ECLI:NL:RBHAA:2009:BK4436

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700526-09 en 15/700241-08 (tul)
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van buitenboordmotor en dakbedekking met afwijzing ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 23 november 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal van een buitenboordmotor en dakbedekking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 tot en met 2 augustus 2009 te Zaandam een buitenboordmotor, toebehorende aan de benadeelde partij [slachtoffer], heeft weggenomen. Dit gebeurde door middel van verbreking. Daarnaast heeft de verdachte op 20 mei 2009 vanaf een bedrijfsterrein in Zaandam twee rollen dakbedekking gestolen, die toebehoorden aan [bedrijf]. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als ongeloofwaardig beoordeeld en heeft de feiten bewezen verklaard.

De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te veroordelen tot de ISD-maatregel, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende redenen waren om de ISD-maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij nooit onder reclasseringstoezicht heeft gestaan en er geen behandelplan was opgesteld. In plaats daarvan heeft de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,-, die ook voorwaardelijk is opgelegd.

De rechtbank heeft daarnaast de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 95,00 toegewezen, alsook de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700526-09 en 15/700241-08 (tul)
Uitspraakdatum: 23 november 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 november 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag, te Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
PRIMAIR
hij in of omstreeks de periode van 01 tot en met 02 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een buitenboordmotor (merk Mercury, voorzien van het nummer [nummer]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
SUBSIDIAIR
hij in of omstreeks de periode van 01 tot en met 02 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, een buitenboordmotor (merk Mercury, voorzien van het nummer [nummer]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die buitenboordmotor wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
PRIMAIR
hij op of omstreeks 20 mei 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijfsterrein (gelegen aan de Pieter Ghijsenlaan) heeft weggenomen twee rollen dakbedekking en/of bouwmateriaal, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
SUBSIDIAIR
hij op of omstreeks 20 mei 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, twee rollen dakbedekking en/of bouwmateriaal heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die dakbedekking wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot:
- vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
- bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten;
- oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen: ISD-maatregel), als bedoeld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van twee jaar;
- niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering;
- afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 27 augustus 2008 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) dagen;
4. Bewijs
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten, op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen. Uit deze bewijsmiddelen blijken de volgende feiten en omstandigheden.
t.a.v. feit 1 primair:
Op 1 augustus 2009, omstreeks 09.15 uur, krijgen verbalisanten de melding dat er een man ligt te slapen op een steiger aan de Westzijde te Zaandam. Ter plaatse treffen verbalisanten de hen ambtshalve bekende [verdachte], verdachte, bij zijn bootje aan. Omdat verdachte is geregistreerd als veelpleger en bekend staat als iemand die vaak buitenboordmotoren steelt, stellen verbalisanten een onderzoek in naar de buitenboordmotor die aan zijn bootje hangt. Het blijkt te gaan om een 28pk-motor van het merk Yamaha. Verbalisanten kunnen het serienummer van de motor echter niet achterhalen en laten verdachte achter. Als verbalisanten de volgende dag omstreeks 11.00 uur terugkeren, zien ze dat aan de boot van verdachte een andere buitenboordmotor is bevestigd, te weten een Mercury met serienummer [nummer]. Uit onderzoek blijkt dat de heer [slachtoffer] eigenaar is van deze motor. [2] [slachtoffer] doet aangifte van diefstal en verklaart dat hij zijn roeiboot met voornoemde motor had afgemeerd in een zijarm van de Gouw, achter de Schepenlaan te Zaandam. De motor was met vleugelmoeren aan de achtersteven van zijn boot bevestigd en de moeren waren beveiligd met een veiligheidsslot. Dit veiligheidsslot is door de aangever niet meer teruggevonden. Volgens de aangever is de motor kennelijk met kracht van de boot verwijderd.[3] Voorts verklaart een getuige dat de buitenboordmotor op 1 augustus 2009 om 16.45 uur nog op de boot van [slachtoffer] was bevestigd.[4]
t.a.v. feit 2 primair:
Op 20 mei 2009, omstreeks 18.40 uur, ziet een getuige dat een man een pallet plaatst tegen het hek van (het bedrijf van) [bedrijf], gelegen aan de Pieter Ghijsenlaan te Zaandam, en via deze pallet over het hek klimt. Vervolgens gooit de man vanaf het bedrijventerrein een rol dakbedekking over het hek. Daarna stapt de man op een fiets, waaraan een blauw karretje is gekoppeld, en fietst weg. De getuige belt de politie en ziet korte tijd later dat de man door de politie wordt aangehouden.[5] Het blijkt te gaan om de verbalisanten ambtshalve bekende [verdachte], verdachte, van wie tevens ambtshalve bekend is dat hij zich meestal verplaatst op een fiets met daarachter een karretje.[6] In het karretje van verdachte worden twee rollen dakbedekking, toebehorende aan [bedrijf] aangetroffen.[7]
4.2. Bewijsoverweging t.a.v. feit 1 primair
Allereerst stelt de rechtbank als vaststaande feiten vast dat verdachte op 2 augustus 2009 omstreeks 11.00 uur, in het bezit was van een Mercury buitenboordmotor (voorzien van het nummer [nummer]) die toebehoorde aan [slachtoffer]. Tevens staat vast dat deze buitenboordmotor op 1 augustus 2009 om 16.45 uur nog was bevestigd aan de boot van voornoemde [slachtoffer].
Verdachte ontkent elke betrokkenheid bij de diefstal van de buitenboordmotor en heeft daartoe ter terechtzitting onder meer verklaard:
- dat hij op zondag 2 augustus 2009 omstreeks 08.00 zijn oude Yamaha buitenboordmotor uur probeerde te starten, maar dat dit niet lukte;
- dat op dat moment een man kwam aanvaren op een kruiser, die zich voorstelde als [betrokkene] en vroeg of hij kon helpen;
- dat deze man vervolgens gereedschap van zijn boot haalde en samen met verdachte de motor heeft losgemaakt, schoongemaakt en weer teruggeplaatst;
- dat de motor het daarna weer deed;
- dat de man verdachte voorstelde om de Yamaha te ruilen voor een Mercury, met bijbetaling 150 euro;
- dat hij, verdachte, dit aanvankelijk niet wilde, maar dat hij besloot toch op het aanbod in te gaan;
- dat hij 30 euro tekort kwam en bij zijn moeder is langsgegaan om dit geld op te halen;
- dat de man na betaling van de 150 euro vertrok;
- dat hij, verdachte, vervolgens – zo omstreeks 9.00 uur – heeft geprobeerd met behulp van de motor te gaan varen en dat toen bleek dat de motor veel te licht was;
- dat hij kort daarna is aangehouden.
De rechtbank acht deze lezing van verdachte, mede gelet op het tijdsbestek waarbinnen dit alles zich zou hebben afgespeeld en de verklaring van verdachte dat hij een paar duizend euro schuld heeft, dermate ongeloofwaardig dat zij deze terzijde laat en op grond van het hierboven geschetste tijdsverloop oordeelt dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de buitenboordmotor zelf heeft gestolen.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.
PRIMAIR
hij in de periode van 1 tot en met 2 augustus 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een buitenboordmotor (merk Mercury, voorzien van het nummer [nummer]), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
2.
PRIMAIR
hij op 20 mei 2009 te Zaandam, gemeente Zaanstad, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijfsterrein (gelegen aan de Pieter Ghijsenlaan) heeft weggenomen twee rollen dakbedekking, toebehorende aan [bedrijf], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde is strafbaar en levert op:
t.a.v. feit 1 primair:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
t.a.v. feit 2 primair:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sancties en van overige beslissingen
7.1. Hoofdstraf
7.1.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting oplegging van de ISD-maatregel gevorderd, zodat verdachte gedurende een periode van twee jaar op structurele wijze kan werken aan zijn problematiek en de maatschappij gedurende deze periode beschermd zal zijn tegen door verdachte gepleegde strafbare feiten.
7.1.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel dient te worden afgewezen. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de ISD-maatregel als een ultimum remedium heeft te gelden. Nu verdachte nooit onder reclasseringstoezicht heeft gestaan en er geen behandelplan is opgesteld, zijn er onvoldoende gronden die de oplegging van de ISD-maatregel rechtvaardigen. De raadsman heeft als alternatief voorgesteld verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen onder de bijzondere voorwaarde van opvang en begeleiding door Restart Zaanstreek, onderdeel van de Leger des Heils Goodwillcentra Amsterdam.
7.1.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name de bespreking aldaar van het vanwege Brijder verslavingszorg uitgebrachte rapport van 20 oktober 2009 is gebleken.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de formele vereisten genoemd in artikel 38m, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht voldaan, zodat oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte mogelijk is. Gelet op de omstandigheden dat verdachte nooit onder reclasseringstoezicht heeft gestaan, er geen behandelplan is opgesteld en verdachte zelf niet gemotiveerd is in een ISD-omgeving aan zijn problematiek te werken, acht de rechtbank echter onvoldoende redenen aanwezig die nopen tot oplegging van de ISD-maatregel.
Op grond van het hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot oplegging van de ISD-maatregel dient te worden afgewezen en dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur dient te worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Brijder verslavingsreclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Anders dan in het vanwege de Brijder Verslavingszorg uitgebrachte rapport van 20 oktober 2009 geadviseerd, zal een voorwaarde van die strekking aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Daarnaast acht de rechtbank verplichte begeleiding door Restart Zaanstreek, onderdeel van de Leger des Heils Goodwillcentra Amsterdam, noodzakelijk. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vooralsnog niet hoeft te worden betaald en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. In het bijzonder beoogt de rechtbank hiermee verdachte te bewegen tot betaling van de door de benadeelde partij [slachtoffer] ingediende vordering tot schadevergoeding tot het hierna te bepalen bedrag. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan de voorwaardelijk op te leggen geldstraf worden verbonden.
7.2. Vordering benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 115,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 1 primair ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit kosten voor de aanschaf van een vervangend veiligheidsslot en nieuwe peddels, alsmede de kosten voor het herstel van het houtwerk van zijn boot.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 95,00 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 primair bewezen verklaarde feit. Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank vergoeding van de schade tot genoemd bedrag billijk voor. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen. Over voornoemd bedrag is verdachte wettelijke rente verschuldigd vanaf 2 augustus 2009 tot aan de dag der algehele voldoening van de vordering.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
7.3. Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 27 augustus 2008 in de zaak met parketnummer 15/700241-08 heeft de politierechter in deze rechtbank verdachte ter zake van diefstal en heling veroordeeld tot – onder meer – een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De officier van justitie heeft, met het oog op de oplegging van de ISD-maatregel, ter terechtzitting de rechtbank verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf af te wijzen.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering in beginsel gegrond is, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en de rechtbank niet tot oplegging komt van de ISD-maatregel. De rechtbank acht echter, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder het ten behoeve van verdachte opgestarte woon- en begeleidingstraject, termen aanwezig om niet de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten, maar de bij het desbetreffende vonnis vastgestelde proeftijd te verlengen met één jaar. De rechtbank zal daarbij alsnog de bijzondere voorwaarde stellen van verplicht reclasseringscontact en verplichte begeleiding door Restart Zaanstreek, onderdeel van de Leger des Heils Goodwillcentra Amsterdam.
De rechtbank heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 14g juncto 14f van het Wetboek van Strafrecht.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZES (6) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot TWEE (2) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Brijder verslavingsreclassering, zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte zich verplicht laat begeleiden door Restart Zaanstreek, onderdeel van Goodwillcentra Amsterdam, thans in de persoon van de heer G. Visser.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 250,- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijf (5) dagen hechtenis.
Beveelt dat deze geldstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij - binnen drie maanden na ingang van de proeftijd - aan [slachtoffer], rekeningnummer [rekeningnummer], betaalt de door hem geleden schade tot een bedrag van € 95,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 95,00 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], rekeningnummer [rekeningnummer], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Verlengt de proeftijd ten aanzien van de nog niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 27 augustus 2008 in de zaak met parketnummer 15/700241-08, met één jaar en stelt daarbij de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Brijder verslavingsreclassering, zolang die instelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat verdachte zich verplicht laat begeleiden door Restart Zaanstreek, onderdeel van Goodwillcentra Amsterdam, thans in de persoon van dhr. G. Visser.
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van die voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Jansen, voorzitter,
mrs. M.J.M. Verpalen en E. Polak, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. H. van de Vijver,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 november 2009.
Mr. Polak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
[1] De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
[2] Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2009 (dossierpagina 23 e.v.).
[3] Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 2 augustus 2009 (dossierpagina 20 e.v.).
[4] Het proces-verbaal van relaas d.d. 6 augustus 2009, proces-verbaalnummer 2009024547-12.
[5] Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2009 (dossierpagina 5 e.v.).
[6] Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 mei 2009 (dossierpagina 7 e.v.).
[7] Het proces-verbaal van aangifte d.d. 25 mei 2009 (dossierpagina 28 e.v.) en het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 20 mei 2009 (dossierpagina 11).