ECLI:NL:RBHAA:2010:BL7585

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-740744-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige internationale hennephandel en wapenbezit door verdachte

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de verdachte terecht voor grootschalige internationale hennephandel en wapenbezit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], een leidende rol vervulde binnen een criminele organisatie die zich bezighield met de handel in hennep en hasj. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden hennep naar het Verenigd Koninkrijk, het voorhanden hebben van wapens van categorie III, en het deelnemen aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft op 16 maart 2010 uitspraak gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van enkele feiten, maar wel schuldig werd bevonden aan de overige tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en deelneming aan een criminele organisatie. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de organisatie, die aanzienlijke bedragen met de hennephandel genereerde. De uitspraak benadrukt de schadelijkheid van de betrokkenheid bij de drugshandel en het bezit van wapens voor de volksgezondheid en de veiligheid in de maatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740744-08 (dossier Witkiel)
Uitspraakdatum: 16 maart 2010
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 februari 2010 en 2 maart 2010 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Haarlem, Huis van Bewaring Haarlem te Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 16 maart 2009 te Wormerveer en/of te Assendelft en/of te Krommenie en/of te Wormer en/of te Oost-Graftdijk en/of te Zuidschermer en/of te Waalwijk en/of te Purmerend en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- meermalen, althans eenmaal, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar het Verenigd Koninkrijk) heeft gebracht en/of
- meermalen, althans eenmaal, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of
- meermalen, althans eenmaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad
(een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), in elk geval een hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram, hennep en/of hasjiesj
zijnde hennep en/of hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 16 maart 2009 te Assendelft en/of te Wormerveer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer ongeveer 50.000 eenheden en/of een hoeveelheid poeder, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende MDA,
in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 01 maart 2009 tot en met 17 maart 2009 te Wormerveer en/of te Assendelft, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, te weten een pistool (Walther), en/of een doosje (bijbehorende) munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2009 tot en met 17 maart 2009 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, een wapen van categorie III, te weten
- een pistool (merk: FN) met (bijbehorende) munitie van categorie III
voorhanden heeft gehad;
Feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 09 maart 2009 tot en met 11 maart 2009 te Wormerveer, gemeente Zaanstad, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III onder 1e, te weten een pistool (Glock 19), en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
Feit 6:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2008 tot en met 16 maart 2009 te Wormerveer en/of te Assendelft en/of te Krommenie en/of te Wormer en/of te Oost-Graftdijk en/of te Zuidschermer en/of te Waalwijk en/of te Purmerend en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk
als leider en/of oprichter
heeft deelgenomen aan een organisatie,welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland (naar het Verenigd Koninkrijk) brengen van (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of hasjiesj en/of
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of hasjiesj en/of
- het meermalen, althans eenmaal, opzettelijk aanwezig hebben van (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en) hennep en/of hasjiesj en/of
- het meermalen, althans eenmaal, witwassen van (een) (door een of meer van bovengenoemde misdrijven verkregen) geldbedrag(en).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
In haar requisitoir heeft de officier van justitie erop gewezen dat ondanks de maatregelen die waren getroffen om over de tap gekomen geheimhoudersgesprekken ‘ruimhartig’ te melden en te vernietigen, niet is voorkomen dat de geheimhoudersgesprekken die vanuit de [adres 1] zijn gevoerd, via de OVC’s zijn opgenomen. Daarbij is vanzelfsprekend slechts het aandeel hoorbaar van de gespreksdeelnemer die zich in de loods bevindt. Hoewel deze gesprekken weinig inhouden en geen enkele invloed hebben gehad op de loop van het onderzoek, vallen zij wel onder het regime van artikel 126aa Sv en het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken. Nu de bewuste passages niet zijn gebruikt voor de sturing van het onderzoek en ook niet bruikbaar zijn voor het bewijs, kan volgens de officier van justitie worden volstaan met de constatering van het verzuim. De officier van justitie heeft gesteld dat hetgeen door haar naar voren is gebracht door de rechtbank moet worden beschouwd als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359, tweede lid, Sv.
De verdediging heeft zich, naar aanleiding van hetgeen de officier van justitie heeft opgemerkt over de geheimhoudersgesprekken, op het standpunt gesteld dat er sprake is van een schending van verdachtes recht op gesprekken met vertrouwenspersonen en dat de officier van justitie dientengevolge niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
Geconstateerd moet worden dat met de door de officier van justitie beschreven gang van zaken artikel 126aa, tweede lid, Sv en artikel 4, tweede lid, van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken zijn geschonden. De raadsman heeft echter niet naar voren gebracht op welke wijze en in welke mate verdachte als gevolg van het verzuim van de officier van justitie in zijn belangen is geschaad. Evenmin is de rechtbank daarvan ambtshalve gebleken. Nu dit het geval is volstaat de rechtbank met de constatering dat het verzuim heeft plaatsgevonden.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte voorts aangevoerd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in haar vervolging, nu door het openbaar ministerie relevante stukken buiten het Witkieldossier zijn gehouden. Het gaat daarbij om de dossiers van [betrokkene 1] en [betrokkene 2], beiden verdachte in het Adjakdossier, terwijl dat dossier de basis vormde om het onderzoek in het dossier Witkiel te starten. Ook een door de raadsman herhaald gedaan verzoek om deze getuigen te horen is door het openbaar ministerie niet gehonoreerd. Informatie is weggehouden en veranderd, telefoonnummers zijn gemanipuleerd. Cliënt heeft als gevolg van dit alles, aldus de raadsman, in het dossier Witkiel geen eerlijk proces gehad.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Anders dan de raadsman heeft betoogd, vormde het Adjakdossier niet de basis voor het onderzoek in het dossier Witkiel. Wel gaf de inhoud van het Witkieldossier het openbaar ministerie aanleiding alsnog een aantal verdachten in het Adjakdossier te vervolgen. Naar het oordeel van de rechtbank maken alle stukken die van belang zijn in de zaak Witkiel thans deel uit van dit dossier.
Voor wat betreft het weghouden en veranderen van informatie en het manipuleren van telefoonnummers door het openbaar ministerie is de rechtbank van oordeel dat dit verwijt door de raadsman op geen enkele wijze is onderbouwd en de juistheid daarvan ook overigens niet is gebleken.
De officier van justitie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest.
4. Oordeel van de rechtbank
4.1. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 5 ten laste is gelegd. Het dossier bevat de uitwerking van drie OVC-gesprekken waarin over een Glock wordt gesproken. Op 3 maart 2009 (OVC 025, map ZD, pagina 4813), zegt [medeverdachte 1] tegen verdachte: “Goed weghouden hoor. Ik heb die dinges thuis liggen die 635 en een Glock”. Op 9 maart 2009 (OVC 032, map M2, pagina 2947) zegt [medeverdachte 1] tegen verdachte en [medeverdachte 2] dat hij nog een Glock thuis heeft liggen. Op 11 maart 2009 (OVC 034, map M2, pagina 2986) vraagt [medeverdachte 2] aan verdachte of hij die kogels nog moet hebben, en verdachte zegt: “Doossie ligt bij mij thuis, anders doe je ze toch bij die Glock?” Iets later zegt verdachte: “Glock 19 is het, is het nieuwe type”, en als [medeverdachte 6] vraagt van wie het is, antwoordt hij: “Van de firma.” Echter, bij geen van de doorzoekingen is een Glock aangetroffen. De enkele mededeling van [medeverdachte 1] op 3 en 9 maart 2009 dat hij een Glock thuis heeft liggen, is onvoldoende om ten aanzien van verdachte tot medeplegen van het voorhanden hebben hiervan te komen. Ook indien wordt aangenomen dat verdachte op 11 maart 2009 de Glock daadwerkelijk in handen heeft gehad en met ‘de firma’ de groep [verdachte] heeft bedoeld, wordt dit voorhanden hebben niet ondersteund door enig ander bewijs. De rechtbank ziet derhalve onvoldoende bewijs om tot een veroordeling van verdachte voor dit feit te komen en spreekt hem daarvan vrij.
4.2. Partiële vrijspraak
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat witwassen niet tot het oogmerk van de in feit 6 bedoelde organisatie kan worden gerekend. Weliswaar werden grote contante geldbedragen vanuit Engeland naar Nederland vervoerd, maar dit vervoer, dat op zichzelf als witwassen is aan te merken, moet als direct uitvloeisel worden gezien van de verkoop en kan derhalve niet worden beschouwd als een op zichzelf staand doel (of ‘oogmerk’). Dit brengt mee dat verdachte van het onderdeel ‘witwassen’ in het onder feit 6 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
4.3. Redengevende feiten en omstandigheden*1
Inleidende opmerkingen
Aanleiding voor het onderzoek Witkiel vormde als betrouwbaar aangemerkte CIE-informatie dat verdachte zich bezighield met handel in verdovende middelen. In het kader van het onderzoek zijn enkele bijzondere opsporingsmethoden ingezet.
Observaties
Door het observatieteam is waargenomen dat verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op doordeweekse dagen bijna dagelijks op de [adres 1] (in het dossier aangeduid als ‘de werkplaats’) aanwezig was en een groot aantal personen ‘ontving’: vanaf het begin van de observaties is gezien dat grote tassen (bigshoppers), vuilniszakken en dozen (vol of leeg) in en uit auto’s werden geladen. Het observatieteam heeft daarnaast meermalen waargenomen dat verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aan de [adres 2] (in het dossier aangeduid als ‘de boerderij’) kwamen. De waarnemingen met betrekking tot de werkplaats aan de [adres 1] zijn niet alleen fysiek gedaan door leden van een observatieteam, maar ook door middel van een camera welke gericht was op de ingang van de [adres 1].
Tapgesprekken
Vanaf september 2008 heeft interceptie plaatsgevonden van telefoonverkeer, te weten van de tot dan toe bekende telefoonnummers in gebruik bij verdachte, [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1].
OVC-gesprekken
Tevens is in de periode van 11 februari 2009 tot en met 16 maart 2009 vertrouwelijke communicatie in het perceel aan de [adres 1] opgenomen en afgeluisterd. Hierin werd door verschillende personen, met name door de eerder genoemde [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [medeverdachte 1] en verdachte, meer of minder openlijk gesproken over (de handel in) hennep.
De bevindingen in het onderzoek hebben geleid tot de verdenking dat vanuit de [adres 1] een organisatie werd gedreven die zich bezighield met grootschalige nationale en internationale hennephandel.
Op 16 en 17 maart 2009 hebben doorzoekingen plaatsgevonden. Zowel in de werkplaats als op de boerderij is een groot aantal goederen aangetroffen die verband hielden met het verwerken, wegen en verpakken van hennep.
Verschillende verdachten werden aangehouden, onder wie – op 16 maart 2009 – verdachte.
Ten aanzien van feit 1 en feit 6:
De organisatie
Verdachte wordt, kort gezegd, deelneming aan een criminele organisatie verweten, die als oogmerk had de grootschalige (internationale) handel in hennep en/of hasj, alsmede het witwassen van de hieruit verkregen gelden.
Volgens bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad dient voor het aannemen van het bestaan van een criminele organisatie sprake te zijn van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en tenminste één ander persoon.*2
In deze zaak gaat het om een aantal verdachten die tezamen worden aangeduid als de ‘groep [verdachte]’. Deze groep heeft zich gedurende een periode van – ten minste – 1 september 2008 tot en met 16 maart 2009 beziggehouden met hennephandel. De groep beschikte over twee locaties: de [adres 1], ook wel ‘de werkplaats’ genoemd, en de [adres 2], ook wel ‘de boerderij’ genoemd. De groep kocht op grote schaal hennep in van verschillende toeleveranciers, die hun waren bij de ‘werkplaats’ afleverden. Voor zover de hennep ‘nat’ werd aangeleverd, werd deze eerst gedroogd in een droogruimte in de ‘boerderij’. Daar werd ook de hennep verpakt, geseald en klaargemaakt voor transport.*3
Vanaf februari 2009 werd voor Engelssprekende afnemers twee keer per week een grote hoeveelheid hennep naar Waalwijk gebracht, van waaruit de hennep verder werd vervoerd naar Engeland. Hiertoe werd een systeem opgezet van voorfinanciering. [medeverdachte 5], de stiefvader van verdachte, werd ingezet om het geld van Engeland naar Nederland te brengen.*4
De leiding van de groep lag bij verdachte, die door de overige leden – zij het schertsend – als ‘de directeur’ *5 werd aangeduid. Verdachte bepaalde de prijs waarvoor de hennep werd ingekocht. Hij hield in een notitieboekje een boekhouding bij van de nog openstaande bedragen.
Naast verdachte had [medeverdachte 1] een belangrijke rol in de groep. Hij bracht de Engelssprekende klanten aan, aan wie in enkele weken in totaal vermoedelijk 425 kilo hennep is geleverd ten behoeve van de Engelse markt.*6 Verdachte vertelde [medeverdachte 1] alles en betrok hem bij de beoordeling van de kwaliteit van de aangeleverde hennep.*7
Ook [medeverdachte 2] had een belangrijke plaats binnen de groep. Hij huurde de ruimte op de ‘boerderij’ waar de hennep werd gedroogd en geseald.*8 Hij was verantwoordelijk voor de samenstelling van de partijen hennep die werden doorverkocht.*9 Hij voerde samen met verdachte een ‘sollicitatiegesprek’ met [medeverdachte 6], die werd aangenomen om tweemaal per week naar Waalwijk te rijden.*10
De rol van [medeverdachte 7], die binnen de hiervoor genoemde periode in beeld was als toeleverancier van hennep en acquisiteur van nieuwe binnenlandse klanten (waaronder coffeeshops*11), nam in betekenis toe toen hij in maart 2009 voor de groep naar Spanje afreisde om een deal te sluiten waarin een grote hoeveelheid (tonnen*12) hasjiesj vanuit Marokko naar Nederland zou worden getransporteerd voor een beoogde doorverkoop naar Engeland *13.
De groep kende twee ‘werknemers’ die voor een vast bedrag per week diverse werkzaamheden uitvoerden: [medeverdachte 3] en (later) [medeverdachte 6].*14
Behalve over twee panden beschikte de groep over twee auto’s.*15 Ter beveiliging werden op 10 maart 2009 in opdracht van verdachte rond de ‘werkplaats’ camera’s geplaatst.*16 Uit een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] kan worden opgemaakt dat hierbij rekening werd gehouden met aandacht van justitie: “je moet er op letten dat je de tasjes niet ziet, anders wordt het bewijsmateriaal of je moet het ’s avonds allemaal wissen”.*17 Daarnaast zijn tijdens de doorzoekingen in ‘de werkplaats’ en diverse woningen van verdachten wapens aangetroffen.*18 Over één wapen, dat overigens niet is gevonden, wordt gesproken als zou dit van ‘de firma’ zijn.*19 Een groot deel van de leden van de groep bleek verschillende mobiele telefoons in gebruik te hebben, en er werd besproken dat het niet verstandig was te lang hetzelfde nummer te gebruiken.*20 De groep was ook ongerust over plaatsing van een peilbaken onder een auto die ze gebruikte. Deze auto stond volgens verdachte altijd ergens binnen zodat “ze er niets onder konden douwen”.*21 In een auto die is aangetroffen bij de woning van verdachte is ook een zogenaamde ‘bugdetector’ aangetroffen.*22 Ten slotte is ook gebleken dat het huren van de loods aan de [adres 1] plaatsvond door verdachte op naam van een zekere [betrokkene 3], die daarvan niet op de hoogte was.*23
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband dat de export van hennep en hasj naar Engeland, alsmede het verwerken, verkopen, afleveren en vervoeren van grote hoeveelheden hennep tot oogmerk had. Dit samenwerkingsverband is aldus aan te merken als een criminele organisatie.
De rol van verdachte
Sinds 1 september 2008 *24 huurde verdachte het pand aan de [adres 1] van [medeverdachte 8]. Hij maakte hiertoe gebruik van de naam en de inschrijvingspapieren bij de Kamer van Koophandel van een bedrijf genaamd ‘[naam bedrijf]’ op naam van een zekere [betrokkene 3].*25
[betrokkene 4] heeft over de [adres 1] tegenover de politie verklaard dat hij daar vanaf rond oktober 2008 allerlei klusjes heeft gedaan. “Het was eigenlijk geen bedrijf. Er kwamen veel mensen langs en sommigen brachten wel eens weed mee, maar verder gebeurde daar niets”, verklaart [betrokkene 4]. “Ik heb daar alleen zaken gedaan met [verdachte]. Ik ken nog wel twee namen, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], die waren er meestal als [verdachte] er ook was. Ik ben er ook wel eens geweest als [verdachte] er niet was, maar dan was [medeverdachte 2] er wel, of [medeverdachte 3].” *26
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de wiet die op de [adres 1] binnenkwam moest afgeven op de [adres 2]. “[medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 1] waren altijd met zijn drieën en zij waren de baas”, verklaart hij verder.*27
[medeverdachte 5], de stiefvader van verdachte, heeft verklaard dat hij voor [verdachte] drie keer geld heeft meegenomen vanuit Engeland naar Nederland, de eerste keer naar schatting € 125.000,- euro, de tweede en derde keer naar schatting € 100.000,- per keer. Hij kreeg het geld in Engeland van een onbekende Engelsman. [verdachte] had hem gezegd dat het met witwassen te maken had.*28
In een bij de aanhouding van verdachte aangetroffen notitieboekje en enkele losse papiertjes staan verschillende namen ([medeverdachte 7], [medeverdachte 9], [medeverdachte 10], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11]) en getallen genoteerd.*29 In opnames van vertrouwelijke communicatie wordt met en over deze personen gesproken in combinatie met de getallen die in het notitieboekje achter de namen zijn geschreven. Hieruit kan worden afgeleid dat de getallen geldbedragen betreffen.*30
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard *31 dat hij gebruikmaakte van de droogruimte die is aangetroffen in het L-vormige pand op het perceel [adres 2]. Voorts heeft hij verklaard dat verschillende personen aan de [adres 1] (onder andere) hennep brachten. Hij kocht de hennep in en verpakte en leverde deze aan iemand wiens naam hij niet wil noemen. Hij wist dat de hennep uiteindelijk naar Engeland zou gaan. Hij regelde dat zijn stiefvader [medeverdachte 5] geld mee terug uit Engeland nam. Aan de handel verdiende hij tussen de € 100,- en € 300,- per kilo.
Uit de hiervoor opgenomen selectie van bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte aan het hoofd stond van de (door verbalisanten met ‘groep [verdachte]’ aangeduide) organisatie. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich niet alleen aan medeplegen van de hennephandel, maar ook als leider aan deelneming aan een criminele organisatie heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van feit 2:
In diverse OVC-gesprekken wordt door verdachte gesproken over MDA. Zo heeft hij het op 17 februari 2009 met een onbekende man over MDA ‘op pitronalbasis’. “In januari was het rustig en dan komt een Chinees bij mij, met ik heb dit, en ben toen in mijn enthousiasme ben ik er weer in mee gegaan”, vertelt verdachte. En iets later zegt hij: “Toen had ik het leggen, toen heb ik er weer 50.000 rooitjes van laten slaan, als het vlot gaat dan is het vlot.” Hij zegt daarbij dat hij tegen [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2]) heeft gezegd dat ze zich weer hebben laten meeslepen. Verdachte vertelt dat er haast geen poeder te krijgen is en dat hij 36 meier heeft betaald. Hij zegt dat hij vroeger MDA heeft geslagen en dan dat poeder ook maakte.*32
Op 19 februari 2009 zegt [betrokkene 5] tegen verdachte dat hij in principe 5000 van die dingetjes heeft verkocht, waarop verdachte zegt dat hij een voorbeeldje van het kristal moet hebben. Ook zegt hij dat hij het poeder zo kan regelen.*33 Daarnaast zegt hij dat hij begin dit jaar (de rechtbank begrijpt: 2009) kristal heeft verkocht.*34
Op 10 maart 2009 vraagt [medeverdachte 1] aan verdachte of ze niet iets kunnen doen met die MDA-pillen, die rotzooi die ze hebben liggen. Hierop antwoordt verdachte dat [betrokkene 5] vijf hier en vijf daar geeft. [medeverdachte 1] vraagt: “vijfduizend?”. Verdachte zegt dat het gaat om jongens die duizend hier en duizend daar verkopen.*35
Uit de hiervoor aangehaalde OVC-gesprekken komt naar voren dat verdachte met anderen gesprekken voert over het inkopen van grondstoffen (poeder en ‘pitronal’, waaronder moet worden verstaan piperonal of PMK), het slaan van pillen en verkopen van MDA-pillen en kristal. Uit deze gesprekken kan worden geconcludeerd dat verdachte zich bezighield met deze stoffen, en deze - tezamen met een ander of anderen - ook voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 3:
Op 16 maart 2009 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [verdachte] en [medeverdachte 12] op het adres [adres]. In de hal werden een pistool van het merk Walther, een doosje patronen en diverse patronen en patroonhulzen aangetroffen.*36
Het pistool is een vuurwapen als bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie.
Een deel van de aangetroffen patronen zijn geschikt om vanuit dit wapen te worden verschoten. Verder zijn er 32 scherpe patronen en een hoeveelheid losse munitie en munitieonderdelen aangetroffen. Al deze munitie is munitie als bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie.*37
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij het pistool voorhanden heeft gehad en dat hij het in de loods aan de [adres 1] aan mensen heeft laten zien.
Ten aanzien van feit 4:
Uit de opnames van de vertrouwelijke communicatie is gebleken dat verdachte met anderen sprak over wapens die hij achter een gipswand in het pand aan de [adres 1] bewaarde.*38 Op 16 maart 2009 is het pand doorzocht. In een gipswand op de eerste verdieping werden achter een deels verwijderde gipsplaat in een holle ruimte een in een plastic zak geseald vuurwapen en een houder gevuld met patronen aangetroffen.*39 Dit vuurwapen is een centraalvuurpistool van het merk FN, zijnde een vuurwapen als bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie. De munitie is geschikt om vanuit dit wapen te worden verschoten en is munitie als bedoeld in categorie III van de Wet wapens en munitie.*40
4.4. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1, 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1:
hij in de periode van 01 januari 2008 tot en met 16 maart 2009 te Wormerveer, Zuidschermer, Waalwijk en elders in Nederland
telkens tezamen en in vereniging met anderen,
- meermalen opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk heeft gebracht en
- meermalen opzettelijk heeft verwerkt, verkocht, afgeleverd en vervoerd
grote hoeveelheden hennep,
zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2:
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 16 maart 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 50.000 eenheden en/of een hoeveelheid poeder, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3:
hij in de periode van 1 maart 2009 tot en met 17 maart 2009 te Wormerveer en te Assendelft een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Walther, en een doosje (bijbehorende) munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Feit 4:
hij in de periode van 16 maart 2009 tot en met 17 maart 2009 te Wormerveer een wapen van categorie III, te weten
- een pistool, merk: FN, met bijbehorende munitie van categorie III
voorhanden heeft gehad;
Feit 5:
hij in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 maart 2009 te Wormerveer, Zuidschermer, Waalwijk en elders in Nederland
als leider
heeft deelgenomen aan een organisatie,welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het meermalen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland naar het Verenigd Koninkrijk brengen van grote hoeveelheden hennep en hasjiesj en
- het meermalen, opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren en vervoeren van grote hoeveelheden hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 4:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 6:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die als oogmerk had de grootschalige (internationale) handel in hennep en hasj. Met deze activiteiten waren grote geldbedragen gemoeid. Verdachte heeft binnen de organisatie een leidende functie ingenomen.
Daarnaast heeft verdachte zowel in zijn woning als in de werkplaats aan de [adres 1] wapens voorhanden gehad. Ten slotte heeft verdachte grondstoffen voorhanden gehad voor de productie van XTC-pillen.
Dit zijn ernstige feiten, nu de uit hennep verkregen stof bij overmatig gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar daarnaast direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Dat het gebruik van hennepproducten binnen bepaalde marges in Nederland feitelijk wordt gedoogd, doet aan de strafwaardigheid van het (niet gedoogde) bewerken, vervoeren, afleveren en verkopen van hennepplanten niet af. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat het steeds ging om grote hoeveelheden hennep, te weten meer dan 500 gram. Het gebruik van XTC-pillen, dat door vooral jongeren als partydrug wordt gebruikt, vormt ook bij kleine hoeveelheden een gevaar voor de volksgezondheid. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en veroorzaakt een gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank houdt bij de strafmaat rekening met kortere periodes dan in de tenlastelegging en – in het verlengde daarvan – de bewezenverklaring vermeld, namelijk bij feit 1 en feit 6 met een periode van 1 september 2008 tot en met 16 maart 2009.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 47, 57;
Opiumwet: 2, 3, 10, 11, 11a;
Wet wapens en munitie: 26, 55.
9. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen het onder feit 5 ten laste gelegde en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4. vermeld;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. W.A.F. Jansen en mr. K.G. Witteman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. T. Alexander en mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 maart 2010.
*1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
*2 Zie o.a. HR 2 februari 2010, LJN BK5172.
*3 Proces-verbaal d.d. 22 juni 2009 (map ZD02A, pagina 4486 e.v.).
*4 Proces-verbaal van bevindingen m.b.t. henneptransporten naar ‘Engeland’ 17 november 2009 (map 1e AD, pagina 6646 e.v.).
*5 OVC 28, 5 maart 2009, 16.14 uur (map M2, pagina 2901) en OVC 36, 13 maart 2009, na 8.10 uur (map M2, pagina 3014).
*6 OVC 41, 16 maart 2009, 14.25 uur (map ZD 01, pagina 4477).
*7 OVC 25, 3 maart 2009, 10.31 uur en 11.48 uur (map M2, pagina 2845 en 2847) en OVC 29, 6 maart 2009, 14.53 uur (map M2, pagina 2916).
*8 Proces-verbaal hennepdroog en verpakruimte [adres 2] (map ZS 02A, pagina 4875 e.v.); proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] (map P, pagina 221 en 227); proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 4] (map P, pagina 365).
*9 OVC 34, 11 maart 2009, 16.37 uur (map M2, pagina 2997).
*10 OVC 10, 17 februari 2009, 12.03 uur (map ZD 02A, pagina 4705).
*11 Tapgesprek 20 februari, 13.46 uur (map M3, pagina 3228).
*12 OVC 28, 5 maart 2009, 8.24 uur (map M2, pagina 2889).
*13 OVC 32, 9 maart 2009, 16.33 uur (map ZD 01, pagina 4466) en OVC 36, 13 maart 2009, 10.14 uur (map M2, pagina 3017).
*14 OVC 29, 6 maart 2009, 14.46 en 14.53 uur (map M2, pagina 2916).
*15 OVC 32, 9 maart 2009, 11.15 uur (map M2, pagina 2939).
*16 OVC 32, 9 maart 2009, 11.15 uur (map M2, pagina 2939) en 10 maart 2009, 12.58 uur (map M2, pagina 2958).
*17 OVC 35, 12 maart 2009, 08.25 uur (map M2, pagina 3001).
*18 Proces-verbaal 17 maart 2009 (map I, pagina 6699-6700), proces-verbaal van bevindingen 17 maart 2009 (map I, pagina 6928, 6931-6932), proces-verbaal 17 maart 2009 (map I, pagina 6820-6821).
*19 OVC 34, 11 maart 2009, 11.01 uur (map M2, pagina 2986).
*20 OVC 10, 17 februari 2009, 14.45 uur (map ZD 02, pagina 4714).
*21 OVC 32, 9 maart 2009, 11.15 uur (map M2, pagina 2939).
*22 Proces-verbaal 16 juni 2009 (map ZD 01, pagina 4117-4118).
*23 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 8] van 24 maart 2009 (map P1, pagina 498-503) en proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 3] van 4 april 2009 (map P2, pagina 621-627).
*24 Huurovereenkomst [adres 1] (map ZD 01, pagina 4176 e.v.).
*25 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 8] d.d. 24 maart 2009 (map ZD 01, pagina 4165 e.v.)
*26 Proces verbaal van verhoor [betrokkene 4] d.d. 6 april 2009 (map P2, pagina 644 e.v.).
*27 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 5 mei 2009 (map P, pagina 218 e.v.).
*28 Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 5] d.d. 31 maart 2009 (map P1, pagina 573 e.v.) en d.d.
1 april 2009 (map P1, p. 584 e.v.).
*29 Aanvullend proces-verbaal Zaaksdossier 02 (aanvullend dossier, pagina 6636).
*30 Aanvullend proces-verbaal Zaaksdossier 02 (aanvullend dossier, pagina 6634 e.v.).
*31 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 februari 2010.
*32 OVC 11, 17 februari 2009, 18.52 uur en 19.13 uur (map M1, pagina 2682 e.v.).
*33 OVC 13, 19 februari 2009, 8.55 uur (map M1, pagina 2694).
*34 OVC 22, 28 februari 2009, 11.30 uur (map M2, pagina 2806).
*35 OVC 33, 10 maart 2009, 15.03 uur, (map M2, pagina 2967).
*36 Proces-verbaal (map I, pagina 6699 e.v.).
*37 Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie (map ZD04, pagina 5894 e.v.).
*38 OVC 22, 28 februari 2009, 12.33 uur (map ZD04, pagina 5648); OVC 25, 3 maart 2009, 11.16 uur (map ZD04, pagina 5684).
*39 Proces-verbaal van bevindingen (map I, pagina 6928 en 6931 e.v.).
*40 Proces-verbaal onderzoek wapens en munitie (map ZD04, pagina 5902 e.v.).