zaaknummer / rolnummer: 157684 / HA ZA 09-727
Vonnis van 13 januari 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BELVÉDÈRE VASTCONSULT B.V.,
gevestigd te Cruquius, gemeente Haarlemmermeer,
eiseres,
advocaat mr. H.J. Hagemans,
1. [Gedaagde],
wonende te Bennebroek, gemeente Bloemendaal,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M. ZANDERS BEHEER B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagden,
advocaat mr. A.G. Moeijes.
Partijen zullen hierna Belvédère, [gedaagde] en Zanders Beheer genoemd worden. [gedaagde] en Zanders Beheer zullen tezamen als [gedaagde] c.s. worden aangeduid.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 augustus 2009
- het proces-verbaal van comparitie van 19 oktober 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [gedaagde] is bestuurder en enig aandeelhouder van Zanders Beheer.
2.2. Op 30 september 2005 en 28 september 2006 heeft Belvédère, als “de geldgever”, met [gedaagde] en Zanders Beheer, tezamen als “de geldlener”, overeenkomsten van geldlening gesloten. Op grond van deze overeenkomsten heeft Belvédère een bedrag van € 200.000,00 respectievelijk € 150.000,00 aan [gedaagde] c.s. verstrekt.
2.3. Op grond van artikel 3 van de overeenkomsten van geldlening zijn de overeenkomsten aangegaan voor een periode van vijf jaren respectievelijk acht en een half jaar en is [gedaagde] c.s. gehouden om de leningen in vaste termijnen van één kalendermaand, inclusief de verschuldigde rente, af te lossen. Na juni 2008 heeft [gedaagde] c.s. niet meer op de leningen afgelost. Bij brief van 2 maart 2009 heeft Belvédère de nog verschuldigde bedragen ad in totaal € 228.490,28 onmiddellijk en in één som opgeëist.
2.4. Bij brief van 3 maart 2009 heeft de raadsman van de voormalig echtgenote van [gedaagde], [A], Belvédère het volgende bericht:
“(…) Cliënte vernietigt op grond van artikel 1:89 juncto 1:88 BW hierdoor:
1. De hoofdelijke aansprakelijkstelling opgenomen in de leningovereenkomst gesloten tussen u enerzijds en M. Zanders Beheer B.V. en [gedaagde] anderzijds d.d. 30 september 2005.
2. De hoofdelijke aansprakelijkstelling opgenomen in de leningovereenkomst gesloten tussen u enerzijds en M. Zanders Beheer B.V. en [gedaagde] anderzijds d.d. 28 september 2006.
Reden voor deze vernietiging is dat de betreffende rechtshandelingen zijn verricht zonder dat cliënte als echtgenote daarvoor toestemming heeft gegeven, terwijl er geen sprake is van de uitzondering dat de betreffende handelingen zijn verricht in het kader van de normale uitoefening van het bedrijf.(…)”
3.1. Belvédère vordert samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagde] c.s. tot betaling van een bedrag van € 228.490,28, vermeerderd met de contractuele boeterente van 1,5% per maand, een bedrag van € 4.165,00 aan buitengerechtelijke incassokosten alsmede de kosten van de procedure.
3.2. [gedaagde] c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. Primair roept [gedaagde] c.s. met een beroep op dwaling de vernietiging van de overeenkomsten van geldlening in. Hiertoe heeft [gedaagde] c.s. het volgende gesteld. De overeenkomsten van geldlening zijn direct verbonden aan een huurovereenkomst die op 11 mei 2005 is gesloten tussen Zanders Beheer als huurder en [B] en [C] als verhuurder. Op grond van deze huurovereenkomst huurde Zanders Beheer een bedrijfsruimte (hierna: de bedrijfsruimte) van [B] en [C] voor een bedrag van € 601.620,00 per jaar terwijl de marktconforme huurprijs van deze bedrijfsruimte € 240.000,00 per jaar bedraagt. Door [B] en [C] is voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst aan Zanders Beheer een financieel businessplan voorgehouden waarmee – ondanks een veel te hoge huur – een zeer hoge winst zou kunnen worden gerealiseerd. [B] en [C] hadden Zanders Beheer evenwel moeten meedelen dat de door hen gepresenteerde cijfers niet waren gebaseerd op enig (markt)onderzoek en puur door hen gegist waren. De huurovereenkomst is derhalve vernietigbaar wegens dwaling. De overeenkomsten van geldlening zijn op gelijke gronden wegens dwaling vernietigbaar, aldus [gedaagde] c.s..
4.2. Dit bovenstaande, primaire verweer wordt door de rechtbank verworpen. De huurovereenkomst is immers gesloten met [B] en [C] terwijl de overeenkomsten van geldlening zijn gesloten met Belvédère. De enkele omstandigheid dat Belvédère een vennootschap is van [B] dan wel dat [B] directeur is van Belvédère kan niet tot het oordeel leiden dat de overeenkomsten van geldlening om die reden hetzelfde lot dienen treffen als de huurovereenkomst. Dat de overeenkomsten van geldlening net als de huurovereenkomst werden gesloten ten behoeve van de in de gehuurde bedrijfsruimte te exploiteren onderneming van [gedaagde] c.s. is evenmin voldoende om een dergelijke conclusie te kunnen rechtvaardigen. De vraag of de huurovereenkomst met succes wegens dwaling kan worden vernietigd, kan dan ook onbeantwoord blijven.
4.3. Op de hiervoor onder rov. 4.1 weergegeven gronden heeft [gedaagde] c.s. zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de redelijkheid en billijkheid er aan in de weg staan dat Belvédère nakoming van de overeenkomsten van geldlening verlangt. Ook dit verweer wordt door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd verworpen. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat [gedaagde] c.s. niet heeft betwist dat de inkomsten uit onderhuur (van de in de bedrijfsruimte verhuurde showruimten), de huurprijs overstegen. Voorts acht de rechtbank van belang dat [gedaagde] tijdens de comparitie van partijen zelf heeft verklaard dat de markt ten tijde van het starten van de onderneming heel snel veranderde, dat er andere partijen op de markt kwamen en dat er geen echt marktonderzoek is gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn dit omstandigheden die voor het (ondernemers)risico van [gedaagde] c.s. dienen te komen. In het licht van het voorgaande heeft [gedaagde] c.s. onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat de redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen dat de bedragen die [gedaagde] c.s. ten behoeve van de te exploiteren onderneming van Belvédère heeft geleend, niet aan deze zou hoeven te worden terugbetaald.
4.4. Tenslotte heeft [gedaagde] c.s. aangevoerd dat ten aanzien van [gedaagde] de overeenkomsten van geldlening wegens het ontbreken van toestemming ingevolge artikel 1:88 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) rechtsgeldig door zijn voormalig echtgenote zijn vernietigd. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende. [gedaagde] en Zanders Beheer zijn tezamen als “de geldlener” de overeenkomsten van geldlening aangegaan. Uit deze overeenkomsten vloeit niet voort dat zij zich hoofdelijk hebben verbonden. Gesteld noch gebleken is op grond waarvan er desalniettemin sprake zou zijn van hoofdelijke verbondenheid. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat er op grond van artikel 6:6 lid 1 BW sprake is van verbondenheid voor gelijke delen en niet van een situatie waarin [gedaagde] zich bij de overeenkomsten van geldlening heeft verbonden als hoofdelijk schuldenaar voor een schuld van Zanders Beheer. [gedaagde] heeft zich bij deze overeenkomsten verbonden voor de helft van het geleende bedrag. Op grond van artikel 1:88 BW is de toestemming van de echtgenote van [gedaagde] voor deze overeenkomsten van geldlening niet vereist. Het toestemmingsvereiste geldt immers slechts voor handelingen die in lid 1 van dit artikel met name worden genoemd (HR 29 november 2002, NJ 2003/152).
4.5. Nu uit de overeenkomsten van geldlening niet voortvloeit dat [gedaagde] en Zanders Beheer zich hoofdelijk hebben verbonden en Belvédère evenmin heeft gesteld laat staan onderbouwd op grond waarvan er desalniettemin sprake zou zijn van hoofdelijke verbondenheid, zal de gevorderde hoofdelijke veroordeling worden afgewezen.
4.6. Ook de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Belvédère heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.7. De vordering tot vergoeding van de kosten van conservatoir beslag zal eveneens als onvoldoende onderbouwd worden afgewezen, omdat Belvédère heeft verzuimd de beslagstukken in het geding te brengen.
4.8. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat de vordering van Belvédère – afgezien van de gevorderde hoofdelijkheid, de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en beslagkosten – voor toewijzing gereed ligt. Het bewijsaanbod van [gedaagde] c.s. wordt als niet ter zake dienend en onvoldoende geconcretiseerd gepasseerd. De rechtbank zal [gedaagde] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen. Deze kosten worden aan de zijde van Belvédère begroot op:
- dagvaarding € 85,98
- vast recht € 4.938,00
- salaris advocaat € 4.000,00 (2 punten x tarief € 2000,00)
totaal € 9.023,85
5.1. veroordeelt [gedaagde] en Zanders Beheer tot betaling aan Belvédère van een bedrag van € 228.490,28 te vermeerderen met de contractuele boeterente van 1,5 % per maand over de niet tijdig betaalde maandelijkse termijnen tot de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [gedaagde] en Zanders Beheer in de kosten van de procedure aan de zijde van Belvédère, welke kosten worden bepaald op € 5.023,85 aan verschotten en € 4.000,00 aan salaris voor de advocaat,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.C. Hofman, mr. A.J. Wolfs en mr. K.I. de Jong en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2010.?