ECLI:NL:RBHAA:2009:BL6396

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-840024-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van harddrugs met XTC-pillen

In deze strafzaak heeft de rechtbank Haarlem op 23 december 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van harddrugs, specifiek cocaïne en XTC-pillen. De verdachte heeft samen met mededaders een organiserende rol gespeeld in de voorbereidingen voor de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte instructies gaf aan zijn mededaders via telefoon, met als doel om bij een eventuele arrestatie buiten schot te blijven. De verdachte is op 26 februari 2008 aangehouden, nadat er bij een douanecontrole op Schiphol een medeverdachte werd aangehouden met een mobiele telefoon en een foto van een onbekende vrouw. De rechtbank heeft de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende doorzoeking van zijn woning en auto rechtmatig geacht, omdat er voldoende bewijs was voor een redelijk vermoeden van schuld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 14 maanden had geëist, niet toereikend geacht en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zijn verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en is een vlindermes onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840024-08
Uitspraakdatum: 23 december 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 09 december 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 februari 2008 tot en met 05 februari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam, in elk geval in Nederland (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen, al dan niet als bedoeld
in artikel 1lid 4 van de Opiumwet, van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, (telkens) voor te bereiden en/of te bevorderen, (telkens)
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) trachtten te verschaffen en/of
- (daartoe) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het feit;
immers, heeft/hebben verdachte(n) en/of (een of meer van) zijn/hun mededader(s), (telkens)
- (een) actietelefoon(s) aangeschaft en/of ontvangen, althans in gebruik genomen en/of
- (meermalen) met elkaar telefonisch contact gehad (al dan niet via sms) en/of
- (meermalen) afspraken gemaakt en/of
- (meermalen) ontmoetingen en/of besprekingen gehad en/of
- zich naar Schiphol begeven (om een koerier van verdovende middelen van de luchthaven Schiphol op te halen) en/of
- (meermalen) contacten met koeriers gelegd en/of onderhouden en/of
- (meermalen) contacten met afhalers van (de) koerier(s) gelegd en/of onderhouden en/of
- een foto (van een (nog) te arriveren koerier) voorhanden heeft gehad.
Feit 2
hij op of omstreeks 26 februari 2008 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDA en/of MDMA, zijnde XTC een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en gevorderd dat:
?- verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien (14) maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan drie (3) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaar;
?- de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 26, 27 en 29 terug worden gegeven aan de uitgevende instantie;
?- de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 30, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 42 en 43 worden verbeurd verklaard;
?- het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder nummer 36 wordt onttrokken aan het verkeer.
4. Bewijs
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden *1
Feit 1
Op 5 februari 2008 wordt op de airside van luchthaven Schiphol gelegen in de gemeente Haarlemmermeer een man onderworpen aan een douanecontrole. Bij deze douanecontrole worden bij de man, welke later [medeverdachte 1] blijkt te heten, onder andere een mobiele telefoon, waarvan het display nog bedekt was met plastic en een foto van een onbekende vrouw aangetroffen. Na een kort vraaggesprek wordt [medeverdachte 1] aangehouden terzake de vermoedelijke overtreding van artikel 10a van de Opiumwet.*2 Direct na zijn aanhouding ontvangt [medeverdachte 1] op zijn mobiele telefoon een drietal sms-berichten afkomstig van ‘speler 1’. Voorts wordt [medeverdachte 1] door ‘speler 1’op zijn mobiele telefoon gebeld. De strekking van dit telefonisch contact is dat [medeverdachte 1] naar trein zes moet komen. Even later wordt na kort onderzoek op perron zes een tweede man, welke later [medeverdachte 2] blijkt te heten, aangehouden. [medeverdachte 2] is op dat moment in het bezit van een zelfde soort telefoon als [medeverdachte 1]. *3
[medeverdachte 1] is door de Koninklijke Marechaussee meerdere malen verhoord. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op Schiphol was om een tas, waarin waarschijnlijk cocaïne zat, van een drugskoerier over te nemen. Hiervoor zou [medeverdachte 1] 10.000 euro krijgen. Ene [voornaam verdachte] zou [medeverdachte 1] gevraagd hebben of hij de drugs van de koerier wilde overnemen. Hiertoe hebben zij in de voorgaande dagen meermalen overleg gehad. [voornaam verdachte] heeft [medeverdachte 1] vervolgens een foto van de koerier laten zien en hem een Nokia telefoon gegeven. Het was de bedoeling dat ene [voornaam medeverdachte 2] de koerier naar [medeverdachte 1] zou brengen. [medeverdachte 1] zou dan de tas met drugs van de koerier overnemen en Schiphol door de personeelsdoorgang verlaten. [voornaam medeverdachte 2] zou [medeverdachte 1] enkele dagen tevoren al hebben rondgeleid op Schiphol, om te laten zien waar hij de koffer kon overnemen van de koerier. [voornaam medeverdachte 2] zou voorts dezelfde telefoon van [voornaam verdachte] hebben gekregen als [medeverdachte 1] heeft gekregen. [medeverdachte 1] verklaart alles in opdracht van [voornaam verdachte] gedaan te hebben. [voornaam verdachte] zou hem vooraf een sms hebben gestuurd met de tekst ‘de wedstrijd gaat door’. Dit zou betekenen dat de koerier in het vliegtuig zat. [medeverdachte 1] verklaart eveneens dat hij op de dag van zijn aanhouding meermalen telefonisch contact heeft gehad met [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte 2]. *4 Voorts zou [voornaam verdachte] [medeverdachte 1] van te voren verteld hebben dat hij, [voornaam verdachte], in het onderling telefoonverkeer als ‘basis’ zal opereren, dat [naam] onder de naam ‘speler 1’ zou deelnemen en dat hij, [medeverdachte 1], als ‘speler 2’ zou deelnemen. *5
De onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen mobiele telefoon is onderzocht. In deze telefoon zijn meerdere sms-berichten aangetroffen, waaronder een sms bericht van het nummer [mobiel telefoonnummer 1], met de tekst: ‘wedstrijd gaat morgen door zie je morgen’. Voorts zijn er meerdere sms-berichten aangetroffen welke afkomstig zijn van en verstuurd zijn naar de onder medeverdachte [medeverdachte 2] inbeslaggenomen mobiele telefoon. Er is eveneens een sms-bericht aangetroffen dat verzonden is naar het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer 2], dat opgeslagen staat als ‘basis’. *6 Ook in de onder medeverdachte [medeverdachte 2] inbeslaggenomen mobiele telefoon zijn meerdere sms-berichten aangetroffen. In deze telefoon zijn meerdere sms-berichten aangetroffen welke afkomstig zijn van en verstuurd zijn naar de onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen mobiele telefoon. Voorts zijn er meerdere sms-berichten aangetroffen welke afkomstig zijn van en verstuurd zijn naar het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer 2], dat ook in zijn telefoon opgeslagen staat als ‘basis’. *7
Bij het onderzoek naar de identiteit van de door [medeverdachte 1] genoemde [voornaam verdachte] heeft [medeverdachte 1] het adres [adres] aangewezen als vermoedelijk woonadres van deze [voornaam verdachte]. *8 Uit raadpleging van openbare internetbronnen is gebleken dat [voornaam verdachte] waarschijnlijk betreft [verdachte], verdachte. Uit het geautomatiseerde systeem van de Belastingdienst is gebleken dat [verdachte] tot 30 oktober 2007 ingeschreven heeft gestaan op het adres [adres]. *9 Voorts is uit dat register gebleken dat [verdachte] sinds 14 februari 2008 staat ingeschreven op voornoemd adres. *10
Naar aanleiding van het vorengaande is verdachte [verdachte] op 26 februari 2008 aangehouden. *11 Op 26 februari 2008 heeft er onder leiding van rechter-commissaris mr. Vos een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [adres]. Bij deze doorzoeking is eveneens de auto van de moeder van verdachte [verdachte] doorzocht, daar verdachte [verdachte] eerder had verklaard dat hij regelmatig gebruik maakt van deze auto. In de auto werd onder andere een verpakking van een mobiele telefoon van het merk Nokia aangetroffen. Op deze verpakking was een sticker bevestigd met daarop het IMEI-nummer [nummer]. *12 Vorenstaand IMEI-nummer komt overeen met de bevraagde historische gegevens van het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer 1]. *13
Verdachte heeft zich ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Feit 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de navolgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 december 2009 afgelegd;
• het proces-verbaal van onderzoek woning [adres], d.d. 26 februari 2008, zaaksdossier B p. 300-301;
• het proces-verbaal van bevindingen omtrent 11 pillen, d.d. 1 mei 2008, zaaksdossier E p. 948-949
• het door deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 29 april 2008, met kenmerk [nummer], zaaksdossier E p. 950-951.
4.2 Bewijsoverweging
Feit 1
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte onrechtmatig is aangehouden en dat de daarop volgende doorzoeking van zijn woning en auto derhalve onrechtmatig hebben plaatsgevonden. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er ten tijde van de aanhouding van verdachte geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27, eerste lid, Wetboek van Strafvordering. De raadsman verzoekt derhalve al het bewijs dat bij en door de doorzoeking is verkregen uit te sluiten.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Op 5 februari 2008 is [medeverdachte 1] op de (zogenaamde) airside van luchthaven Schiphol aangehouden terzake de vermoedelijke overtreding van artikel 10a van de Opiumwet. [medeverdachte 1] is daarop meermalen door de Koninklijke Marechaussee verhoord. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [medeverdachte 1] in deze verhoren consistent verklaard over zijn eigen rol en de rol van verdachte bij het afhalen van een drugskoerier. Bij het op de aanhouding van [medeverdachte 1] volgende onderzoek zijn vervolgens meerdere omstandigheden naar voren gekomen die de verklaringen van [medeverdachte 1] steunen. Zo heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij dezelfde telefoon gekregen heeft als [voornaam medeverdachte 2] ([medeverdachte 2]). Bij de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 2] constateren de verbalisanten dat hij een zelfde soort telefoon heeft als [medeverdachte 1]. Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij een sms had ontvangen met de tekst ‘wedstrijd gaat morgen door zie je morgen’. Bij het onderzoek naar de mobiele telefoon van [medeverdachte 1] is gebleken dat [medeverdachte 1] deze sms ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Verder blijkt uit dat onderzoek en uit het onderzoek naar de onder medeverdachte [medeverdachte 2] inbeslaggenomen telefoon, dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op de dag van hun aanhouding regelmatig telefonisch contact met elkaar en met de ‘basis’ hebben gehad, hetgeen eveneens overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte 1]. Ook bij het onderzoek naar de vermoedelijke woonplaats van [voornaam verdachte] wijst verdachte [medeverdachte 1] nagenoeg het adres van verdachte aan.
Eerst na al deze bevindingen wordt verdachte aangehouden. Op grond van het vorenstaande was er naar het oordeel van de rechtbank ten tijde van de aanhouding van verdachte dan ook sprake van voldoende objectieve en concrete gegevens om een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit aan te nemen. Aldus was er een verdenking in de zin van artikel 27, tweede lid, Wetboek van Strafvordering. De aanhouding van verdachte en de daaropvolgende doorzoeking van zijn woning en de auto zijn dan ook rechtmatig geschied en het daaruit voortgekomen bewijs is rechtmatig verkregen.
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank voorts nog het volgende.
Zoals hiervoor uiteengezet zijn de verklaringen van [medeverdachte 1] consistent en vinden zijn verklaringen, die overigens ook voor hemzelf belastend zijn, steun in overige onderzoeksresultaten. De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 1] dan ook betrouwbaar. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat verdachte aan hun onderling telefoonverkeer onder de naam ‘basis’ heeft deelgenomen. Voorts heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij van verdachte het sms-bericht met de tekst ‘wedstrijd gaat morgen door zie je morgen’ heeft ontvangen. Dit bericht was afkomstig van het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer 1]. In de auto die verdachte regelmatig gebruikt en welke overigens slechts door de moeder van verdachte gebruikt wordt, is de verpakking van de mobiele telefoon behorend bij het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer 1] aangetroffen. Vorengaande vraagt naar het oordeel van de rechtbank om een verklaring van verdachte. Verdachte heeft hiervoor echter geen verklaring gegeven. Gelet op het vorengaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer 1] aan verdachte toebehoort en dat verdachte de hiervoor genoemde sms heeft verstuurd. Gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] in samenhang met de bevindingen omtrent het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer 1] kan het niet anders zijn dan dat verdachte onder de naam ‘basis’ aan het telefoonverkeer deelnam en ook de overige sms-berichten die van de ‘basis’ afkomstig zijn door hem zijn verstuurd.
Het door de raadsman gevoerde verweer, dat het sms-bericht met de tekst ‘wedstrijd gaat morgen door zie je morgen’ verstuurd is met een telefoon met een ander IMEI-nummer dan het IMEI-nummer van de telefoon die in de auto van verdachte is aangetroffen en dat derhalve niet is aangetoond dat verdachte het sms-bericht heeft verstuurd, verwerpt de rechtbank. Zij overweegt daartoe dat het versturen van het sms-bericht middels een telefoon met een ander IMEI-nummer slechts aangeeft dat de simkaart met het telefoonnummer [mobiel telefoonnummer 1] in meerdere telefoons gebruikt wordt. Dit laat echter onverlet dat in de auto van verdachte de verpakking van de telefoon behorende bij het genoemde telefoonnummer is gevonden en dat het aldus aannemelijk is dat verdachte de beschikking had over dat nummer.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat er tussen de drie verdachten regelmatig (telefonisch) contact is geweest en dat er sprake was van een taakverdeling omtrent het afhalen van een drugskoerier. Naar het oordeel van de rechtbank is er dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank acht het onder feit 1 ten laste gelegde feit aldus wettig en overtuigend bewezen.
4.3 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
Feit 1
hij op tijdstippen in de periode van 01 februari 2008 tot en met 05 februari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer of te Amsterdam, in elk geval in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, telkens voor te bereiden en/of te bevorderen, telkens
- anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachtte te verschaffen en/of
- (daartoe) voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het feit;
immers, hebben verdachte en (een of meer van) zijn mededaders,
- telefoon(s) aangeschaft en ontvangen, althans in gebruik genomen en
- meermalen met elkaar telefonisch contact gehad (al dan niet via sms) en
- meermalen afspraken gemaakt en
- meermalen ontmoetingen en/of besprekingen gehad en
- zich naar Schiphol begeven (om een koerier van verdovende middelen van de luchthaven Schiphol op te halen) en
- meermalen contacten met afhalers van de koerier gelegd en/of onderhouden en
- een foto van een (nog) te arriveren koerier voorhanden heeft gehad.
Feit 2
hij op 26 februari 2008 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 11 pillen van een materiaal bevattende amfetamine en MDMA, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I..
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en een ander trachten te bewegen om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen trachten te verschaffen en voorwerpen voorhanden te hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Feit 2
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de invoer van hard drugs. Verdachte heeft hierin een organiserende en begeleidende rol gehad. Het is verdachte geweest die zijn mededaders heeft benaderd. Hij heeft vervolgens zijn mededaders opdracht gegeven om de bagage met hard drugs van een aankomende koerier over te nemen en deze verder te vervoeren. Daartoe heeft hij hen instructies gegeven en hun voorzien van mobiele telefoons. De bedoeling van verdachte is kennelijk geweest om bij een eventuele arrestatie buiten schot te blijven, nu hij zijn mededaders veelal via de telefoon heeft voorzien van instructies. Gezien de hoge beloning die alleen al [medeverdachte 1] voor zijn handelingen zou ontvangen, te weten 10.000 euro, is aannemelijk dat het ging om de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid hard drugs.
Voorts is in de woning van verdachte een hoeveelheid XTC-pillen aangetroffen.
Hard drugs zijn voor de gezondheid van personen ernstig schadelijke stoffen en worden na invoer vaak verspreid op de markt. De verspreiding van en handel in dergelijke stoffen gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Op grond van bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en dat derhalve geen andere straf op haar plaats is dan één, die vrijheidsbeneming van langere duur dan door de officier van justitie gevorderd met zich brengt.
7.2 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
(30) 1 STK Telefoontoestel, Nokia;
(32) 1 STK Telefoontoestel, Nokia;
(33) 1 STK Notitie en Memo;
(34) 1 STK Telefoontoestel, Samsung;
(35) 2 STK Memorystick;
(37) 1 STK Verpakkingsmateriaal;
(38) 1 STK Doos;
(39) 1 STK Verpakkingsmateriaal;
(40) 1 STK Telefoontoestel, Nokia;
(41) 1 STK Telefoontoestel, Nokia;
(42) 1 STK Telefoontoestel, Nokia en
(43) 1 STK Telefoontoestel, Nokia,
dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
8. Beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
8.1 Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
(36) 1 STK Vlindermes,
dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van voormeld, inbeslaggenomen voorwerp is in strijd met de wet.
8.2 Teruggave aan de uitgevende instantie
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
(26) 1 STK Paspoort, [nummer];
(27) 1 STK Identiteitsbewijs, [nummer] en
(29) 1 STK Noodpaspoort, [nummer],
dienen te worden teruggegeven aan de uitgevende instantie.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
2, 10 en 10a van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIJFTIEN (15) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
(30) 1 STK Telefoontoestel, Nokia;
(32) 1 STK Telefoontoestel, Nokia;
(33) 1 STK Notitie en Memo;
(34) 1 STK Telefoontoestel, Samsung;
(35) 2 STK Memorystick;
(37) 1 STK Verpakkingsmateriaal;
(38) 1 STK Doos;
(39) 1 STK Verpakkingsmateriaal;
(40) 1 STK Telefoontoestel, Nokia;
(41) 1 STK Telefoontoestel, Nokia;
(42) 1 STK Telefoontoestel, Nokia en
(43) 1 STK Telefoontoestel, Nokia.
Onttrekt aan het verkeer:
(36) 1 STK Vlindermes.
Gelast de teruggave aan de uitgevende instantie van:
(26) 1 STK Paspoort, [nummer];
(27) 1 STK Identiteitsbewijs, [nummer] en
(29) 1 STK Noodpaspoort, [nummer].
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.M. Rutten, voorzitter,
mr. A. Eichperger en mr. E. Kanninga-Jonker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.S. Kikkert,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2009.
Mr. Kanninga-Jonker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
*1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
*2 Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 7 februari 2008, zaaksdossier B p. 65-69.
*3 Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [medeverdachte 2], d.d. 7 februari 2008, zaaksdossier B p. 90-97.
*4 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 5 februari 2008, zaaksdossier B p. 80-86.
*5 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1], d.d. 15 februari 2008, zaaksdossier B p. 277-282.
*6 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 februari 2008, zaaksdossier B p. 151-162.
*7 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 6 februari 2008, zaaksdossier B p. 196-204.
*8 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 februari 2008, zaaksdossier B p. 283-289.
*9 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 5 februari 2008, zaaksdossier B p. 290-295.
*10 Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 26 februari 2008, zaaksdossier B p. 296.
*11 Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte], d.d. 26 februari 2008, zaaksdossier B p. 241-242.
*12 Het proces-verbaal van onderzoek woning [adres], d.d. 26 februari 2008, zaaksdossier B p. 300-301 en het proces-verbaal, d.d. 26 februari 2008, zaaksdossier B p. 312.
*13 Het proces-verbaal, d.d. 5 mei 2008, zaaksdossier B p. 960-961.