ECLI:NL:RBHAA:2010:BL9519

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
153688 - HA RK 09-11
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot verwijdering van persoonsgegevens uit incidentenregister na beschuldiging van fraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 30 maart 2010 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] en [verzoeker] tegen Achmea Zorgverzekeringen N.V. De zaak betreft een geschil over de opname van persoonsgegevens van verzoekers in het incidentenregister van Achmea, na beschuldigingen van fraude met betrekking tot een declaratie voor medische kosten in Nigeria. Verzoekster heeft tijdens haar vakantie in Nigeria medische behandeling ondergaan en heeft hiervoor een bedrag van US$ 800,-- gedeclareerd bij Achmea. Achmea heeft echter de hoogte van deze declaratie ongeloofwaardig geacht en na onderzoek geconcludeerd dat verzoekster fraude heeft gepleegd, wat leidde tot opname van haar gegevens in het incidentenregister.

De rechtbank heeft vastgesteld dat hoewel de betaling van US$ 800,-- naar fraude riekt, er onvoldoende bewijs is dat verzoekers daadwerkelijk gefraudeerd hebben. De rechtbank overweegt dat het mogelijk is dat verzoekers slachtoffer zijn geworden van een medewerker van het ziekenhuis die hen heeft misleid. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekers om verwijdering van hun gegevens uit het incidentenregister toegewezen, met de bepaling dat Achmea dit binnen veertien dagen na betekening van de beschikking moet uitvoeren. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval Achmea hier niet aan voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) in acht genomen, en benadrukt dat de registratie van verzoekers in het incidentenregister verstrekkende gevolgen kan hebben. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 153688 / HA RK 09-11
Beschikking van 30 maart 2010
in de zaak van
1. [Verzoekster],
wonende te Wormerveer,
2. [Verzoeker],
wonende te Wormerveer,
verzoekers,
advocaat mr. M. Jansen te Amsterdam,
tegen
de naamloze vennootschap
GROENE LAND PWZ ACHMEA ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
zetelende te Utrecht,
tevens gevestigd te Noordwijk (ZH),
verweerster,
advocaat mr. G.A. van den Berg te Amersfoort.
Partijen zullen hierna [verzoekster], [verzoeker] en Achmea genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling.
2. Feiten
2.1. Op 4 januari 2008 is [verzoekster] tijdens haar vakantie bij de familie van haar echtgenoot [verzoeker] in de Chinyere Clinic & Maternity te Owerri, Nigeria (hierna: het ziekenhuis) behandeld.
2.2. Op 14 maart 2008 heeft [verzoekster] voor die behandeling bij haar ziektekostenverzekeraar Achmea, onder overlegging van het hieronder afgebeelde ‘Cash Receipt’, een bedrag van US$ 800,-- gedeclareerd, waarbij zij heeft opgegeven dat de aard van de ziekte malaria was.
[…]
2.3. Op een door [verzoekster] op verzoek van Achmea ingevuld en op 10 mei 2008 ondertekend “toelichtingformulier betreffende ziektekosten buitenland” heeft [verzoekster] ingevuld dat deze kwitantie betrekking heeft op de behandelingskosten en medicijnen, door de baliemedewerker is uitgeschreven, zij dat document van de baliemedewerker heeft ontvangen en het bedrag van US$ 800,-- aan de baliemedewerker is betaald en zij dat zelf heeft gedaan.
2.4. Op een door [verzoekster] op verzoek van Achmea ingevulde en op 21 september 2008 ondertekende vragenlijst heeft [verzoekster] ingevuld dat zij op 4 januari 2008 behandeld is voor haar klachten griep/hoesten en dat de arts daarbij de diagnose malaria heeft gesteld, zij gedurende twee uren in het ziekenhuis is geweest, zij de naam van de ontvangen medicijnen niet weet en zij de medicijnen heeft gekregen van “verpleegster / balie medewerker”.
2.5. Mede omdat Achmea de hoogte van de declaratie ongeloofwaardig achtte, heeft zij een door haar ingeschakelde tussenpersoon - Theosearch International Limited te Lagos, Nigeria (hierna: Theosearch) - navraag laten doen naar de behandeling van [verzoekster] in het ziekenhuis en de desbetreffende betaling daarvoor. In het daartoe door Theosearch opgestelde rapport is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
Dr. […] commented that he indeed treated the individual [verzoekster] [verzoeker] during 4th January 2008.
(…)
We asked the Doctor to allow us have the amount paid to the clinic and the receipts duplicate. “It was a case of paying small amount of money”
The doctor told us that the patient paid a N4, 000 + (about US$50).We asked him to show us the evidence of payment. But Dr […] flashed at us the page of the treatment record where we saw N4, 000 and he used his right hand to cover the other side of the fraction.
Dr […] told us that it was [verzoekster],s husband that came for the payment and the receipt. We asked for a copy of the payment receipt and he told us that he could not locate it. Apparently no effort was made.
Reluctantly he called Chika to look for the payment receipt. After about 5 minutes, Chika came to the Doctor and told him in local language that she did not find the Receipt!. Then the doctor told us that he was not ready to discuss the matter further with us as he was ready to go out of the Clinic. Apparently no evidence of payment receipt of US$800.
The doctor there after gave us written letter as already forwarded
REMARKS
1) Although insured [verzoekster] [verzoeker] appeared in the patient register there is evidence that treatment was carried out and no evidence that the payment of US$800 was ever made to the Clinic.
2) Dr. […] did not provide us with any documentary evidence in that regard, which would suggest that he probably, was not telling the truth.
2.6. Bij brieven van 8 en 17 september 2008 heeft Achmea aan [verzoekster] onder meer het volgende medegedeeld:
Conclusie
U heeft door het insturen van het valselijk opgemaakte document van Chinyere Clinic & Maternity getracht PWZ Achmea financieel te benadelen.
Volgens dokter […] is er alleen een bedrag van Naira 4.000,00 bij u in rekening gebracht en betaald, in overeenstemming met de gevonden financiële gegevens in de administratie van dokter [...].
Bovendien heeft u aan PWZ Achmea een onjuiste voorstelling van zaken gegeven over het tot stand komen van het document, door wie de betaling verricht is, aan wie de rekening is afgegeven en de daadwerkelijk door u betaalde kosten.
Dit heeft als gevolg dat:
1. Uw nota niet wordt vergoed (zie artikel 17 van de verzekeringsvoorwaarden);
2. Uw aanvullende verzekeringen worden beëindigd per 1 oktober 2008 (zie artikel 17 van de verzekeringsvoorwaarden en omdat de noodzakelijke vertrouwensband tussen PWZ Achmea als verzekeraar en u als verzekerde ontbreekt);
3. De bij PWZ Achmea in rekening gebrachte (externe) onderzoekskosten worden op u verhaald. (zie artikel 17 van de verzekeringsvoorwaarden).
(…)
Op grond van de eerder in deze brief genoemde feiten hebben wij besloten uw gegevens op te nemen in het Incidentenregister. (…)
Tevens hebben wij uw volledige personalia doorgegeven aan de Stichting CIS in Zeist. Andere financiële instellingen in Nederland kunnen, conform het daarvoor geldende Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen, toetsen of u voorkomt in een Incidentenregister.
2.7. Bij schrijven van 9 september 2008 heeft (de raadsman van) [verzoekster] Achmea verzocht de aangezegde opname van de gegevens van [verzoekster] in het incidentenregister en andere registers te heroverwegen.
2.8. Bij brief van 25 september 2008 heeft Achmea aan [verzoekster] medegedeeld bij haar eerdere beslissing als bedoeld in haar schrijven van 8 september 2008 te blijven. Bij haar brief heeft Achmea het rapport van Theosearch gevoegd.
2.9. In reactie op een bezwaarschrift van [verzoekster] van 23 november 2008, laat Achmea bij schrijven van 8 december 2008 aan [verzoekster] weten dat de door Achmea genomen beslissing [om de gegevens van [verzoekster] op te nemen in het incidentenregister] gehandhaafd blijft.
3. De beoordeling
3.1. Het verzoek, dat tijdig is ingediend, strekt ertoe dat Achmea wordt bevolen om de gegevens van [verzoekster] en [verzoeker] in het incidentenregister(s), alsmede verwijzingsregisters IVR en EVR, en in de applicatie EVA, en de informatie bij stichting CIS te (laten) verwijderen binnen twee dagen na betekening van de te deze wijzen uitspraak/beschikking, alsmede de gemachtigde van verzoekers [daarvan] binnen die termijn schriftelijk mededeling te doen, op straffe van een dwangsom van € 10.000 voor iedere dag of ieder dagdeel dat verweerder daarmee in gebreke blijft, met (integrale) veroordeling van verweerder in de kosten van de procedure.
3.2. Aan hun verzoek leggen [verzoekster] en [verzoeker] ten grondslag dat Achmea de bedoelde gegevens ten onrechte in de verschillende registers heeft opgenomen. Hiertoe stellen [verzoekster] en [verzoeker] - kort gezegd - dat opname in de registers verstrekkende gevolgen kan hebben en dat niet is bewezen dat [verzoeker] en [verzoekster] zich schuldig hebben gemaakt aan de door Achmea gemaakte verwijten.
3.3. Het verweer van Achmea luidt - kort samengevat - als volgt. [verzoekster] heeft niet (voldoende) bewezen dat voor haar behandeling in het ziekenhuis daadwerkelijk een bedrag van US$ 800,-- is betaald. Mede daar dat bedrag - naar Nigeriaanse maatstaven - erg hoog is en [verzoekster] bovendien geen goede verklaring kon geven waarom zij dat bedrag op 4 januari 2008 in het ziekenhuis contant voorhanden had, moet er wel sprake zijn van frauduleuze handelingen door [verzoekster]. Op grond daarvan heeft Achmea, na een proportionaliteitsafweging, de gegevens van [verzoekster] terecht in de registers ingeschreven. Ten aanzien van [verzoeker] heeft Achmea de registratie in de desbetreffende registers ongedaan gemaakt, nu [verzoeker] geen verzekerde is van Achmea, aldus nog steeds Achmea.
3.4. Op de verwerking van persoonsgegevens is van toepassing de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Op grond van artikel 36 van de Wbp hebben [verzoekster] en [verzoeker] Achmea verzocht de hen betreffende persoonsgegevens uit de registers te verwijderen. Daar Achmea herhaaldelijk afwijzend heeft gereageerd op dit verzoek, hebben [verzoekster] en [verzoeker] zich tot deze rechtbank gewend met het onderhavige verzoek. De rechtbank, gehoord partijen, overweegt en oordeelt als volgt.
3.5. Niet in geschil is dat de Achmea de registratie van [verzoeker] al vóór het indienen door Achmea van een verweerschrift ongedaan heeft gemaakt, omdat hij geen verzekerde van Achmea is. Om die reden zal vordering voor zover die (gegevens van) [verzoeker] betreft worden afgewezen. Voor zover de vordering ziet op (gegevens van) [verzoekster], overweegt de rechtbank als volgt.
3.6. Met Achmea is de rechtbank van oordeel dat de betaling van de US$ 800,-- naar fraude riekt. Een bedrag van US$ 800,-- is voor de beschreven behandeling van [verzoekster] -zeker voor Nigeriaanse begrippen - buitensporig hoog. Daar staat echter tegenover dat niet valt uit te sluiten dat [verzoekster] en/of [verzoeker] niet de daders van de fraude zijn, maar dat zij, zoals door hen ter mondelinge behandeling is betoogd, juist slachtoffer zijn geworden van een medewerker van het ziekenhuis, althans iemand die kon beschikken over kwitanties van het ziekenhuis. [verzoekster] en [verzoeker] hebben in dit verband aangevoerd dat het bedrag van US$ 800,-- is betaald omdat de baliemedewerker in het ziekenhuis daarom vroeg en het hen er op dat moment alleen maar om ging - alles om te doen was - dat [verzoekster] de ter plaatse best mogelijke zorg zou krijgen en zou herstellen van de malaria waaraan zij volgens de behandelend arts zou lijden.
Dat in de omstandigheden waarin [verzoekster] verkeerde - naar de arts had vastgesteld, lijdend aan malaria, een ziekte die niet zonder risico’s is en dat in een voor haar ver en vreemd land - daarvan in het ziekenhuis misbruik is gemaakt en [verzoekster] en [verzoeker] zich genoodzaakt hebben gevoeld om het verlangde bedrag van US$ 800,-- te betalen, kan niet worden uitgesloten. Dat het toch anders is overigens ook niet. Op basis van het thans aanwezige bewijsmateriaal kan echter niet worden vastgesteld dat [verzoekster] gefraudeerd heeft. Bij dat oordeel speelt voor de rechtbank in belangrijke mate mee dat ieder onderzoek naar de totstandkoming en authenticiteit van de door [verzoekster] overgelegde kwitantie in het rapport van Theosearch (en ook anderszins) ontbreekt. Op basis van bepaalde passages uit dat rapport (“We asked him to show us the evidence of payment. But Dr […] flashed at us the page of the treatment record where we saw N4, 000 and he used his right hand to cover the other side of the fraction” en: “Dr. […] did not provide us with any documentary evidence in that regard, which would suggest that he probably, was not telling the truth”) kan evenzeer de conclusie worden getrokken dat niet [verzoekster] maar juist dr. […] verantwoordelijk is voor de fraude. Op de vraag van Achmea hoe het mogelijk was dat [verzoekster] bij haar vertrek uit het ziekenhuis meteen kon beschikken over US$ 800,-- in contanten, hebben [verzoekster] en [verzoeker] ter mondelinge behandeling een plausibele verklaring gegeven, te weten dat [verzoeker] een dergelijk bedrag uit Nederland had meegenomen, toen hij daags vóór 4 januari 2008 vanwege de ziekte van [verzoekster] naar Nigeria was overgekomen. Deze verklaring komt de rechtbank niet onplausibel voor en reduceert een verdachte omstandigheid richting [verzoekster] en [verzoeker]. Dat [verzoekster] en/of [verzoeker] zich hebben schuldig gemaakt aan de hen door Achmea gemaakte verwijten, is voor de rechtbank derhalve onvoldoende komen vast te staan.
3.7. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het verzoek gegrond. Ingevolge het derde lid van artikel 46 Wbp zal het verzoek - voor zover het ziet op de gegevens van [verzoekster] - derhalve worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
3.8. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. beveelt Achmea om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking de gegevens van [verzoekster] in het incidentenregister(s), alsmede verwijzingsregisters IVR en EVR, en in de applicatie EVA, en de informatie bij stichting CIS te (laten) verwijderen,
4.2. beveelt Achmea om binnen twee dagen na verwijdering van de gegevens als bedoeld in 4.1 daarvan schriftelijk mededeling te doen aan de gemachtigde van [verzoekster],
4.3. bepaalt dat Achmea voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 4.1 bepaalde, aan [verzoekster] een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,-- tot een maximum van EUR 25.000,--,
4.4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
4.5. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2010.?