ECLI:NL:RBHAA:2009:BK8763

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
142369 / HA ZA 08-66
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan woningen door bodemsanering op het Terlin-terrein te Weesp

In deze zaak vorderden eisers, bewoners van twee-onder-één-kapwoningen te Weesp, schadevergoeding van de Provincie Noord-Holland en de Gemeente Weesp. De eisers stelden dat hun woningen schade hadden opgelopen als gevolg van bodemsanering op het Terlin-terrein, dat in de nabijheid van hun woningen ligt. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente geen verantwoordelijkheid droeg voor de sanering en wees de vordering tegen haar af. Voor de Provincie Noord-Holland gelastte de rechtbank een deskundigenonderzoek naar de oorzaak van de schade. De rechtbank concludeerde dat de Provincie en de Gemeente niet onrechtmatig hadden gehandeld in de uitvoering van hun taken, en dat de schade niet direct aan de saneringswerkzaamheden kon worden toegeschreven. De rechtbank benoemde Ir. A.W. Boer van Wareco Ingenieurs als deskundige om de oorzaak van de schade te onderzoeken. De kosten van het deskundigenonderzoek werden gelijkelijk over partijen verdeeld. De zaak werd aangehouden voor verdere beoordeling na het deskundigenrapport.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
Meervoudige kamer
zaaknummer / rolnummer: 142369 / HA ZA 08-66
Vonnis van 23 december 2009
in de zaak van
1. [Eiser 1],
wonende te Weesp,
2. [Eiser 2],
wonende te Weesp,
eisers,
advocaat mr. voorheen J.A.F. Corten, thans mr. H.G. Tienstra
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
zetelend te Haarlem,
gedaagde,
advocaat mr. H. Oomen,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WEESP,
zetelend te Weesp,
gedaagde,
advocaat mr. S.I. van der Staal.
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser 1], [eiser 2], de Provincie en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 juli 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 3 december 2008
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek van de Provincie
- de conclusie van dupliek van de Gemeente.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser 1] en [eiser 2] bewonen ieder een helft van twee-onder-één-kapwoningen (verder te noemen de woningen). [eiser 1] is voor de helft eigenaar van de woning aan de […] nr. 4 te Weesp. [eiser 2] is eigenaar van de woning op nummer 6.
2.2. Achter (ten zuidoosten van) de woningen ligt aan de Nijverheidslaan 2-12 te Weesp het zogenoemde Terlin-terrein. Op die locatie was voorheen Weesp Plastics gevestigd en voordien een gasfabriek. De achterzijde (de zuidkant) van het Terlin-terrein grenst aan de rivier de Vecht. Op het Terlin-terrein is bodemverontreiniging afkomstig van de gasfabriek en Weesp Plastics geconstateerd. Bij overeenkomst gedateerd 3, 9, 17 augustus/3 september 1998 (productie 1 van de Gemeente) zijn de Staat der Nederlanden, de Gemeente, de Provincie en de eigenaar van het terrein Solvay BV overeengekomen dat de Provincie de sanering van de beide gevallen van bodemverontreiniging zal uitvoeren.
2.3. Voorafgaand aan die bodemsanering is de woning van [eiser 2] op 26 augustus 1997 door Solvay Duphar BV visueel geïnspecteerd op aanwezige scheuren. Van die inspectie, waarbij scheuren in de woning van [eiser 2] zijn vastgesteld, is door Solvay Duphar rapport opgemaakt (productie E3).
2.4. Tussen 18 augustus en 26 november 1998 is in opdracht van de Provincie door de aannemer Verlaat Milieu BV onder directievoering en milieukundige begeleiding van Tauw Milieu BV, op grond van een door dat laatste bedrijf opgesteld saneringsplan (productie 2 van de Provincie), verder te noemen het saneringsplan, een bodemsanering op het Terlin-terrein uitgevoerd.
In verband met die bodemsanering zijn destijds onder meer de volgende activiteiten verricht:
bemaling van het freatisch grondwater;
het dempen van een sloot op een afstand van minder dan 10 meter van de woningen;
de aanleg van een kleikade langs de Vecht (tot het wegnemen of beperken van de kwel vanuit de Vecht, teneinde zo de horizontale afstroming van het freatisch grondwater tegen te gaan).
2.5. Na de uitvoering van de grondsanering is in verband met verontreiniging van het grondwater in het freatisch pakket en in het eerste watervoerend pakket een beheersdrainagesysteem aangelegd. De beheersdrains zijn nooit in gebruik genomen.
2.6. Bij brief van 12 maart 1999 heeft [eiser 1] de Provincie laten weten dat enkele scheuren in de pleisterlaag van zijn woning heeft aangetroffen, dat dit vermoedelijk heeft te maken met de werkzaamheden aan het Terlin-terrein en een verandering in de grondwaterstand.
2.7. In de periode 26 april tot en met 2 juli 1999 is in opdracht van Terlin BV een aanvang gemaakt met het bouwrijp maken van het Terlin-terrein en is mede in opdracht van Augustus Holding BV - de koper van het Terlin-terrein - op het terrein een riolering aangelegd. In het kader van het bouwrijp maken van het Terlin-terrein hebben bemalingen plaatsgevonden om in droge omstandigheden de riolering te kunnen aanleggen, waarbij via bronbemaling grondwater is ontrokken aan het freatische en het eerste watervoerende pakket. De bemaling van het freatisch pakket heeft plaatsgevonden via openbemaling en bemaling door middel van een werkdrainage. Die werkdrainage was onder het rioleringsniveau in de ontgravingssleuven aangebracht. Ten behoeve van het eerste watervoerende pakket, is spanningsbemaling door middel van een drietal deepwells toegepast. Omtrent deze in opdracht van Terlin BV en Augustin Holding BV uitgevoerde werkzaamheden is door Tauw Milieu BV op 16 februari 2000 verslag gedaan op de pagina’s 4 en 5 van het “Verslag grondstromen, grondwaterontrekkingen en aanleg riool tijdens bouwrijp maken Terlin-terrein te Weesp”(productie 6 van de Provincie).
2.8. Tijdens genoemd bouwrijp maken zijn een paar van de tijdens de grondsanering aangelegde beheersdrains verloren gegaan. De Provincie heeft toen besloten genoemde in opdracht van Terlin BV en Augustus Holding BV aangelegde werkdrains in de toekomst te gaan gebruiken als beheersdrains in geval de vastgestelde actie- en interventiewaarden voor de aangetroffen verontreinigende stoffen zou worden overschreden. Ook die beheersdrains zijn nooit als zodanig gebruikt.
2.9. Bij brief van 6 juni 1999 heeft [eiser 2] de Provincie laten weten dat door de saneringswerkzaamheden op het Terlin-terrein schade (scheuren) aan de muren van zijn woning is ontstaan.
2.10. Op verzoek van de Provincie heeft het expertisebureau Lengkeek, Laarman & De Hosson (verder te noemen Lengkeek Expertises) een onderzoek uitgevoerd naar de aard en de omvang van de door [eiser 1] en [eiser 2] geclaimde schade.
2.11. Terzake van die door [eiser 1] en [eiser 2] aan de Provincie gemelde schade heeft de Provincie vervolgens [eiser 1] op 4 mei 1999 f 2.115,-- en op 27 juli 1999 [eiser 2] f 3.470,-- uitgekeerd.
2.12. Door Tauw BV is van de bodemsanering een evaluatierapport d.d. 28 september 1999 opgesteld (productie 3 van de Provincie), waarin in verband met genoemde verontreiniging wordt aanbevolen een nazorg- en beheerplan op te stellen.
2.13. Door Tauw BV is een nazorgplan d.d. 21 februari 2000 (productie 5 van de Provincie), verder te noemen het nazorgplan, opgesteld ter monitoring van de kwaliteit van het grondwater en de verontreinigingssituatie. De bij deze nazorgtaak behorende werkzaamheden (het jaarlijks monitoren van de verontreinigingssituatie en het (twee)jaarlijks vaststellen van de grondwaterstromingsrichting) worden vanaf de aanvang van de nazorgperiode uitgevoerd door Bodemzorg (onderdeel van NV Afvalzorg Holding). Op basis van de hiervoor onder 2.2 genoemde overeenkomst ligt de verantwoordelijkheid en de (betalings-)verplichting ten aanzien van de door Bodemzorg in de nazorgperiode uitgevoerde nazorgwerkzaamheden voor 50% bij Solvay BV en voor 50% bij de Provincie. Per 1 januari 2001 is het aandeel in deze nazorgverplichtingen van de Provincie in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing overgegaan op de Gemeente.
2.14. Bij brieven van 10 en 25 september 2002 (productie E8) hebben respectievelijk [eiser 1] en [eiser 2], stellende dat de scheurvorming zich heeft doorgezet, de Provincie wederom aansprakelijk gesteld voor schade door uitvoering van de saneringswerkzaamheden. Bij brieven van respectievelijk 15 december 2002 en 7 januari 2003 hebben [eiser 1] en [eiser 2] ook de Gemeente aansprakelijk gesteld voor die schade.
2.15. Op verzoek van Centraal Beheer Achmea, bij welke maatschappij door de Provincie een bodemsaneringsverzekering ten behoeve van de sanering van het Terlin-terrein was afgesloten, heeft Lengkeek Expertises vervolgens een onderzoek ingesteld met betrekking tot de hiervoor genoemde door [eiser 1] en [eiser 2] gestelde schade. Bij brieven van 3 juli 2003 heeft Lengkeek Expertises [eiser 1] en [eiser 2] laten weten niet bewezen te achten dat de schade aan de woningen door de uitgevoerde bodemsanering is veroorzaakt.
3. Het geschil
3.1. [eiser 1] en [eiser 2] vorderen:
dat het uw rechtbank behage:
a. te verklaren voor recht dat gedaagden bij het uitvoeren van de betreffende werkzaamheden onrechtmatig jegens gedaagden [bedoeld zal zijn: eisers] hebben gehandeld en derhalve hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die eisers hebben geleden en nog zullen lijden tengevolge van de werkzaamheden uitgevoerd aan het Terlinterrein zoals nader in dit exploot omschreven;
b. gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, te veroordelen tot betaling aan eisers van een bedrag van € 202.951,09 (zegge:
tweehonderdtweeduizendnegenhonderdeenenvijftig euro en negen eurocent), althans tot betaling van een in goede Justitie door uw rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
c. gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure
d. het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. [eiser 1] en [eiser 2] leggen samengevat het navolgende aan hun vorderingen ten grondslag.
[eiser 1] en [eiser 2] baseren hun vordering op artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW), derhalve onrechtmatige daad van de Provincie en de Gemeente. [eiser 1] en [eiser 2] gronden hun vordering ook op afdeling 2 van de derde titel van boek 6 BW, nu de Provincie en de Gemeente bij de uitvoering van hun taken ook gebruik gemaakt zullen hebben van uitvoerende partijen die in opdracht of in dienst van de Provincie of de Gemeente werkzaamheden hebben verricht of nagelaten. Daarvoor bestaat een risicoaansprakelijkheid op grond van genoemde afdeling. [eiser 1] en [eiser 2] stellen dat de onrechtmatige handelingen van de Gemeente en de Provincie hebben plaatsgevonden in het kader van de sanering van het Terlin-terrein en de daarmee samenhangende nazorg. Door de veranderde waterhuishouding in het gebied van en rond het Terlin-terrein in combinatie met het niet ingrijpen door de Provincie en de Gemeente is een algehele daling van de fluctuatie in het grondwater ontstaan, waardoor het funderingshout van de woningen is drooggevallen, ten gevolge waarvan verzakking van de woningen is opgetreden. Die veranderde waterhuishouding is mede veroorzaakt door de invloed van het gebruiken van drainerende zandsleuven onder de riolering, die afwaterden naar de drainputten. Deze werkdrains bevonden zich op een dieper niveau dan de verloren gegane beheersdrains. Deze werkdrains hebben in drogere perioden tot een snellere en grotere daling van het grondwaterniveau geleid dan wanneer de oorspronkelijke beheersdrains waren gebruikt. Het besluit om de werkdrains als beheersdrains te gaan gebruiken is door de Provincie genomen.
De schade is verergerd doordat door de Provincie en de Gemeente maatregelen zijn genomen om toestroom van water uit de omliggende gebieden te beperken (het dempen van de sloot naast de woningen en het aanleggen van de kleikade langs de Vecht). Door deze maatregelen is toestroming van grondwater, die de extra daling van het grondwater had kunnen ‘opvullen’ beperkt c.q. voorkomen. De Provincie en de Gemeente hebben de stand van het grondwater onvoldoende in de gaten gehouden en hebben nagelaten maatregelen te nemen om genoemde onbedoelde effecten tegen te gaan, door bijvoorbeeld het grondwaterniveau te verhogen toen dat nodig was. Ook in de periode van nazorg hebben de Provincie en de Gemeente de grondwaterstand onvoldoende in de gaten gehouden (slechts tweemaal per jaar, met te korte peilbuizen en niet in de buurt van de woningen), waardoor niet is gesignaleerd dat de grondwaterstand tot onacceptabele niveaus was gedaald. Daarmee hebben de Provincie en de Gemeente in de fases van sanering en nazorg verwijtbaar gehandeld, aldus nog steeds [eiser 1] en [eiser 2].
3.3. De Provincie en de Gemeente voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De vordering voor zover gericht tegen de Gemeente
4.1. De rechtbank zal allereerst de vordering voor zover gericht tegen de Gemeente behandelen. Dit omdat de conclusie van de beoordeling van die vordering is dat die zal worden afgewezen. De rechtbank is op grond van het hiernavolgende tot dat oordeel gekomen.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de Gemeente geen verantwoordelijkheid draagt voor de sanering en voor het bouwrijp maken van het Terlin-terrein en dat het ook niet zo is dat de verantwoordelijkheid daarvoor per 1 januari 2001 op de Gemeente is overgegaan. Per die datum is uitsluitend het aandeel van de Provincie in de nazorgverplichtingen uit de bodemsanering op de Gemeente overgegaan. Uitsluitend uit het niet (goed) nakomen van die nazorgverplichtingen zou aansprakelijkheid van de Gemeente kunnen voortvloeien. Met het oog op de nazorgverplichtingen is onder verantwoordelijkheid van de Provincie het nazorgplan opgesteld. Ook voor de inhoud van dat plan is de Gemeente derhalve niet verantwoordelijk.
4.3. Blijkens het nazorgplan betrof de nazorg de verontreinigingen afkomstig van de gasfabriek en van Weesp Plastics. In dat kader - en dus niet in het kader van de grondwaterhuishouding - had het nazorgplan ten doel het nagaan in hoeverre verspreiding van de verontreiniging over de grens van het Terlin-terrein plaatsvindt en bepaling van de grootte en richting van de horizontale afstroming in zowel het freatisch als eerste watervoerend pakket (zie punt 4.2 van het nazorgplan). Dat en waarom de Gemeente in het kader van de door haar na 1 januari 2001 te verrichten nazorg met het oog op de grondwaterhuishouding het grondwaterpeil ter hoogte van de woningen had behoren te controleren, is gesteld noch gebleken. Terecht is door de Gemeente aangevoerd dat de verantwoordelijkheid van het in stand houden van het grondwaterpeil een publieke taak is, welke niet bij haar maar bij het waterschap ligt. Het verwijt van [eiser 1] en [eiser 2] dat de in het nazorgplan genoemde twee metingen per jaar van de horizontale afstroming te weinig was om het grondwaterniveau te kunnen beheersen, de daarbij gebruikte peilbuizen daarvoor te kort waren en niet in de buurt van de woningen stonden, kan dan ook geen doel treffen. Die metingen en peilbuizen waren er immers niet in het kader van het beheersen van het grondwaterpeil, maar om het verloop van de verontreinigingsituatie van het grondwater te monitoren. Het nazorgplan is hierover duidelijk.
4.4. Dat de Gemeente bij het uitvoeren van de nazorg anderszins onrechtmatig tegenover [eiser 1] en [eiser 2] heeft gehandeld is evenmin gesteld noch gebleken. Door [eiser 1] en [eiser 2] is niet betwist dat de aangelegde beheerssystemen in de nazorgperiode niet hebben hoeven functioneren en evenmin betwist dat het regelmatig bemonsteren en afpompen van de monitoringspeilbuizen en het in 2001 eenmalig ontrekken vanwege onderhoud aan drainsectie B nooit geleid kunnen hebben tot het verlagen van de grondwaterstand nabij de woningen en derhalve geen effect hebben kunnen hebben op de situatie rond de funderingen van de woningen.
4.5. [eiser 1] en [eiser 2] zullen als de tegenover de Gemeente in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in kosten van het geding tussen hen en de Gemeente.
4.6. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- vast recht € 4.465,00
- salaris advocaat € 6.000,00 (1,0 punten × factor 1,0 × tarief VI)
Totaal € 10.465,00
De vordering voor zover gericht tegen de Provincie
4.7. Tussen partijen is niet in geschil dat zich sedert het begin van de onderhavige bodemsanering scheurvorming aan en verzakking van de woningen heeft voorgedaan. Partijen verschillen wel van mening omtrent de oorzaak daarvan. Het standpunt van [eiser 1] en [eiser 2] daaromtrent is hiervoor onder 3.2 samengevat weergegeven. Het standpunt van de Provincie daaromtrent houdt samengevat in dat een en ander is veroorzaakt doordat de grenenhouten fundering van de woningen in ernstige mate door bacteriën is aangetast en dat deze bacteriënaantasting van die houten palen geheel los staat van de uitgevoerde bodemsanering. Door [eiser 1] en [eiser 2] wordt niet (langer) betwist dat De Provincie niet aansprakelijk is, indien de schade een gevolg is van het bouwrijp maken van het Terlin-terrein. Het zelfde geldt voor de nazorg met betrekking tot de sanering na 1 januari 2001.
Beide partijen hebben deskundigen ingeschakeld en van de bevindingen van die deskundigen rapporten in het geding gebracht. De aan de kant van [eiser 1] en [eiser 2] opgemaakte rapporten ondersteunen hun standpunt; de van de kant van de Provincie opgemaakte rapporten dat van de Provincie. De rechtbank heeft voor wat betreft de vraag naar de oorzaak van genoemde schade aan de woningen behoefte aan voorlichting door een onafhankelijke deskundige. Voor het geval de rechtbank zou besluiten tot het gelasten van een deskundigenonderzoek heeft de comparitierechter partijen gevraagd zich bij hun conclusies van repliek respectievelijk dupliek ook uit te laten over de vraag wie die deskundge(n) zou(den) moeten zijn en hoe de aan de deskundigen(n) te stellen vragen zouden dienen te luiden.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben bij repliek voorgesteld Wareco Ingenieurs te Amstelveen als deskundige te benoemen en daarbij de volgende vragen opgegeven:
- wat is de oorzaak van de schade aan de huizen van eisers en als er geen
exacte oorzaak te geven is, wat is dan (in procenten) de meest aannemelijke oorzaak?
- wat had er gedaan moeten of kunnen worden om deze schade te voorkomen?
De Provincie heeft bij dupliek laten weten zich te kunnen vinden in de door [eiser 1] en [eiser 2] voorgestelde deskundige, maar niet in de vragen die zij aan de deskundige willen voorleggen. Dat omdat die vragen te algemeen van karakter zijn en te weinig toegespitst op hetgeen in de onderhavige procedure aan de orde is.
De Provincie heeft voorgesteld de volgende vragen aan de deskundige voor te leggen:
1) is de schade aan de funderingen van de woningen [eiser 1] c.s. en daarmee de schade aan de woningen zelf, waarvoor [eiser 1] c.s. in de onderhavige procedure vergoeding vorderen, veroorzaakt of mede veroorzaakt door de saneringswerkzaamheden die in de periode 18 augustus tot 26 november 1998 op grond van het saneringsplan op het Terlin-
terrein zijn uitgevoerd?
ii) als het antwoord op vorige vraag is dat de hier bedoelde saneringswerkzaamheden mede hebben bijgedragen aan het doen ontstaan van de funderingsschade en daarmee de schade aan de woningen zelf, wat is dan het aandeel geweest (in procenten) van de
saneringswerkzaamheden in het doen ontstaan van deze schade?
iii) stel dat zou moeten worden geconcludeerd dat de bedoelde saneringswerkzaamheden er slechts toe hebben geleid dat de reeds aanwezige funderingsschade zich sneller heeft gemanifesteerd, bijvoorbeeld in de vorm van scheuren in de woningen, in hoeverre
kan de opdrachtgever van de saneringswerkzaamheden dan een verwijt worden gemaakt? Was de schade aan de woningen dan niet sowieso ontstaan, maar mogelijk enige tijd later?
4.8. Nu [eiser 1] en [eiser 2] en de Provincie het eens zijn over het ingenieursbureau waaruit de te benoemen deskundige afkomstig moet zijn, zal de rechtbank Ir. A.W Boer van Wareco Ingenieurs te Amstelveen tot deskundige benoemen. De deskundige heeft zich desgevraagd bereid verklaard zijn benoeming te aanvaarden. Aan de deskundige zullen de in de beslissing vermelde vragen worden voorgelegd.
4.9. De beoordeling van de omvang van de schade van [eiser 1] en [eiser 2] en daarmee de vraag in welke mate reden is voor de correctie “nieuw voor oud”, zal de rechtbank aanhouden tot het moment dat zij eventueel beslist dat de Provincie geheel of gedeeltelijk aansprakelijk is voor die schade.
4.10. De rechtbank ziet in de omstandigheden van het geding aanleiding om het voorschot op de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen te verdelen. [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en de Provincie anderzijds zullen daarom ieder de helft van dit voorschot moeten betalen.
4.11. De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.12. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken. Dit ter beantwoording van de in het dictum van dit vonnis te formuleren vragen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vordering voor zover gericht tegen de Gemeente af.
5.2. veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] in kosten van het geding tussen hen en de Gemeente tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 10.465,--,
5.3. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Is de schade aan de woningen [eiser 1] en [eiser 2], waarvoor [eiser 1] en [eiser 2] in de onderhavige procedure vergoeding vorderen, een gevolg of mede een gevolg van de sanering van het Terlin-terrein (daaronder niet begrepen de werkzaamheden in het kader van het bouwrijp maken van dat terrein en de nazorg met betrekking tot de sanering na 1 januari 2001)?
2. Als het antwoord op vraag 1 is dat de schade door of mede door de saneringswerkzaamheden is veroorzaakt, welke van die werkzaamheden heeft dan de schade doen ontstaan?
3. Als het antwoord op vraag 1 is dat de schade mede een gevolg is van bedoelde saneringswerkzaamheden, wat is dan het aandeel geweest (in procenten) van die saneringswerkzaamheden in het doen ontstaan van die schade?
4. Indien het antwoord op vraag 1 is dat de schade mede door de saneringswerkzaamheden is veroorzaakt, zou de geconstateerde schade dan - de saneringswerkzaamheden weggedacht - ook zijn opgetreden, zij het op een later tijdstip, en zo ja, wanneer?
5. Indien uw conclusie is dat het antwoord op vorenstaande vragen niet (meer) te geven is, wat is dan (in procenten) de meest aannemelijke oorzaak voor genoemde schade?
6. Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
5.5. benoemt tot deskundige:
ir. A.W. Boer, werkzaam bij Wareco Ingenieurs te Amstelveen
Postbus 6,
1180 AA Amstelveen
tel.: 020-7504600
het voorschot
5.6. bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van deze beslissing een begroting van de kosten op te geven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen
- partijen kunnen desgewenst binnen twee weken na dagtekening van de brief van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,
5.7. bepaalt dat [eiser 1] en [eiser 2] de helft van het voorschot dienen over te maken en de Provincie de andere helft, op rekeningnummer 19.23.25.833 ten name van MvJ arrondissement Haarlem onder vermelding van "voorschot deskundigenrapport" en het zaak- en rolnummer, en wel binnen twee weken na een daartoe strekkend betalingsverzoek van de griffie,
5.8. draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
5.9. verzoekt de raadsman van [eiser 1] en [eiser 2] uiterlijk op [datum] het volledige procesdossier in afschrift aan de deskundige te doen toekomen,
5.10. bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal verrichten op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
5.11. wijst de deskundige er op dat:
- de griffie aan de deskundige een brief zal toesturen met informatie over de totstandkoming van deskundigenrapporten,
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn, de deskundige dit onderzoek niet mag uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan,
- indien partijen bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig zijn geweest, uit het rapport moet blijken welke opmerkingen zij hebben gemaakt, althans welke verzoeken zij hebben gedaan, en hoe de deskundige hierop heeft gereageerd,
5.12. bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
5.13. draagt de deskundige op om uiterlijk twee maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
5.14. wijst de deskundige er op dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover opmerkingen te maken, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
5.15. bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden,
overige bepalingen
5.16. bepaalt dat de zaak op de rol zal komen voor conclusie na deskundigenbericht op een termijn van vier weken na ontvangst ter griffie van het rapport,
- 5.17. draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken,
5.18. verklaart de beslissing over de partij die het voorschot moet deponeren uitvoerbaar bij voorraad,
5.19. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, mr. H.J.M. Burg en T.S. Röell, en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2009.?