ECLI:NL:RBHAA:2009:BK6082

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700178-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnezaak wegens gebrek aan bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het verkopen en afleveren van cocaïne. De tenlastelegging betrof het opzettelijk verkopen en/of afleveren van ongeveer 50,8 gram cocaïne in de periode van 3 tot en met 5 maart 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vijf maanden, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De medeverdachte was pas meer dan een uur na de ontmoeting met de verdachte aangehouden, wat de mogelijkheid uitsloot dat de cocaïne die bij hem was aangetroffen, van de verdachte afkomstig was. De rechtbank wees op het feit dat de medeverdachte eerder op de dag cocaïne had verstrekt aan een andere persoon, wat de kans vergrootte dat hij de cocaïne van iemand anders had verkregen.

De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldiging en sprak de verdachte vrij. De beslissing werd genomen na een openbare terechtzitting op 7 oktober 2009, waarbij de rechtbank de inhoud van het dossier en de verklaringen van getuigen in overweging nam. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700178-09
Uitspraakdatum: 7 oktober 2009
Verstek
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 september 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 3 t/m 5 maart 2009 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 62,5 gram, althans 50,8 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit – in het bijzonder tot het bewezen verklaren van “het verkopen en afleveren van 50,8 gram cocaïne” – en gevorderd dat verdachte ter zake daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie de verbeurdverklaring gevorderd van alle onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen.
4. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Gezien de inhoud van de tenlastelegging en gelet op hetgeen door de officier van justitie ter terechtzitting naar voren is gebracht, moet – tegen de achtergrond van het (straf)dossier – de tenlastelegging aldus worden verstaan dat het verdachte met name wordt verweten dat hij op 5 maart 2009 in een door hem bestuurde auto (een zwarte Seat Ibiza) cocaïne heeft vervoerd, welke cocaïne hij op de [adres] te Haarlem – toen hij samen met [medeverdachte] in voormelde auto zat – aan deze [medeverdachte] heeft verkocht en overhandigd.
Het proces-verbaal van observeren van 5 maart 2009 (dossierpagina 59 e.v.) – waarin NN2 staat voor verdachte en 002 en 008 voor medewerkers van het observatieteam – houdt, voor zover van belang, in dat de door verdachte bestuurde Seat Ibiza op 5 maart 2009 te 16.21 uur in de [adres] te Haarlem werd geparkeerd. Vervolgens wordt als volgt gerelateerd:
“Ik, 002, zag omstreeks 16.22 uur dat [medeverdachte] uit de tuin van (een) hoekwoning kwam lopen en als bijrijder in de Seat stapte.
Ik, 008, zag omstreeks 16.24 uur dat [medeverdachte] uit de Seat stapte en direct iets in zijn achterzak stopte. Ik, 008, zag dat [medeverdachte] wegliep bij de Seat en na enkele meters weer terug liep richting de Seat. Ik, 008, zag dat [medeverdachte] het bijrijdersportier opende en contact had met NN2. Ik, 008, zag dat [medeverdachte] omstreeks 16.25 uur het bijrijders-portier van de Seat weer sloot en terugliep richting de tuin van de hoekwoning.”
Verdachte is daarop op 5 maart 2009 te 16.34 uur aangehouden. Noch bij verdachte, noch in de zwarte Seat Ibiza, die verdachte tot aan het moment van zijn aanhouding bestuurde, is cocaïne aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van observeren blijkt voorts dat [medeverdachte] nadat hij contact met verdachte heeft gehad, de hoekwoning aan de [adres] is binnen gegaan en deze omstreeks 17.40 uur heeft verlaten, terwijl hij te 16.43 uur ongeveer een minuut buiten de woning is gesignaleerd. Vervolgens is hij op 5 maart 2009 te 17.46 uur aangehouden. Bij hem is cocaïne aangetroffen en wel, blijkens de kennisgevingen van inbeslagneming, 50,8 gram in bollen (aangetroffen in linker broekzak), 9,6 gram in wikkels (aangetroffen in rechter broekzak) en 2,1 gram in wikkels (aangetroffen in een leeg pakje sigaretten), en dus in totaal 62,5 gram cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat, met name gezien het feit dat [medeverdachte] eerst ruim één uur en 15 minuten na zijn ontmoeting met verdachte in de [adres] is aangehouden, niet met voldoende zekerheid kan worden gezegd dat (een deel van) de onder hem aangetroffen cocaïne, cocaïne betreft die hij in de [adres] van verdachte heeft gekocht en overhandigd gekregen. Daarbij komt dat blijkens de inhoud van genoemd observatieverslag, de medewerkers van het observatieteam [medeverdachte] na zijn ontmoeting met verdachte niet voortdurend in het oog hebben gehad. Wat [medeverdachte] op 5 maart 2009 tussen 16.25 uur en 16.43 uur en tussen 16.44 uur en 17.40 uur heeft gedaan, is door hen niet waargenomen.
Nu voorts uit de inhoud van het dossier blijkt dat [medeverdachte] direct voorafgaande aan zijn ontmoeting met verdachte in de [adres], namelijk op 5 maart 2009, omstreeks 16.05 uur, op de kruising van de [straat] met de [straat] te Haarlem cocaïne heeft verstrekt aan [betrokkene], een regelmatige afnemer van hem, hetgeen impliceert dat hij, [medeverdachte], op dat moment reeds cocaïne in zijn bezit had, kan niet, buiten redelijke twijfel, uitgesloten worden dat [medeverdachte] de onder hem aangetroffen cocaïne van iemand anders dan verdachte heeft betrokken. Gelet hierop dient verdachte te worden vrijgesproken.*1
Het feit dat zich in het dossier tapverslagen bevinden van afgeluisterde telefoongesprekken tussen [medeverdachte] en, naar wordt vermoed, ook verdachte op met name 3 en 5 maart 2009, bij de inhoud van welke gesprekken vraagtekens gezet zouden kunnen worden en waarover verdachte niet heeft willen verklaren, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze omstandigheid in overwegingen omtrent een mogelijke bewezenverklaring slechts dan een rol spelen, waneer er reeds een redengevend begin van bewijs is. Dat is in deze zaak – zoals hiervoor reeds overwogen – echter niet het geval.
5. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart
NOKIA nr:[nummer]
[telefoonnummer]
3 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zwart
NOKIA nr:[nummer]
[telefoonnummer]
4 1.00 STK Telefoontoestel Kl:groen
NOKIA 5000
1.3 megapixel, staat onderaan vodafone
5 Geld Euro
1468,30
26x50,8x20,3x2,1x1,2x0,50,1x0,20,1x0,10
6. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mrs. R. van der Heijden en S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2009.
*1 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van observatie d.d. 5 maart 2009 (dossierpagina 59 en verder) en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene] d.d. 3 mei 2009 (dossierpagina 98E en verder).