ECLI:NL:RBHAA:2010:BK9092

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/996521-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en rechtmatigheid van conservatoir beslag in de Klimop-zaak

Op 12 januari 2010 heeft de rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift van [D] B.V. tegen de gelegde conservatoire beslagen. Het klaagschrift, ingediend door de advocaten mr. C.A.M.J. Raymakers en mr. S.R. van Breukelen, strekte tot opheffing van het beslag dat was gelegd op een bedrag van € 8.158.347,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 18 december 2009, waarbij de klaagster werd vertegenwoordigd door haar advocaten en de officier van justitie mr. C.J. Zweers aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van de beslagen niet in het geding was, ondanks de door klaagster aangevoerde punten over de grondslag en de hoogte van het beslag. De rechtbank stelde vast dat de beslagen niet disproportioneel waren, ook al was er sprake van een overlap van beslagen ten laste van meerdere (rechts)personen. De rechtbank benadrukte dat de vermelding van het maximumbedrag niet betekende dat dit het maximale bedrag was waarvoor beslag mocht worden gelegd, maar dat het ging om het bedrag waarvoor de beslaglegger een vordering pretendeerde.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat het hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later een ontnemingsmaatregel zou opleggen. De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, waarmee de gelegde beslagen in stand bleven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige raadkamer, bestaande uit de rechters M.J.A. Plaisir, J.J. Dijk en K.G. Witteman, in aanwezigheid van griffier mr. D. Ket.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige raadkamer
Registratienummer: 09/1429
Parketnummer: 15/996521-09 (Klimop-zaak)
Uitspraakdatum: 12 januari 2010
Beschikking (art. 552a Sv)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 18 november 2009 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een klaagschrift, gedateerd 18 november 2009 van mr. C.A.M.J. Raymakers en mr. S.R. van Breukelen, gemachtigden van
[D] B.V., klaagster,
gevestigd te [adres],
domicilie kiezende te (1082 MA) Amsterdam, Gustav Mahlerplein 2, ten kantore van
mr. C.A.M.J. Raymakers en mr. S.R. van Breukelen, advocaten.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klaagster van:
- € 8.158.347,-.
Op 18 december 2009 is dit klaagschrift op een openbare zitting in raadkamer behandeld.
Voor klaagster is verschenen mr. C.A.M.J. Raymakers, voornoemd en mr. C.M. Slangem.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. C.J. Zweers.
2. Beoordeling
Vast is komen te staan, dat ten laste van klaagster beslagen zijn gelegd en dat de beslagen nog voortduren.
Klaagster bestrijdt de rechtmatigheid van voornoemd beslag op grond van de volgende punten:
- de grondslag van het conservatoir beslag is niet nader toegelicht en de hoogte van het geldbedrag waarop conservatoir beslag is tot op heden onbekend;
- het totaal van de tegoeden en vorderingen waarop thans onder de verschillende (derde-)beslagenen beslag is gelegd overschrijdt de door de rechter-commissaris verleende machtiging om conservatoir beslag te leggen ten bedrage van maximaal € 8.300.000-, terwijl niet is aangetoond dat die overschrijding gerechtvaardigd en noodzakelijk is;
- er is sprake van een overlapping van de beslagen die door BOOM zijn gelegd ten laste van [A & B] N.V. en de vennootschappen van haar vennoten [vennoot B] en [vennoot A], te weten respectievelijk [C] B.V. en klaagster. Al deze beslagen hebben betrekking op dezelfde vorderingen tot voordeelsontneming.
Namens klager is er onder meer op gewezen, dat:
- door MAB Bouwfonds ter zake min of meer dezelfde schade beslag is gelegd;
- de voordeelsberekening waarop het beslag is gebaseerd, onjuist is, omdat daarin begrepen zijn aan [A & B] N.V. betaalde vergoedingen voor reële en daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden, zodat van wederrechtelijk voordeel geen, althans niet in die mate, sprake is.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat:
- voldaan is aan de eisen van artikel 94a, eerste en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en de relevante jurisprudentie, nu sprake is van een verdenking wegens een misdrijf van de vijfde geldboetecategorie en nu zich niet voordoet het geval dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een ontnemingsmaatregel zal opleggen;
- de gelegde beslagen niet disproportioneel zijn nu gelet op de - tot op heden - afgelegde derdenverklaringen het totaal van de door het beslag getroffen geldbedragen aanzienlijk lager is dan de in de machtigingen vermelde maximumbedragen, terwijl het uiteindelijke wederrechtelijk verkregen voordeel waarschijnlijk hoger zal uitvallen dan thans is begroot.
De rechtbank oordeelt op grond van het vorenstaande als volgt. Uitgangspunt is dat de toetsing ex artikel 552a Sv een marginale is en dat thans niet ten gronde wordt getreden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren ontnemingsprocedure. In het kader van dit klaagschrift dient te worden onderzocht:
- of er ten tijde van de beslissing sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en
- of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
Blijkens de aanvraag machtiging leggen conservatoir beslag ten laste van klaagster, wordt klaagster verdacht van het feitelijk leiding geven aan het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) en witwassen (420bis Sr). Voor elk van deze misdrijven kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd. Aan het eerstgenoemde criterium is derhalve voldaan. Klaagster heeft dit ook niet betwist.
Klaagster betwist evenmin dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, haar een ontnemingsmaatregel zal opleggen. Voor zover het beklag van klaagster zich richt op de onderbouwing en de hoogte van het geschatte voordeel, valt een beoordeling hiervan buiten het kader van deze beklagprocedure.
Omtrent de door klaagster gestelde ‘overlap’ van beslagen overweegt de rechtbank dat de beslagen, ook waar deze elkaar mogelijk gedeeltelijk overlappen, niet disproportioneel zijn. Immers, met de vermelding van het maximumbedrag is niet beoogd het maximale bedrag te geven waarvoor het beslag mag worden gelegd, maar het bedrag waarvoor de beslaglegger een vordering op de beslagdebiteur pretendeert te hebben en verhaal beoogt te zoeken. Bovendien blijkt uit de tot nu toe gedane derdenverklaringen niet van een overschrijding van het door de rechter-commissaris vastgestelde maximum.
Dat ten laste van meerdere (rechts)personen beslag is gelegd ten aanzien van hetzelfde wederrechtelijk verkregen voordeel staat aan de rechtmatigheid van de gelegde beslagen niet in de weg. Bij meerdere verdachten geldt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vanuit het subject moet worden beschouwd en niet vanuit het object. Derhalve kan bij meerdere verdachten worden ontnomen zonder dat sprake is van een dubbele ontneming.
De conclusie is dan ook dat het beklag ongegrond is.
Op grond van het vorenstaande dient derhalve met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beklag ongegrond.
4. Samenstelling meervoudige raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. M.J.A. Plaisir, rechter,
mrs. J.J. Dijk en K.G. Witteman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ket griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2010.
Mr. J.J. Dijk is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.