ECLI:NL:RBHAA:2010:BK9090

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/996527-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslaglegging en rechtmatigheid in de Klimop-zaak

Op 12 januari 2010 heeft de rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak met registratienummer 09/1406, waarin klaagster, [C] B.V., een klaagschrift indiende tegen de gelegde beslagen. Het klaagschrift, ingediend door mr. C.A.M.J. Raymakers, strekte tot opheffing van het beslag van € 4.370.754,08, dat was gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar valsheid in geschrift en witwassen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 18 december 2009, waarbij klaagster werd vertegenwoordigd door mr. C.A.M.J. Raymakers en mr. C.M. Slangen, en de officier van justitie mr. C.J. Zweers aanwezig was.

De rechtbank oordeelde dat de rechtmatigheid van de beslagen niet in het geding was, ondanks de door klaagster aangevoerde punten, waaronder de vermeende overlap van beslagen en de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank stelde vast dat de beslagen niet disproportioneel waren en dat de vermelding van het maximumbedrag niet betekende dat dit het maximale bedrag was waarvoor beslag gelegd mocht worden. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later een ontnemingsmaatregel zou opleggen.

De rechtbank verklaarde het beklag ongegrond, waarbij werd opgemerkt dat de rechtmatigheid van de gelegde beslagen niet werd aangetast door het feit dat er beslag was gelegd op dezelfde vorderingen ten laste van meerdere (rechts)personen. De rechtbank benadrukte dat bij meerdere verdachten het wederrechtelijk verkregen voordeel vanuit het subject moet worden beschouwd, wat betekent dat ontneming mogelijk is zonder dat sprake is van dubbele ontneming. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de meervoudige raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige raadkamer
Registratienummer: 09/1406
Parketnummer: 15/996527-08 (Klimop-zaak)
Uitspraakdatum: 12 januari 2010
Beschikking (art. 552a Sv)
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 20 november 2009 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een klaagschrift, gedateerd 19 november 2009 van mr. C.A.M.J. Raymakers, gemachtigde van
[C] B.V. , klaagster,
gevestigd te [adres],
domicilie kiezende te (1082 MA) Amsterdam, Gustav Mahlerplein 2, ten kantore van mr. C.A.M.J. Raymakers, advocaat.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klaagster van:
- € 4.370.754,08.
Op 18 december 2009 is dit klaagschrift op een openbare zitting in raadkamer behandeld.
Voor klaagster is verschenen mr. C.A.M.J. Raymakers voornoemd en mr. C.M. Slangen.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. C.J. Zweers.
2. Beoordeling
Vast is komen te staan, dat ten laste van klaagster beslagen zijn gelegd en dat de beslagen nog voortduren.
Klaagster bestrijdt de rechtmatigheid van voornoemd beslag op grond van de volgende punten:
- de grondslag van het conservatoir beslag is niet nader toegelicht;
- het totaal van de tegoeden en vorderingen waarop thans onder de verschillende (derde-)beslagenen beslag is gelegd overschrijdt de door de rechter-commissaris verleende machtiging om conservatoir beslag te leggen ten bedrage van maximaal € 8.968.780,-, terwijl niet is aangetoond dat die overschrijding gerechtvaardigd en noodzakelijk is;
- er is sprake van een overlapping van de beslagen die door BOOM zijn gelegd ten laste van [A & B] N.V. en de vennootschappen van haar vennoten [vennoot B] en [vennoot A], te weten respectievelijk klaagster en [D] B.V. Al deze beslagen hebben betrekking op dezelfde vorderingen tot voordeelsontneming;
- nu het voordeel ter zake van het project Eurocenter is geschat op een geldbedrag van € 8.027.169,02, dienen de gelegde beslagen voornoemd geldbedrag niet te overschrijden.
Namens klager is er onder meer op gewezen, dat
- door MAB Bouwfonds ter zake min of meer dezelfde schade beslag is gelegd;
- de voordeelsberekening waarop het beslag is gebaseerd, onjuist is, omdat daarin begrepen zijn aan [A & B] N.V. betaalde vergoedingen voor reële en daadwerkelijk uitgevoerde werkzaamheden, zodat van wederrechtelijk voordeel geen, althans niet in die mate, sprake is.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat:
- voldaan is aan de eisen van artikel 94a, eerste en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en de relevante jurisprudentie nu sprake is van een verdenking wegens een misdrijf van de vijfde geldboetecategorie en zich niet voordoet het geval dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte een ontnemingsmaatregel zal opleggen;
- de gelegde beslagen niet disproportioneel zijn nu gelet op de - tot op heden - afgelegde derdenverklaringen het totaal van de door het beslag getroffen geldbedragen aanzienlijk lager is dan de in de machtigingen vermelde maximumbedragen, terwijl het uiteindelijke wederrechtelijk verkregen voordeel waarschijnlijk hoger zal uitvallen dan thans is begroot.
De rechtbank oordeelt op grond van het vorenstaande als volgt. Uitgangspunt is dat de toetsing ex artikel 552a Sv een marginale is en dat thans niet ten gronde wordt getreden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren ontnemingsprocedure. In het kader van dit klaagschrift dient te worden onderzocht:
- of er ten tijde van de beslissing sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en
- of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de verdachte de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
Blijkens de aanvraag machtiging leggen conservatoir beslag ten laste van klaagster, wordt klaagster verdacht van het feitelijk leiding geven aan het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) en witwassen (420bis Sr). Voor elk van deze misdrijven kan een geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd. Aan het eerstgenoemde criterium is derhalve voldaan. Klaagster heeft dit ook niet betwist.
Klaagster betwist evenmin dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, haar een ontnemingsmaatregel zal opleggen. Voor zover het beklag van klaagster zich richt op de onderbouwing en de hoogte van het geschatte voordeel, valt een beoordeling hiervan buiten het kader van deze beklagprocedure.
Omtrent de door klaagster gestelde ‘overlap’ van beslagen overweegt de rechtbank dat de beslagen, ook waar deze elkaar mogelijk gedeeltelijk overlappen, niet disproportioneel zijn. Immers, met de vermelding van het maximumbedrag is niet beoogd het maximale bedrag te geven waarvoor het beslag mag worden gelegd, maar het bedrag waarvoor de beslaglegger een vordering op de beslagdebiteur pretendeert te hebben en verhaal beoogt te zoeken. Bovendien blijkt uit de tot nu toe gedane derdenverklaringen niet van een overschrijding van het door de rechter-commissaris vastgestelde maximum.
Dat ten laste van meerdere (rechts)personen beslag is gelegd ten aanzien van hetzelfde wederrechtelijk verkregen voordeel staat aan de rechtmatigheid van de gelegde beslagen niet in de weg. Bij meerdere verdachten geldt dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vanuit het subject moet worden beschouwd en niet vanuit het object. Derhalve kan bij meerdere verdachten worden ontnomen zonder dat sprake is van een dubbele ontneming.
De conclusie is dan ook dat het beklag ongegrond is.
Op grond van het vorenstaande dient derhalve met inachtneming van de betrekkelijke wetsartikelen te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beklag ongegrond.
4. Samenstelling meervoudige raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door
mr. M.J.A. Plaisier, rechter,
mrs. J.J. Dijk en K.G. Witteman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ket, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2010.
Mr. J.J. Dijk is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.