ECLI:NL:RBHAA:2009:BR1320

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09-62
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de moeder om haar kind in rechte te vertegenwoordigen in het kader van AWBZ-zorg

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 10 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, de moeder van [naam dochter], en de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het CIZ van 15 augustus 2008, waarin werd vastgesteld dat haar dochter in aanmerking kwam voor AWBZ-zorg in de vorm van wonen met begeleiding en zeer intensieve verzorging. Het CIZ verklaarde het bezwaar van eiseres echter niet-ontvankelijk, omdat zij volgens hen niet bevoegd zou zijn om de zaken van haar dochter te behartigen, aangezien het kind onder toezicht was gesteld en uit huis geplaatst.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiseres het gezag over haar dochter uitoefent en derhalve bevoegd is om haar dochter in rechte te vertegenwoordigen. De rechtbank oordeelde dat het CIZ ten onrechte had gesteld dat eiseres niet bevoegd was om de belangen van haar dochter te behartigen. Bovendien werd vastgesteld dat het bestreden besluit niet was genomen op basis van een wettelijk voorschrift dat op de negatieve lijst van artikel 8:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat, waardoor eiseres wel degelijk bezwaar en beroep kon instellen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gebleken dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier R.C.M. Gerritsen-Martens.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: 152254/2008-4269
AWB 09 - 62
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2009
in de zaak van:
[naam eiseres], in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van
[naam dochter]
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: dr. M.M. Tuk-Koek,
tegen:
de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ),
gevestigd te Driebergen
verweerder.
1. Procesverloop
1.1 Bij besluit van 15 augustus 2008 heeft verweerder ten behoeve van [naam dochter] een indicatiebesluit genomen, inhoudende dat [naam dochter] in aanmerking komt voor AWBZ-zorg in de vorm van wonen met begeleiding en zeer intensieve verzorging.
1.2 Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 27 augustus 2008 bezwaar gemaakt.
1.3 Bij besluit van 4 november 2008 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.4 Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 14 november 2008, aangevuld bij brief van 30 december 2008, beroep ingesteld.
1.5 Op 22 december 2008 heeft de William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de Stichting) namens verweerder een verweerschrift ingediend.
1.6 Het beroep is behandeld ter zitting van 30 december 2008 alwaar zijn verschenen:
- eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde dr. M.M. Tuk-Koek;
- de Stichting vertegenwoordigd door mevrouw S. van Hilst en mevrouw mr. A. Koudijs.
2. Overwegingen
2.1 Gebleken is dat de Stichting ten behoeve van [naam dochter] bij het CIZ een (her)indicatie heeft aangevraagd voor AWBZ-zorg in de vorm van zorg in natura, te weten wonen met begeleiding en zeer intensieve verzorging bij een gezinswoonvorm van [naam]. Het CIZ heeft deze aanvraag ingewilligd voor de periode van 15 augustus 2008 tot 15 februari 2009. Eiseres is het met dit besluit niet eens en heeft bezwaar gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres vervolgens kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres niet bevoegd zou zijn zaken van [naam dochter] te behartigen. Eiseres is volgens het CIZ beperkt in het ouderlijk gezag. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld – onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 april 2008 (LJN:BD1113) – dat het besluit is genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij de Algemene wet bestuursrecht (Awb) behoort, zodat hiertegen op grond van artikel 8:5, eerste lid Awb in samenhang met artikel 7:1 Awb de mogelijkheid van bezwaar niet openstaat.
2.2 De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of verweerder op juiste gronden het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.3 Uit de gedingstukken blijkt dat eiseres het gezag over [naam dochter] uitoefent. Eiseres is derhalve bevoegd haar dochter in rechte te vertegenwoordigen. Verweerder heeft dan ook ten onrechte gesteld dat eiseres niet bevoegd is de zaken van [naam dochter] te behartigen omdat [naam dochter] onder toezicht is gesteld en uit huis geplaatst.
2.4 Voorts staat vast dat onderhavig besluit is genomen op grond van de AWBZ. Het bestreden besluit is dus niet genomen op grond van een wettelijk voorschrift voorkomend op de zogenaamde negatieve lijst horende bij artikel 8:5 Awb, waartegen geen Awb-beroep en evenmin bezwaar mogelijk zou zijn. Verweerder heeft dan ook ten onrechte gesteld dat eiseres tegen het indicatiebesluit geen bezwaar en beroep zou mogen instellen.
2.5 De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bezwaar ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.6 Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit moet worden vernietigd.
2.7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Niet gebleken is dat eiseres voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 4 november 2008;
3.3 bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen;
3.4 wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. van Keken, rechter en op 10 februari 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van R.C.M. Gerritsen-Martens, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.