ECLI:NL:RBHAA:2010:BL9103

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-700772-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging van geweld en ISD-maatregel

Op 8 februari 2010 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 november 2009 in Heemskerk een diefstal heeft gepleegd met bedreiging van geweld. De verdachte heeft levensmiddelen, waaronder een fles smoothie en twee pakken icecoffee, weggenomen van de C1000, waarbij hij een mes heeft getrokken en bedreigingen heeft geuit naar de bedrijfsleider en een andere persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor misdrijven en dat hij lijdt aan verslavingsproblematiek, wat heeft bijgedragen aan zijn delictgedrag. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, met als doel de veiligheid van de samenleving te waarborgen en de recidive van de verdachte te verminderen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als effectiever wordt beschouwd voor de resocialisatie van de verdachte. Daarnaast is de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk in het gelijk gesteld, met een schadevergoeding van € 100 voor immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van dit bedrag aan de staat indien hij niet kan betalen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700772-09 en 15/700810-08 (tul)
Uitspraakdatum: 8 februari 2010
Tegenspraak
verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 februari 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de PI Midden Holland, HvB Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 november 2009 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer levensmiddelen (waaronder een fles smoothie en/of twee pakken icecoffee), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan C1000, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen de bedrijfsleider van de C1000, te weten, [slachtoffer 1], en/of [slachtoffer 2], in elk geval tegen 1 of meer personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een mes heeft getrokken/getoond en/of heeft vastgehouden, toen die [slachtoffer 1] hem wilde aanhouden en/of dat hij, verdachte, tijdens het wachten op de politie regen die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] riep: 'wacht maar, ik ben toch zo weer thuis, jullie komen nog aan de beurt'.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van een bedrag van € 200,- aan immateriële schade en deze voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
hij op 14 november 2009 te Heemskerk met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen levensmiddelen waaronder een fles smoothie en twee pakken icecoffee, toebehorende aan C1000, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen de bedrijfsleider van de C1000 te weten [slachtoffer 1] en tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes heeft getoond en/of heeft vastgehouden, toen die [slachtoffer 1] hem wilde aanhouden en dat hij, verdachte, tijdens het wachten op de politie tegen die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] riep: 'wacht maar, ik ben toch zo weer thuis, jullie komen nog aan de beurt'.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
De rechtbank zal aan verdachte de door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel opleggen. De rechtbank heeft zich bij de beslissing over deze maatregel laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit de bespreking aldaar van het vanwege Brijder Verslavingszorg uitgebrachte rapport van 1 februari 2010.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met bedreiging met geweld. Dergelijke misdrijven zorgen niet alleen voor overlast en schade bij de gedupeerden, maar worden door burgers in het algemeen en de slachtoffers in het bijzonder als zeer bedreigend ervaren.
Verdachte is, blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 16 november 2009, in de vijf jaren voorafgaand aan het thans bewezenverklaarde feit, drie maal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf en deze straffen zijn bovendien geheel ten uitvoer gelegd. Brijder verslavingszorg schat de kans dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan als hoog in. Gelet op de vele veroordelingen en de persoon van verdachte, zoals beschreven in het hiervoor genoemde rapport van Brijder verslavingszorg, is ook de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens de rapportage van Brijder verslavingszorg is bij verdachte sprake van afhankelijkheid van cocaïne, heroïne en alcohol. Het gebruik van verdovende middelen heeft een belangrijke rol gespeeld bij het plegen van delicten. De verslavingsproblematiek veroorzaakt problemen op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte heeft diverse opnames ondergaan bij Brijder verslavingszorg zonder langdurig resultaat. Enkele van de opnames zijn voortijdig beëindigd wegens middelengebruik tijdens de opnameperiode. Laatstelijk is verdachte opgenomen geweest in de verslavingskliniek De Hoop in Dordrecht, hetgeen niet heeft geleid tot het gewenste resultaat omdat verdachte op eigen initiatief de behandeling staakte. Volgens de rapporteur is de kans op recidive hoog omdat het delictgedrag van verdachte is gerelateerd aan diens leefomstandigheden. De begeleiding van verdachte dient zich te richten op het omgaan met geld, het middelengebruik, partnerrelaties, de gezins- en familierelaties en de relaties met vrienden en kennissen. Omdat al tweemaal een toezicht met betrekking tot betrokkene is mislukt, is Brijder verslavingszorg van mening dat de ISD-maatregel vermoedelijk de enige mogelijkheid is tot voldoende kader voor het opstellen en uitvoeren van een noodzakelijk hulpverleningsplan. Als betrokkene niets verandert aan zijn huidige situatie, is het aannemelijk dat hij weer terugvalt in middelengebruik wat uiteindelijk leidt tot delictgedrag. Brijder verslavingszorg komt tot de conclusie dat de ISD-maatregel wenselijk en noodzakelijk is om tot de gewenste hulpverlening voor betrokkene te komen.
Verdachte heeft ter terechtzitting kenbaar gemaakt dat hij gemotiveerd is zijn gedrag te veranderen en wil meewerken aan de ISD-maatregel.
De rechtbank verenigt zich met de inhoud van het rapport van Brijder verslavingszorg, neemt de conclusies en het advies daaruit over en maakt die tot de hare.
Blijkens het bepaalde in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht strekt de maatregel ter beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte. De maatregel strekt er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van de verslavingsproblematiek van verdachte. Gelet op de door verdachte herhaaldelijk gepleegde strafbare feiten onder invloed van verdovende middelen staat thans de bescherming van de samenleving voorop. De veiligheid van personen en goederen eist het opleggen van de maatregel. Nu aan de wettelijke voorwaarden voor de maatregel is voldaan, zal de rechtbank gelasten dat verdachte wordt geplaatst in een inrichting voor stelselmatige daders. Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden verbindt de rechtbank daaraan de maximale duur van twee jaar.
8. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 336,05 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde materiële schade niet rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Immers, bewezen verklaard is de bedreiging met geweld en het is niet deze bedreiging die de materiële schade (scheur in overhemd, gebroken armband) teweeg heeft gebracht. De benadeelde partij zal dan ook voor dat deel niet in de vordering kunnen worden ontvangen.
De rechtbank is van oordeel dat de immateriële schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot een bedrag van € 100 billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 100.
9. Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 10 april 2009 in de zaak met parketnummer 15/700810-08 heeft deze rechtbank verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dat nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat verdachte zich ter behandeling zal laten opnemen ter behandeling bij De Hoop dan wel een daartoe behorende instelling zolang als dat door die instelling noodzakelijk wordt geacht, met een maximumduur van twee jaar. De officier van justitie vordert tenuitvoerlegging op grond van niet-naleving van zowel de algemene als de bijzondere voorwaarde. Ter terechtzitting vordert de officier van justitie dat de rechtbank op grond van overtreding van de algemene voorwaarde zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Tegen de achtergrond van de bedoeling van de wetgever met invoering van de ISD-maatregel, zoals onderstreept door de Hoge Raad in zijn arrest van 21 maart 2006 (LJN AV1161) acht de rechtbank tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van twee maanden nadat de ISD-maatregel – naar mag worden gehoopt – met goed gevolg is doorlopen, geen productieve bijdrage aan de resocialisatie van verdachte.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38m, 38n, 310, 312, Wetboek van Strafrecht
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.1. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee (2) jaren.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 2] geleden schade tot een bedrag van
€ 100 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], voornoemd, rekeningnummer [nummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 100, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 15/700810-08 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr. E.P.W. van de Ven en mr. J. Snitker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.M.A. Richelle,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 februari 2010.
Mr. D.M.A. Richelle is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.