ECLI:NL:RBHAA:2009:BK4959
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J.A. Plaisier
- K.G. Witteman
- G.A. van der Bijl
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte wegens onrechtmatige aanhouding en bewijsuitsluiting
In deze zaak heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Haarlem op 17 november 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland. De rechtbank oordeelde dat de aanhouding van de verdachte op 7 september 2009 te Schiphol onrechtmatig was, omdat er onvoldoende feiten en omstandigheden waren die een redelijk vermoeden van schuld rechtvaardigden, zoals vereist door artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Dit vormverzuim was zo ernstig dat het niet meer hersteld kon worden en de rechtsgevolgen niet uit de wet voortvloeiden.
De rechtbank concludeerde dat de onrechtmatige aanhouding niet kon worden aangemerkt als een grove schending van de rechten van de verdachte, en dat een niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie niet aan dit verzuim verbonden diende te worden. De verdediging had aangevoerd dat de informatie van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) onvoldoende was om tot een redelijk vermoeden van schuld te komen. De rechtbank volgde dit standpunt en oordeelde dat de resultaten van de onrechtmatige aanhouding, waaronder een bekennende verklaring van de verdachte en het aantreffen van verdovende middelen, uitgesloten moesten worden van het bewijs.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om het ten laste gelegde feit te kunnen bewijzen, en sprak de verdachte vrij van de beschuldiging. De uitspraak benadrukt het belang van een rechtmatige aanhouding en de gevolgen van bewijsuitsluiting in het strafrecht.