder 4.1 weergegeven vordering aldus dat deze terugbetalingsvordering daaronder kan worden geschoven, hetgeen daarom zal geschieden.
5.14. Icas’ vorderingen, zoals deze na de laatste wijziging van eis luiden en zijn onderbouwd, bevatten een aantal verklaringen voor recht die er kort gezegd op neerkomen dat de kwaliteit van de door [eiseres] verrichte werkzaamheden onvoldoende was en dat [eiseres] onzorgvuldig heeft gehandeld door het overtreden van diverse gedragsregels, door het ten onrechte verlenen van uitstel aan wederpartijen in de procedures, door het niet tijdig concipiëren van processtukken en door het buitensporig declareren. Dit alles resulteert in een schadevergoedingsvordering van € 1.172.132,12. Mogelijk doet deze omschrijving van de grondslag van de vorderingen onrecht aan de werkelijke bedoelingen van Icas, maar het is voor de rechtbank niet mogelijk uit de vele bladzijden tekst een andere samenvatting te destilleren.
5.15. Voorzover de vorderingen zien op het declareergedrag van [eiseres] kunnen daar geen andere consequenties aan worden verbonden dan de afwijzing van de vordering in conventie en de toewijzing van het teveel gedeclareerde bedrag in reconventie. De talloze verwijzingen naar volgens Icas door [eiseres] geschonden gedragsregels kunnen enigerlei schadevergoedingsvordering niet schragen.
5.16. Icas heeft daarnaast nog een lastig te volgen redenering aan het papier toevertrouwd, die er kennelijk op neer komt dat [eiseres] de kosten dient te vergoeden van de uren die door Icas zelf aan de diverse procedures zijn besteed. Onder het kopje ‘rekenmethodiek’ in de akte wijziging van eis van 7 maart 2007 heeft Icas uiteengezet dat volgens haar uit het Dekenadvies een tarief van € 424,18 per door [eiseres] geproduceerde bladzijde zou zijn te destilleren. Daaraan verbindt Icas vervolgens de conclusie dat zij daarom recht zou hebben op een door [eiseres] te betalen vergoeding van eveneens € 424,18 per bladzijde, maar dan voor elke bladzijde die in de loop der tijd in deze procedure en in de door [eiseres] gevoerde procedures door Icas zelf en door de door haar ingeschakelde andere advocaten is geproduceerd. Welnu, de rechtbank kan hierover kort zijn: een degelijke redenering is in strijd met de meest elementaire logica en vindt reeds om die reden geen steun in het recht.
5.17. Een ander onderdeel van de schadevordering betreft het in de procedure tegen Gem Saendelft door Icas gevorderde bedrag van € 301.260,82. Als de rechtbank het goed begrijpt is Icas van oordeel dat de afwijzing van die vordering door rechtbank en gerechtshof met zich brengt dat [eiseres] dit bedrag nu maar zelf aan Icas dient te vergoeden. Op zich is dit een originele stelling (die - indien juist - procederen overigens wel zeer lonend zou maken) maar serieus te nemen is zij niet. Bij welwillende lezing van de akte wijziging van eis heeft Icas mogelijk bedoeld te stellen dat het door [eiseres] gemaakte beroepsfouten zijn die aan de afwijzing van de vordering op Gem Saendelft debet zijn geweest. Maar ook dan geldt dat de vordering een deugdelijke feitelijke onderbouwing ontbeert en daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt, temeer nu Icas niet heeft weersproken dat [eiseres] niet meer betrokken was bij de eindfase van de procedure in eerste aanleg en in het geheel niet bij de procedure in hoger beroep; het ligt dus niet in de rede haar verwijten te maken over het voor Icas kennelijk ongunstige eindarrest.
5.18. Het laatste deel van de vordering is gebaseerd op de redenering dat [eiseres] op enig moment bewilligd zou hebben in een aan de advocaat van Gem Saendelft verleend uitstel voor het nemen een conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, hetgeen tot gevolg had dat Gem Saendelft een lijvig deskundigenrapport kon laten opstellen en dat bij die conclusie kon overleggen. Als de rechtbank de stellingen van Icas goed begrijpt zou dat rapport niet in de procedure zijn ingebracht indien dat uitstel niet zou zijn verleend. Daargelaten dat er genoeg aanwijzingen zijn dat Icas heeft ingestemd met bedoeld uitstel gaat Icas er aan voorbij dat ook nadien voor Gem Saendelft gelegenheid zou zijn geweest om - bijvoorbeeld bij akte of bij pleidooi - het deskundigenrapport over te leggen. Hier loopt het betoog dus al spaak. Vervolgens is de redenering van Icas kennelijk dat dit rapport er de oorzaak van was dat andere opdrachtgevers, waaronder Gems Saendelft’s aandeelhouder Eigen Haard, weigerden om nieuwe opdrachten aan Icas te verstrekken of referenties te geven. Dit zou grote schade teweeg hebben gebracht voor Icas, waaronder velerlei advocatenkosten en immateriële schade bij [gedaagde 5] en [gedaagde 3]. En het sluitstuk van de redenering is dat [eiseres] voor al die schade aansprakelijk zou zijn.
De rechtbank staat ook hier weer voor de vraag of zij deze redenering met zijn wel heel curieuze causaliteitstheorieën gemotiveerd moet weerleggen of dat zij kan volstaan met de weergave ervan, die de weerlegging immers in zich lijkt te bergen. De rechtbank volstaat met het oordeel dat de stellingen van Icas geen steun vinden in het recht. De gevorderde verklaringen voor recht en de bijbehorende schadevergoedingsvorderingen zijn dan ook niet toewijsbaar.
5.19. De conclusie uit het voorgaande is dat van de vordering in reconventie, onder meer strekkende tot betaling van meer dan 1 miljoen euro, alleen een bedrag van € 30.348,34 toewijsbaar is. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW. Icas heeft weliswaar de wettelijke handelsrente gevorderd maar artikel 6:119 a BW is na de onder 2.1 genoemde opdrachten in werking getreden en mist dus gelding. Als ingangsdatum voor de rente zal de rechtbank 25 februari 2004 (de dag van indiening van de eis in reconventie) hanteren, nu Icas geen stellingen heeft geponeerd die een andere ingangsdatum zouden kunnen rechtvaardigen.
5.20. Deze veroordeling van [eiseres] kan echter geen proceskostenveroordeling ten laste van [eiseres] schragen, nu het in reconventie toe te wijzen bedrag geheel in het niet valt bij hetgeen (uiteindelijk) door Icas gevorderd werd. Icas is daardoor als de merendeels in het ongelijk gestelde partij te beschouwen. Bij de berekening van de proceskosten in reconventie zal de rechtbank er wel mee rekening houden dat pas met ingang van de akte wijziging van eis van 7 maart 2007 het belang van de zaak (volgens het zogenaamde ‘liquidatietarief’) van ‘tarief II’ (€ 452,- per punt) naar ‘tarief VII’ (€ 3.211,- per punt) versprong.
6. De beslissing
De rechtbank
In conventie:
6.1. wijst de vordering af;
6.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Icas c.s. begroot op € 5.684,00 aan salaris advocaat en € 2.545,- aan verschotten;
In reconventie:
6.3. veroordeelt [eiseres] om aan Icas c.s. tegen kwijting te betalen een bedrag van
€ 30.348,34 (dertigduizenddriehonderdachtenveertig euro 34 cent), te vermeerderen met de wettelijk rente met ingang van 25 februari 2004 tot aan de dag der voldoening;
6.4. wijst het meer of anders door Icas gevorderde af;
6.5. Veroordeelt Icas c.s. in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 4.567,- aan salaris advocaat en nihil aan verschotten;
In conventie en reconventie
6.6. verklaart dit vonnis voor wat betreft de veroordelingen onder 6.2, 6.3 en 6.5 uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell, mr. A.C. Monster en mr. L.M. de Vries en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2010.