Blijkens de toelichting op artikel 8:55 Awb heeft de verzetsmogelijkheid alleen betrekking op de vraag of de rechtbank terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. Verzet levert dus geen behandeling ten gronde van de hoofdzaak op. Het gaat thans derhalve alleen om een beoordeling van de kennelijkheid van de door de rechtbank uitgesproken gegrondheid.
In verzet betoogt opposant dat de termijn van twee weken te kort moet worden geacht om een beslissing op het bezwaar te nemen. Gelet op het feit dat de termijn van twee weken in de tweede helft van de decembermaand valt met daarin de kerstdagen en de jaarwisseling, alsmede gelet op het feit dat er sprake is van een nadrukkelijk verzoek om een hoorzitting, kan opposant binnen de gestelde termijn geen beslissing op het bezwaar nemen.
Opposant heeft bij brief van 22 januari 2010 aangegeven dat bij besluit van 6 januari 2010 een beslissing op het bezwaar van eiser is genomen en dat een bedrag van € 500,-- aan verbeurde dwangsommen is overgemaakt aan eiser.
In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, zoals dat geldt na inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep niet tijdig beslissen op 1 oktober 2009, is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.
Ingevolge het derde lid kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
Na ontvangst van het beroepschrift is opposant bij brief van 2 december 2009 gevraagd of het juist is dat de termijn waarbinnen in de onderhavige procedure een besluit dient te worden genomen is overschreden. Voorts is gevraagd of er inmiddels al een besluit is genomen en als dit niet het geval is op welke termijn een besluit te verwachten valt. Voorts is opposant verzocht aan te geven wat aan een eerdere afdoening in de weg stond. Daarbij is opposant erop gewezen dat een beroep tegen het uitblijven van een besluit kan leiden tot een uitspraak van de rechtbank waarbij het beroep gegrond wordt verklaard en waarbij gelast wordt binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit te nemen, op straffe van een dwangsom.
Bij brief van 7 december 2009 heeft opposant aangegeven dat inderdaad sprake is van een termijnoverschrijding en dat de beslissing op het bezwaarschrift te verwachten valt in december 2009 / januari 2010. Opposant heeft daarbij opgemerkt dat de afhandelingstermijn nadelig is beïnvloed door het grote aantal ingediende bezwaar- en beroepschriften in verhouding tot de ongewijzigde personele bezetting. Voorts is opgemerkt dat op 6 oktober 2009 nadere gronden van bezwaar zijn ingediend.
De rechtbank stelt vast dat en dat niet is weersproken dat de beslistermijn is overschreden. Het beroep is gelet hierop terecht gegrond verklaard. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb dient de rechtbank bij een gegrond beroep aan opposant een termijn van twee weken te stellen voor het alsnog nemen van een beslissing, tenzij sprake is van bijzondere gevallen.
De rechtbank begrijpt dat opposant zich in verzet op het standpunt stelt dat sprake is van een bijzonder geval en een beroep doet op de aan de rechtbank toegekende mogelijkheid als opgenomen in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb om een langere termijn te stellen in het dictum.
Hetgeen opposant hiertoe aanvoert, te weten de organisatorische problemen om in de laatste twee weken van december binnen de gestelde termijn van twee weken een beslissing op het bezwaar te nemen, kan naar oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als bijzonder geval welke noopt tot het maken van een uitzondering op de in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb genoemde termijn van twee weken. Opposant heeft, door niet eerder te reageren met en beslissing op het bezwaar, naar aanleiding van bijvoorbeeld de brieven van de gemachtigde van eiser van 2 november 2009 en 12 november 2009 en de brief van de rechtbank van 2 december 2009, het risico genomen te worden geconfronteerd met een door de rechtbank te stellen termijn van twee weken, waarbinnen opposant overigens in de brief van 7 december 2009 had aangegeven te kunnen beslissen.