RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
zaak/rolnr.: 458087 / VV EXPL 10-33
datum uitspraak: 30 maart 2010
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING
[eiser]
te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. R.C. Eggink
de besloten vennootschap TNT POST PRODUCTIE B.V.
te ‘s-Gravenhage
gedaagde
hierna te noemen TNT
gemachtigde mr. F. Diepraam.
De procedure
[eiser] heeft de besloten vennootschap Koninklijke TNT Post B.V. op 10 maart gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 maart 2010. Vrijwillig is verschenen TNT, die in de plaats is getreden van de oorspronkelijke gedaagde. De gemachtigde van TNT heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Partijen hebben stukken in het geding gebracht.
a. [eiser], 55 jaar, is vanaf 15 november 2004 bij (de rechtsvoorgangster van) TNT in dienst als postbezorger. Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 13 uur per week. Het salaris van [eiser] bedraagt
€ 477,87 bruto per maand exclusief vakantietoeslag. [eiser] is gedeeltelijk arbeidsongeschikt en hij heeft een WAO uitkering.
b. Op 7 december 2009 is in een werkoverleg met de postbezorgers aan de orde geweest dat de post als gevolg van de kerstdrukte wat later op de steunpunten zal worden aangeleverd en dat men daar rekening mee zal moeten houden. [eiser] was bij dit werkoverleg niet aanwezig maar heeft wel een afschrift van het verslag ontvangen.
c. Op 9 december 2009 heeft [eiser] geweigerd de post te bezorgen, omdat deze om 12.40 uur nog niet bij het steunpunt was aangeleverd. In een direct daarop volgende telefoongesprek met zijn vestigingsmanager de [XXX] heeft [eiser] volhard in zijn weigering. [XXX] heeft [eiser] daarop geschorst. Kort daarna (binnen ongeveer 15 minuten) heeft hij telefonisch aan [XXX] laten weten dat hij terugkwam op zijn weigering en dat hij de post alsnog zou willen bezorgen. Daartoe werd [eiser] niet meer in de gelegenheid gesteld.
d. Bij brief van 10 december 2009 is de schorsing bevestigd en is [eiser] om een schriftelijke verklaring te geven. Bij brief van 10 december heeft [eiser] geprotesteerd tegen de schorsing en in een andere brief van die datum heeft hij een schriftelijke verklaring voor zijn weigering gegeven.
e. [eiser] is op 15 december 2009 op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum is, voor zover van belang, het volgende vermeld:
(…)Op 9 december 2009 heeft u bij de postbode-plus aangegeven dat u weigerde om de post te bezorgen die voor u op het steunpunt was klaargezet. Naar aanleiding hiervan heeft de vestigingsmanager de [XXX] contact met u opgenomen en hij heeft u opgedragen aan het werk te gaan. U bleef echter bij uw weigering waarop de heer [XXX] u op non-actief heeft gesteld. (…)
(…)U geeft aan dat u vlak nadat u op non-actief werd gesteld, gebeld heeft met de heer [XXX] omdat u tot een oplossing wilde komen.(…) U bent duidelijk ernstig tekort geschoten met betrekking tot uw plichten als goed werknemer. Het bezorgen van post is uw kerntaak en het feit dat u tot twee maal toe weigerde uw reguliere werk uit te voeren, neem ik zwaar op. Door uw handelwijze heeft uw vestigingsmanager een collega van u in moeten zetten om uw werkzaamheden te verrichten. Pas nadat hij dit geregeld had, ontving de manager uw bericht dat u tot overeenstemming wilde komen. (…)Hier komt nog bij dat het incident plaatsvond in de Kerstperiode waarin extra veel post bezorgd moet worden. In dit verband wijs ik u op het verslag van het werkoverleg dat de leiding van uw vestiging 7 december jl. met postbezorgers heeft gehad waarin wordt aangegeven dat de post later op de steunpunten kan zijn. U had hier dus al rekening mee kunnen houden.(…) Ik ben van mening dat u door uw handelen de verplichtingen, voortkomende uit de met u gesloten arbeidsovereenkomst, hebt veronachtzaamd. Ik neem dit zeer ernstig op. Derhalve heb ik besloten om uw dienstverband met onmiddellijke ingang, te weten 15 december 2009, (…) te beëindigen.(…)
f. Bij brief van 16 december 2009 heeft [eiser] geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet.
De vordering
[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van TNT tot wedertewerkstelling, achterstallig loon vanaf 15 december 2009, doorbetaling loon vanaf 1 maart 2010 met wettelijke verhoging vanaf 15 december 2009, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en afgifte salarisspecificaties op straffe van een dwangsom. [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat het ontslag op staande voet nietig is omdat er geen sprake is van een dringende reden en omdat het ontslag niet onverwijld is gegeven.
Het verweer
TNT betwist de vordering en voert daartoe het volgende – kort weergegeven – aan.
Er is een dringende reden voor het ontslag op staande voet omdat [eiser] zich op 9 december 2009 schuldig heeft gemaakt aan werkweigering. Het ontslag is pas op 15 december 2009 gegeven omdat TNT [eiser] in de gelegenheid heeft gesteld een verklaring voor zijn gedrag te geven en zich heeft willen beraden op de te nemen stappen.
De beoordeling
1. De gevorderde voorlopige voorziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de feiten en omstandigheden de verwachting gewettigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een soortgelijke vordering van [eiser] zal worden toegewezen. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat dit het geval is.
2. Hoewel aan TNT kan worden toegegeven dat [eiser] zich strikt genomen schuldig heeft gemaakt aan werkweigering, doordat hij op 9 december 2009 heeft geweigerd de post te bezorgen, is de kantonrechter van oordeel dat dit – alle omstandigheden in aanmerking genomen – geen ontslag op staande voet rechtvaardigt.
3. Ontslag op staande voet is een vergaande maatregel met diffamerende werking. De belangen van de werknemer dienen dan ook mede in aanmerking worden genomen. De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] gelet op zijn leeftijd en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid geen gunstige positie op de arbeidsmarkt inneemt. Dat TNT niet op de hoogte zou zijn van de arbeidsongeschiktheid van [eiser] is voor het oordeel over de rechtmatigheid van het ontslag op staande voet niet van wezenlijk belang.
4. Voldoende aannemelijk is geworden dat aan [eiser] duidelijk is gemaakt dat TNT een eventuele weigering om de post te bezorgen als deze na een bepaald tijdstip op het steunpunt aanwezig is, niet zal accepteren. Vast staat echter dat [eiser] het tot 9 december 2009 slechts bij “dreigementen” heeft gelaten. Gesteld noch gebleken is dat hij zich in de jaren daarvoor op enig moment heeft schuldig gemaakt aan werkweigering of ander gedrag dat in strijd is met goed werknemerschap. Vast staat ook dat [eiser] binnen 15 minuten na zijn weigering aan zijn leidinggevende heeft kenbaar gemaakt dat hij zich had bedacht en dat hij de post alsnog zou rondbrengen. De “hardnekkige” weigering waarvan TNT spreekt heeft dus in elk geval niet langer dan ca. 15 minuten geduurd. Dit nu maakt – alle overige omstandigheden mede in aanmerking genomen - dat de kantonrechter van oordeel is dat het ontslag op staande voet naar alle waarschijnlijkheid geen stand zal houden. De kantonrechter heeft de alleszins gerechtvaardigde belangen van TNT bij een correcte postbezorging en de omstandigheid dat van een eventuele terugkeer van [eiser] een verkeerd signaal zou uitgaan bij de overweging betrokken. Geoordeeld wordt echter dat dit gelet op het voorgaande dient te wijken voor de belangen van [eiser] bij behoud van zijn baan.
5. TNT heeft tegen het sub III gevorderde (verstrekking salarisspecificaties van nog verschuldigde bedragen) als verweer gevoerd dat [eiser] daarbij geen belang heeft, althans dat de gevorderde dwangsom dient te worden gemaximeerd. De kantonrechter verwerpt dit verweer. [eiser] heeft belang bij verstrekking van salarisspecificaties nu de vordering tot betaling van achterstallig salaris wordt toegewezen. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 2.500,-.
6. Tegen de medegevorderde buitengerechtelijke incassokosten is geen afzonderlijk verweer gevoerd en deze komen de kantonrechter niet onredelijk voor. Dit gedeelte van de vordering wordt dus ook toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van TNT omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.
7. De vorderingen van [eiser] worden dus als na te melden toegewezen.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt TNT bij wijze van voorlopige voorziening:
1. tot wedertewerkstelling van [eiser] in zijn reguliere werkzaamheden binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis;
2. tot betaling van het achterstallig loon van € 477,87 bruto per maand over de periode van 15 december 2009 tot en met 28 februari 2010;
3. tot betaling van het salaris vanaf 1 maart 2010 tot de datum dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd;
4. tot betaling van de wettelijke verhoging wegens vertraging over het achterstallig loon (sub c) op grond van artikel 7:625 BW vanaf 15 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
5. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de som van de voornoemde bedragen vanaf 15 december 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
6. tot betaling van een bedrag van € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
7. tot afgifte van deugdelijke bruto/netto specificaties van alle nog door TNT aan [eiser] verschuldigde bedragen binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis;
8. bepaalt dat TNT een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere dag dat zij in de hiervoor onder 1 gegeven beslissing niet nakomt, tot een maximum van € 10.000,- ;
9. bepaalt dat TNT een dwangsom verbeurt van € 250,- voor iedere dag dat zij in de hiervoor onder 7 gegeven beslissing niet nakomt, tot een maximum van € 2.500,-
10. veroordeelt TNT tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 77,46
vastrecht € 111,-
salaris gemachtigde € 400,-;
11. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
12. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C. Smits, kantonrechter, bijgestaan door I. Rijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.