ECLI:NL:RBHAA:2009:BK4577

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
431043 CV EXPL 09-7308
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon door voormalig werknemer tegen werkgever

In deze zaak vorderde eiseres, een voormalig werknemer, achterstallig loon van haar ex-werkgever, de coöperatieve vereniging AB Midden Holland. Eiseres stelde dat zij gedurende haar dienstverband te weinig loon had ontvangen, omdat haar salaris was gebaseerd op een lagere arbeidsduur dan contractueel was overeengekomen. De werkgever betwistte deze vordering en voerde aan dat eiseres altijd minder uren had gewerkt dan in de arbeidsovereenkomst was vastgelegd. De kantonrechter oordeelde dat, indien zou komen vast te staan dat eiseres minder uren had gewerkt dan contractueel was overeengekomen, dit voor risico van de werkgever kwam. De rechter stelde vast dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt over een afwijkende arbeidsduur en dat de werkgever niet had aangetoond dat eiseres minder uren had gewerkt. Het bewijsaanbod van de werkgever werd als zinledig gepasseerd. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van het achterstallige loon toe, maar wees de vordering tot wettelijke verhoging af, omdat deze verhoging bedoeld is als prikkel voor de werkgever om tijdig te betalen, wat niet meer relevant was nu de arbeidsovereenkomst al was geëindigd. Eiseres kreeg ook de buitengerechtelijke kosten toegewezen, omdat de werkgever in verzuim was gekomen. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd, omdat deze merendeels in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 431043/ CV EXPL 09-7308
datum uitspraak: 25 november 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiseres]
te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen [eiseres]
gemachtigde mr. J. Jong
tegen
de coöperatieve vereniging COÖPERATIEVE VERENIGING VOOR BEDRIJFSVERZORGING MIDDEN HOLLAND U.A.
h.o.d.n. AB Midden Holland
te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen AB Midden Holland
gemachtigde mr.drs. J.P. Dikker
De procedure
[eiseres] heeft AB Midden Holland gedagvaard op 14 juli 2009. AB Midden Holland heeft schriftelijk geantwoord.
Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [eiseres] schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna AB Midden Holland nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
De feiten
1. [eiseres] is op 22 februari 2006 (voor bepaalde tijd) bij AB Midden Holland in dienst getreden in de functie van administratief medewerkster voor 2045 uur per jaar. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Bedrijfsverzorgingsdiensten van toepassing (hierna: de cao).
2. Het beginsalaris van [eiseres] bedroeg € 1.760,00 bruto per vier weken, exclusief 8,25% vakantietoeslag.
3. Per 1 januari 2007 is het dienstverband voor bepaalde tijd omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd, op basis van 2125 arbeidsuren per jaar, tegen een salaris van € 1.881,00 bruto per vier weken, exclusief 8,25% vakantietoeslag.
4. Bij brief van 3 maart 2009 heeft de gemachtigde van [eiseres] AB Midden Holland gesommeerd tot betaling van € 6.601,40 bruto ter zake van achterstallig loon.
5. Bij beschikking van de kantonrechter te Haarlem van 8 april 2009 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden per 9 april 2009 onder toekenning aan [eiseres] van een vergoeding van € 6.232,95 bruto.
De vordering
[eiseres] vordert, na haar vordering te hebben vermeerderd, (samengevat) veroordeling van AB Midden Holland tot betaling van € 6.792,41 bruto ter zake van achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, € 3.300,70 ter zake van de wettelijke verhoging en € 500,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten. [eiseres] stelt daartoe het volgende.
Vanaf datum indiensttreding tot 1 januari 2007 bedroeg de arbeidsduur van [eiseres] (2045,16 : 52 =) 39,33 uur per week. Vanaf 1 januari 2007 bedroeg de arbeidsduur (2125 : 52 =)
40,87 uur per week. Zoals blijkt uit de aan [eiseres] verstrekt salarisspecificaties heeft AB Midden Holland [eiseres] van meet af aan slechts loon betaald op basis van 37,5 uur per week.
[eiseres] heeft dus gedurende het gehele dienstverband te weinig loon van AB Midden Holland ontvangen. In 2006 ging het om 7,32 uur per vier weken, in 2007 tot en met 2009 om 13,48 uur per vier weken.
Over 2006 (periode 3 tot en met 13) heeft [eiseres] nog een bedrag van € 952,48 bruto te goed, over 2007 € 2.216,79 bruto, over 2008 € 2.361,02 bruto en over 2009 (periode 1 tot en met 4) € 1.262,12 bruto.
[eiseres] heeft diverse malen bij AB Midden Holland aangedrongen op betaling van het achterstallige loon. Omdat AB Midden Holland met betaling in verzuim is gekomen, is zij de wettelijke rente verschuldigd vanaf 3 maart 2009 en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW.
Door met betaling in gebreke te blijven heeft AB Midden Holland [eiseres] genoodzaakt haar vordering ter incasso uit handen te geven. [eiseres] heeft daardoor vermogensschade geleden, bestaande uit de buitengerechtelijke incassokosten ten belope van € 500,00. Deze kosten dienen voor rekening van AB Midden Holland te komen.
Het verweer
AB Midden Holland betwist de vordering. Zij voert daartoe het volgende aan.
De in de schriftelijke arbeidsovereenkomsten genoemde arbeidsomvang komt niet overeen met het aantal uren dat [eiseres] daadwerkelijk heeft gewerkt. Dat was op maandag tot en met donderdag van 8.00 uur tot 17.00 uur. Tot 1 januari 2008 werkte zij op vrijdag vanaf 8.00 uur tot 16.00 uur en vanaf 1 januari 2008 van 08.00 uur tot 16.30 uur. Dagelijks was er een lunch- en koffiepauze van in totaal één uur. Tot 1 januari 2008 bedroeg de werktijd dus 39 uur per week en vanaf 1 januari 2008 39,5 uur per week. [eiseres] heeft steeds het loon ontvangen op basis van deze (werkelijke gemaakte) arbeidsuren.
De omstandigheid dat op de loonspecificaties van [eiseres] een werkduur van 150 uur per vier weken is vermeld, heeft te maken met het destijds door AB Midden Holland gebruikte softwareprogramma, dat onderscheid maakte tussen zes verschillende soorten arbeidsomvang en niet toeliet dat op de loonspecificatie een andere arbeidsomvang werd vermeld. [eiseres] is ingedeeld in de loontabel ‘vier weken 1950,00 uur per jaar’, omdat deze tabel het dichtst lag bij de tussen partijen afgesproken arbeidsomvang.
Omdat AB Midden Holland [eiseres] steeds het haar toekomende loon heeft betaald, moet de vordering worden afgewezen. Ook bestaat geen grond voor toewijzing van de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
Nu de vordering niet toewijsbaar is, kan [eiseres] geen aanspraak maken op betaling van buitengerechtelijke kosten. De door [eiseres] gevorderde kosten zijn bovendien niet toewijsbaar, nu geen sprake is van buitengerechtelijke werkzaamheden die voor een aparte vergoeding in aanmerking komen.
Voor het geval toch komt vast te staan dat AB Midden Holland [eiseres] te weinig loon heeft betaald, dan dient over 2006 en 2007 te worden uitgegaan van het verschil tussen 39 en 37,5 uur per week en in 2008 en 2009 van het verschil tussen 39,5 en 37,5 uur per week.
In totaal komt dan aan [eiseres] ten hoogste een bedrag van (€ 780,72 + € 986,70 + 1.401,20 + € 453,44 =) € 3.622,06 bruto toe.
De beoordeling van het geschil
Het geschil tussen partijen gaat om twee punten. Het eerste betreft de vraag of [eiseres] daadwerkelijk minder uren heeft gewerkt dan in de arbeidsovereenkomst(en) is vastgelegd. Het tweede geschilpunt betreft de vraag of AB Midden Holland op basis van 37,5 of op basis van 39 respectievelijk 39,5 uur per week aan [eiseres] salaris heeft betaald.
[eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat zij minder uren heeft gewerkt dan partijen contractueel zijn overeengekomen. AB Midden Holland heeft aangeboden om door het horen van getuigen te bewijzen, dat [eiseres] tijdens de gehele duur van de arbeidsovereenkomst, in afwijking van de contractueel overeengekomen arbeidsuren, feitelijk 39 respectievelijk 39,5 uur per week heeft gewerkt. De kantonechter passeert dit bewijsaanbod op de volgende gronden.
De kern van het geschil is gelegen in de vraag of [eiseres] recht heeft op betaling van salaris overeenkomstig de contractueel overeengekomen dan wel op basis van daadwerkelijk gewerkte uren. Bepalend voor de beantwoording van die vraag is voor wiens risico de niet gewerkte uren dienen te komen. Gesteld noch gebleken is dat partijen nadrukkelijk zijn overeengekomen dat [eiseres] minder uren voor AB Midden Holland zou werken dan de in het arbeidscontract opgenomen uren en slechts voor de werkelijke gewerkte uren loon zou ontvangen. Evenmin is gesteld of gebleken dat AB Midden Holland [eiseres] heeft gesommeerd werkzaamheden te verrichten conform de in het arbeidscontract opgenomen arbeidsomvang, op straffe van inhouding van (een gedeelte van) het loon, indien zij daarmee in gebreke zou blijven. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat, ook indien AB Midden Holland slaagt in het bewijs dat [eiseres] minder uren heeft gewerkt dan contractueel is overeengekomen, die uren voor risico van AB Midden Holland dienen te komen.
Een bewijsopdracht is daarom zinledig.
Voorts is tussen partijen in geschil of AB Midden Holland [eiseres] loon heeft uitbetaald op basis van 39 uur per week (tot 1 januari 2008) respectievelijk 39,5 uur per week (vanaf 1 januari 2008) dan wel op basis van 37,5 uur per week. [eiseres] heeft ter onderbouwing van haar vordering een viertal loonspecificaties overgelegd over de jaren 2006 tot en met 2009. Blijkens deze loonspecificaties is het loon steeds gebaseerd op een arbeidsduur van 150 uur per vier weken, derhalve 37,5 uur per week. [eiseres] heeft betwist meer salaris te hebben ontvangen dan het op deze loonspecificaties vermelde bedrag.
Het had op de weg van AB Midden Holland gelegen om haar stelling, dat zij [eiseres] meer salaris heeft betaald dan op basis van de op de loonspecificaties genoemde 150 uur per periode van vier weken, te onderbouwen met stukken waaruit zulks blijkt. Door dit na te laten heeft AB Midden Holland niet aan de op haar rustende stelplicht voldaan.
Dit leidt ertoe dat haar verweer als onvoldoende met redenen omkleed wordt verworpen. Er is dan ook geen aanleiding om het aanbod van AB Midden Holland om door middel van getuigen te bewijzen dat met [eiseres] is besproken dat zij in afwijking van de op de loonspecificaties vermelde arbeidsduur van 150 uur per week in een hogere loonschaal zou worden ingedeeld, te honoreren.
Al het voorgaande in aanmerking genomen komt de kantonrechter tot de conclusie dat het gedeelte van de (vermeerderde) vordering dat ziet op betaling van achterstallig loon toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
De vordering tot betaling van de wettelijke verhoging zal worden afgewezen, aangezien die verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om tijdig de salarisbetalingen te verrichten. Nu de arbeidsovereenkomst al vanaf 9 april 2009 is geëindigd bestaat daarvoor geen aanleiding.
[eiseres] heeft bij conclusie van repliek de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten nader onderbouwd. AB Midden Holland heeft daartegen geen inhoudelijk verweer meer gevoerd. Nu de door [eiseres] gevorderde kosten zijn aan te merken als redelijke kosten die voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komen en het in rapport Voorwerk II vastgelegde geldende tarief niet overschrijden, zal het hierop betrekking hebbende gedeelte van de vordering worden toegewezen.
De proceskosten komen voor rekening van AB Midden Holland omdat deze merendeels in het ongelijk wordt gesteld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt AB Midden Holland tot betaling aan [eiseres] van
a. € 6.792,41 bruto ter zake van achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 3 maart 2009 tot aan de dag van de algehele voldoening;
b. € 500,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt AB Midden Holland tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 85,98
vastrecht € 208,00
salaris gemachtigde € 500,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. de Rooij en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.