ECLI:NL:RBHAA:2010:BL7285

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/1243 (rekest)
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift tot opheffing van beslag op geld en horloge

Op 14 oktober 2009 diende klager, vertegenwoordigd door mr. M.H. Aalmoes, een klaagschrift in bij de rechtbank Haarlem met het verzoek tot opheffing van beslag op diverse goederen, waaronder geldbedragen en een horloge. Het beslag was gelegd op 27 november 2008 in het kader van een strafzaak tegen [betrokkene 1]. De rechtbank had eerder op 10 november 2009 in die strafzaak het geld en het horloge verbeurd verklaard. Klager stelde dat het geld hem toebehoorde, geleend van zijn grootvader voor een verbouwing, en dat de rechtbank ten onrechte de schuldbekentenis terzijde had geschoven. Tijdens de behandeling op 18 februari 2010 werd de zaak besproken, waarbij de officier van justitie, mr. B. Lijnse, aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de eerder ingediende schuldbekentenis niet betrouwbaar was en dat er twijfels bestonden over de echtheid van de nieuwe bewijsstukken die klager had overgelegd. De rechtbank concludeerde dat het in beslag genomen geld niet van klager was en dat de bankpas, zoals eerder bepaald, terug moest naar de uitgevende instantie. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de verdediging eerder onjuiste bewijsstukken had ingediend, wat de geloofwaardigheid van de nieuwe claims van klager ondermijnde. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 4 maart 2010.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 09/1243
Parketnummer: 15/840106-08 (in de strafzaak tegen [betrokkene 1])
Uitspraakdatum: 4 maart 2010
beschikking (art. 552a Sv.)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 14 oktober 2009 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een klaagschrift, gedateerd 14 oktober 2009 van mr. M.H. Aalmoes, gemachtigde van
[klager], klager,
geboren op [geboortedatum],
wonende te [adres],
domicilie kiezende te Amsterdam, ten kantore van mr. M.H. Aalmoes, advocaat.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van:
- $ 25.000,- in coupures van $ 100,- dollarbiljetten;
- € 26.420,- in coupures van € 500,-, € 200,-, € 100,-, € 50,- en € 10,-;
- horloge merk Baume & Mercier;
- bankpas op naam van [naam] ([klager]).
Op 18 februari 2010 is dit klaagschrift op een openbare zitting in raadkamer behandeld.
Voor klager is verschenen mr. M.H. Aalmoes, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. B. Lijnse.
Van het verhandelde ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De inhoud daarvan wordt als hier ingelast beschouwd.
2. Beoordeling
Vast is komen te staan, dat bedoeld geld, horloge en de bankpas op 27 november 2008 op rechtmatige wijze onder de heer [betrokkene 1] in beslag zijn genomen. De rechtbank Haarlem heeft in haar vonnis d.d. 10 november 2009 inzake [betrokkene 1] het horloge en het geld verbeurd verklaard. Tevens heeft zij bepaald dat de bankpas teruggegeven dient te worden aan de uitgevende instantie. [betrokkene 1] is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak.
Namens klager is er onder meer op gewezen, dat het geld dat onder de heer [betrokkene 1] in beslag is genomen, hem toebehoort. Hij had dit geld geleend van zijn opa voor de verbouwing van een pand aan de [adres]. De raadsvrouw overlegt een brief van advocatenkantoor Kennedy van der Laan waaruit blijkt dat er daadwerkelijk een verbouwing plaatsvond aan de [adres]. Zij is van mening dat de rechtbank in haar uitspraak van 10 november 2009 inzake [betrokkene 1] ten onrechte de schuldbekentenis, waarin is aangegeven dat klager een geldbedrag van [betrokkene 2] te leen heeft ontvangen, ter zijde heeft geschoven. De rechtbank is hierbij abusievelijk er vanuit gegaan dat [betrokkene 2] de grootvader van klager is, terwijl [betrokkene 3] de grootvader van klager is, die anders dan [betrokkene 2] niet slechts veertien jaar ouder is dan klager.
Uit de volmacht die thans wordt overgelegd, blijkt dat de grootvader van klager, de heer [betrokkene 3], geboren in [geboortejaar], de heer [betrokkene 2] heeft gevolmachtigd als zijn zaakwaarnemer op te treden. De schuldbekentenis geeft aan dat klager het geleende geld heeft ontvangen van deze [betrokkene 2]. Tevens heeft de verdediging reeds stukken overlegd waaruit blijkt dat [betrokkene 2] de grootvader van klager al langer vertegenwoordigt en dat [betrokkene 3] een vermogend man is die veel onroerend goed bezit.
Ten aanzien van het in beslag genomen horloge wordt er op gewezen dat klager in het bezit was van 2 horloges van het merk Baume & Mercier. Dit blijkt uit foto’s die in de bijlagen zijn opgenomen. In een van de bijlagen zitten tevens kopieën van 2 garantiecertificaten met betrekking tot die horloges. De raadsvrouw overlegt thans een eigendomsbewijs waaruit blijkt dat het in beslag genomen horloge eigendom is van klager. Dit eigendomsbewijs heeft zij in januari van de vrouw van klager ontvangen. Het nummer dat op dit eigendomsbewijs vermeld staat, komt overeen met het nummer dat in het vonnis staat als in beslag genomen voorwerp nummer 38. Abusievelijk zijn tijdens de strafzaak inzake [betrokkene 1] de bewijzen die zien op het andere horloge van klager overgelegd.
De officier van justitie geeft aan dat er ten aanzien van de in beslag genomen goederen door de verdediging tijdens de strafzaak inzake [betrokkene 1] verschillende stukken zijn overlegd die later onjuist bleken te zijn. Na onderzoek door verbalisanten is gebleken dat de reparatiebonnen met betrekking tot het horloge, die zouden moeten aantonen dat het horloge van klager in eigendom is, niet het horloge betreft dat in beslag is genomen. Ten aanzien van de verklaring van klager als getuige in de zaak [betrokkene 1] afgelegd dat het in beslag genomen geld van hem zou zijn, heeft de rechtbank Haarlem vastgesteld in haar vonnis, dat deze verklaring kennelijk leugenachtig is onder meer nu blijkens de schuldbekentenis met betrekking tot de lening, de grootvader van klager slechts 14 jaar ouder is dan klager zelf. Nu komt klager met een nieuw verhaal over het geleende geld en een nieuw eigendomsbewijs met betrekking tot het horloge. Op het eigendomsbewijs dat zojuist is overgelegd, ziet de officier van justitie dat de naam [klager] met een andere kleur pen lijkt te zijn geschreven. Gelet op de twijfels omtrent de echtheid wenst de Officier van Justitie de echtheid te onderzoeken en neemt het daartoe in beslag. Ten aanzien van het verhaal van de zaakwaarnemer van grootvader merkt de officier van justitie op dat het onbegrijpelijk is dat klager dit niet veel eerder heeft aangeven. Klager is in Suriname uitgebreid gehoord door de rechter-commissaris, ook specifiek omtrent het lenen van geld van zijn grootvader. Tijdens dit verhoor heeft hij niets gezegd over een tussenpersoon.
Omtrent de in beslag genomen bankpas merkt de officier van justitie op dat het OM zich tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak tegen [betrokkene 1] op het standpunt heeft gesteld dat de pas retour diende te gaan naar de uitgevende instantie. De bank kan dan beslissen wie als eigenaar van de bankpas aangemerkt dient te worden en of de pas aan deze persoon terug gegeven dient te worden. De rechtbank is hierin toen meegegaan.
Concluderend stelt de officier van justitie dat het bezwaarschrift ongegrond verklaard dient te worden.
De rechtbank stelt voorop dat eerder in de strafprocedure tegen [betrokkene 1] door klager bewijzen zijn overgelegd, die volgens klager het eigendom van het horloge zouden moeten aantonen, maar die naar uit nader onderzoek bij [naam bedrijf] alsnog is gebleken, echter niet zien op het in beslag genomen horloge. Dit gegeven, gecombineerd ook met het feit dat de partner van klager, als getuige gehoord, niet op de hoogte was van een aantal kenmerken van het horloge, was aanleiding voor de rechtbank te oordelen dat de bewijzen geen betrekking hebben op het in beslag genomen horloge. Thans overlegt klager een nieuw eigendomsbewijs die thans wel zou zien op het in beslag genomen horloge. Het OM twijfelt aan de echtheid van het nieuw overgelegde bewijs, blijkens de waarneming van de officier van justitie tijdens de behandeling ter terechtzitting dat de naam van klager met een andere kleur pen zou zijn geschreven en het feit dat er reeds meerdere malen door de verdediging, naar later bleek, onjuiste bewijsstukken aangeleverd zijn. Door de nonchalance waarmee de verdediging bewijsstukken aandraagt en nu dit niet altijd juiste informatie blijkt te zijn, wijst de rechtbank het verzoek om teruggave van het horloge aan klager, mede gelet op de twijfel omtrent de juistheid van dit eigendomsbewijs, in dit stadium af.
Ten aanzien van het onder de heer [betrokkene 1] in beslag genomen geld overweegt de rechtbank als volgt. De eerder overgelegde schuldbekentenis is om meerdere redenen ter zijde geschoven door de rechtbank in zijn eerder genoemde uitspraak van 10 november 2009. Allereerst rezen grote twijfels, gelet op de verklaring van klager als getuige afgelegd dat hij in juni of juli 2008 het geld heeft gegeven aan de heer [betrokkene 1], terwijl in de schuldbekentenis staat dat klager op 1 augustus 2008 het geld ter leen heeft ontvangen. Voorts viel op dat de schuldbekentenis dateert van 9 januari 2009, derhalve van een veel latere datum dan de datum waarop het geld zou zijn geleend. En daarbij kwam dat de schuldbekentenis zou zien op een lening verstrekt door de grootvader van klager aan klager, hetgeen moeilijk te rijmen viel met het feit dat blijkens de schuldbekentenis klager geld schuldig zou zijn aan [betrokkene 2], welke persoon slechts veertien jaar ouder bleek te zijn dan klager. De verdediging stelt thans dat [betrokkene 2] slechts een tussenpersoon betreft die namens [betrokkene 3], de grootvader van klager, optreedt als zijn zaakwaarnemer. De rechtbank stelt vast dat, eerst nadat is gebleken dat [betrokkene 2] niet de grootvader van klager kan zijn, terwijl klager uitgebreid de gelegenheid heeft gehad de schuldbekentenis toe te lichten, thans met nieuwe stukken komt waaruit zou moeten blijken dat [betrokkene 2] slechts tussenpersoon zou zijn. De schuldbekentenis laat zich allereerst niet rijmen met meerdere schuldbekentenissen die thans door de verdediging zijn overlegd, waarin steeds [betrokkene 3] genoemd staat als degene aan wie een ander persoon, een bedrag schuldig is, waarbij expliciet genoemd staat dat [betrokkene 2] als gemachtigde optreedt. Ook valt op dat de heer [betrokkene 2] in de schuldbekentenis van 25 oktober 2006 nog [naam] heet, en in de schuldbekentenis van 12 januari 2009 [naam]. Bij de schuldbekentenis van 12 januari 2009 staat vermeld dat klager geld geleend heeft van [betrokkene 2]. In ieder geval blijkt uit de schuldbekentenis niet dat klager geld heeft geleend van naar klager nu stelt zijn grootvader, [betrokkene 3]. De rechtbank concludeert dan ook dat niet is gebleken dat het geld dat onder de heer [betrokkene 1] in beslag is genomen eigendom is van klager.
Met betrekking tot de onder de heer [betrokkene 1] in beslag genomen bankpas overweegt de rechtbank dat deze, zoals reeds in een door haar eerder uitgesproken vonnis is bepaald, terug dient te gaan naar de uitgevende instantie. De bank kan dan, mocht zij daar aanleiding toe zien, zelf besluiten de pas te retourneren aan klager.
Op grond van het vorenstaande dient derhalve met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het klaagschrift ongegrond.
4. Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
Mr. F.G. Hijink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. E. de Witte, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 4 maart 2010.