ECLI:NL:RBHAA:2010:BK8420

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
4 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/5536
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op bezwaar inzake dwangsom

In deze zaak heeft eiseres, V.O.F. Café Biljard Prins Bernhardbrug, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar bezwaar van 21 juli 2006. Dit beroep is ingediend bij de Rechtbank Haarlem op 6 november 2009, na de inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen op 1 oktober 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, is overschreden. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat het beroep ontvankelijk is en dat er sprake is van overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank heeft geen zitting noodzakelijk geacht en heeft het beroep gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres. Tevens is verweerder veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,-- per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 109,25, en het betaalde griffierecht van € 297,-- dient door verweerder aan eiseres te worden vergoed. De uitspraak is gedaan door rechter J.F. Miedema en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier I. Broekhuizen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/5536
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak van:
V.O.F. Café Biljard Prins Bernhardbrug,
gevestigd te Zaandam,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.E. Gorter, van BP & F, Adminstratie- en Fiscaaladviesbureau, gevestigd te Zaandam,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
Procesverloop
1.1 Bij brief van 6 november 2009 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van 21 juli 2006.
Overwegingen
2.1 Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (Staatsblad 2009,383) in werking getreden. Afdeling 8.2.4A van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt deel uit van deze wetswijziging. Ingevolge artikel III, tweede lid, van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen blijft op een bezwaar- of beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit dat is ingediend voor het tijdstip waarop afdeling 8.2.4A van toepassing is geworden, het recht zoals dit gold voor dat tijdstip van toepassing. Nu het beroepschrift is ingediend op 6 oktober 2009, is het recht over het niet tijdig beslissen van toepassing zoals dat geldt vanaf 1 oktober 2009.
2.2 Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2.3 Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
2.4 Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
2.5 Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
2.6 Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
2.7 Het beroep is gericht tegen het uitblijven van een nieuw besluit op bezwaar. De rechtbank stelt vast dat verweerder op grond van de uitspraak van deze Rechtbank van 28 november 2008 verzonden op 3 december 2008 met zaaknummer 07/2526, opnieuw diende te beslissen op het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 13 juni 2006.
2.8 Gelet op hetgeen bepaald is in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb had verweerder uiterlijk op 14 januari 2009 moeten beslissen.
2.9 De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden.
2.10 Verweerder heeft bij brief van 12 november 2009 aan de rechtbank medegedeeld dat de beslistermijn ingevolge artikel 7:10 Awb inderdaad is overschreden. Dit ingevolge vertraging. Verweerder heeft voorts aangegeven dat aan Grontmij Nederland B.V. (hierna: Grontmij) opdracht is gegeven een deskundigenrapport in dezen uit te brengen. In het kader hiervan zal er op 3 december 2009 een hoorzitting plaatsvinden. Naar verwachting zal Grontmij 6 tot 8 weken nodig hebben voor de advisering. Verweerder verwacht zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee weken na eventuele reacties op het deskundigenrapport een beslissing op bewaar te kunnen nemen.
2.11 De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres verweerder bij brief van 4 augustus 2009 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is.
2.12 Het overgangsrecht opgenomen in artikel III van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen beslaat niet de ingebrekestelling. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat een ingebrekestelling gedateerd voor 1 oktober 2009 niet kan worden aangemerkt als een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb.
2.13 Gelet op het vorenstaande is het beroep ontvankelijk en is sprake van overschrijding van de beslistermijn. De rechtbank acht geen onderzoek ter zitting noodzakelijk en zal met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep is gegrond verklaren.
2.14 Gelet op het bepaalde in artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar te nemen.
2.15 Alhoewel het met het oog op een zorgvuldige besluitvorming wenselijk is dat verweerder beschikking heeft over eerdergenoemd deskundigenrapport, ziet de rechtbank niet in waarom een dergelijk rapport, een jaar na de uitspraak van de rechtbank nog niet beschikbaar is. De rechtbank ziet in het feit dat dit deskundigenrapport nog niet beschikbaar is, dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat hier sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, dat noopt tot het stellen van een andere termijn dan eerdergenoemde twee weken.
2.16 De rechtbank bepaalt voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,-- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
2.17 Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 109,25 (1 punt x factor 0,25 x € 437,--) als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van zeer gering gewicht is, nu dit geding slechts betrekking heeft op de vraag of de beslistermijn is overschreden.
2.18 Dit de gegrondverklaring volgt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,-- dient te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar gegrond;
vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
draagt verweerder op alsnog een besluit te nemen op het bezwaar van eiseres van 21 juli 2006 binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,-- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,--;
gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 297,-- aan haar vergoedt;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 109,25, te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, rechter, en op
in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van I. Broekhuizen, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.