2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 Ingevolge artikel 3.22, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen burgemeester en wethouders met het oog op de voorziening in een tijdelijke behoefte voor een bepaalde termijn ontheffing verlenen van een bestemmingsplan. De termijn kan ten hoogste vijf jaar belopen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.
2.3 De derde partij (hierna: Salomo) heeft tot doel het doen geven en bevorderen van primair onderwijs op christelijk grondslag en houdt hiertoe diverse christelijke basisscholen in stand, waaronder de Dreefschool in Haarlem. De school is gevestigd aan de Dreef 20 tegenover het Frederikspark en heeft een tijdelijke dependance aan het Leidseplein te Haarlem.
2.4 Salomo acht zich genoodzaakt een renovatie en verbouwing uit te voeren aan het pand op de Dreef, omdat het pand te klein is geworden en in vele opzichten niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd. Teneinde de renovatie uit te kunnen voeren, wenst Salomo noodlokalen te plaatsen aan de rand van het Frederikspark, in de nabijheid van de school. Wanneer de renovatie achter de rug is, wenst Salomo de groepen die thans les krijgen in de dependance over te brengen naar de noodlokalen, totdat het pand aan de Kleine Houtweg 24 kan worden betrokken. Ook deze verlenging van het gebruik van de noodlokalen is noodzakelijk volgens verzoekster, omdat de locatie aan het Leidseplein vanuit organisatorisch oogpunt niet geschikt is als dependance en het pand slechts tijdelijk aan de Dreefschool ter beschikking is gesteld.
2.5 De grond waarop Salomo de noodlokalen wenst te plaatsen, zijn op grond van het bestemmingsplan “Frederikspark/Houtplein” bestemd voor “verkeersdoeleinden”. Niet in geschil is dat het plaatsen van noodlokalen in strijd is met deze bestemming. Teneinde de plaatsing van noodlokalen mogelijk te maken, heeft verweerder een ontheffing verleend van het bestemmingsplan op grond van artikel 3.22 Wro en een bouwvergunning afgegeven, beide voor een periode van drie jaar.
2.6 Verzoekers kunnen zich hiermee niet verenigen Zij vrezen voor een ernstige aantasting van het monumentale Frederikspark alsmede van hun woon- en leefomgeving. Nu de (voorbereidings)werkzaamheden zijn aangevangen, zien zij zich genoodzaakt de voorzieningenrechter te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen.
2.7 De vraag of alle verzoekers belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:2 van de Awb, leent zich niet voor beantwoording in deze procedure en zal bij behandeling van de hoofdzaak aan de orde komen. Vaststaat dat in ieder geval een aantal verzoekers als belanghebbende kan worden aangemerkt, zodat aanleiding bestaat het verzoek te behandelen. Het verzoek van de Wijkraad Welgelegen dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat zij het griffierecht niet heeft voldaan.
2.8 Voor de gronden van het verzoekschrift hebben verzoekers verwezen naar de zienswijze die zij met betrekking tot het ontwerpbesluit naar voren hebben gebracht. De meest verstrekkende grond houdt in dat verweerder geen ontheffing kan verlenen, omdat niet wordt voorzien in een tijdelijke behoefte als bedoeld in artikel 3.22 Wro, aangezien de behoefte aan basisonderwijs in het gebied permanent is.
2.9 De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat verzoekers met dit standpunt uitgaan van een te beperkte strekking van artikel 3.22 Wro. Het gaat hier niet om de tijdelijke behoefte aan onderwijs, maar om de tijdelijke behoefte aan noodlokalen. Dit betekent dat moet worden aangetoond dat na het verstrijken van de gestelde termijn geen behoefte meer bestaat aan de noodlokalen.
2.10 De voorzieningenrechter stelt voorop dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat renovatie van het pand aan de Dreef noodzakelijk is. Dat deze noodzaak mede het gevolg zou zijn van achterstalling onderhoud, doet daar niet aan af. Ook acht de voorzieningenrechter de verhuizing van de dependance noodzakelijk, nu het pand aan het Leidseplein toekomt aan basisschool de Peppelaer. Het standpunt van verzoekers dat de behoefte aan uitbreidingsruimte voor de Peppelaer is gebaseerd op oude prognoses en daarmee achterhaald is, volgt de voorzieningenrechter niet. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting, mede onder verwijzing naar het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs 2007-2010 en het daaropvolgende uitvoeringsplan, aangegeven dat deze behoefte aan uitbreidingsruimte nog altijd actueel is en dat de vestiging van dependance op het Leidseplein niet langer houdbaar is. Uit het vorenstaande volgt dat er een behoefte bestaat aan het plaatsen van noodlokalen.
2.11 De vraag of is aangetoond dat deze behoefte na verloop van de gestelde termijn van drie jaar niet meer bestaat, dient naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bevestigend te worden beantwoord. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat de bouwvergunning voor de renovatie van het pand aan de Dreef naar verwachting op zeer korte termijn wordt verleend en de renovatiewerkzaamheden kunnen aanvangen in januari 2010. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat een permanente locatie voor de dependance van de Dreefschool is gevonden in het pand aan de Kleine Houtweg 24. In dit pand is thans nog een VMBO-school gevestigd, doch deze zal verhuizen naar een nieuwbouwlocatie op het zogenoemde 023-terrein aan de Schipholweg. De verhuizing van deze school acht de voorzieningenrechter voldoende zeker, nu de bouwvergunningen voor het schoolgebouw onherroepelijk zijn en de bouwwerkzaamheden volgens planning verlopen. De verwachting is dan ook dat dit schoolgebouw in het schooljaar 2010-2011 in gebruik zal worden genomen, waardoor het pand aan de Kleine Houtweg vrijkomt. Het bestemmingsplan verzet zich niet tegen de vestiging van de dependance op deze locatie. Wel dient er een verbouwing plaats te vinden, alvorens het pand als dependance in gebruik kan worden genomen. Ook deze verbouwing kan volgens Salomo worden voltooid binnen de gestelde termijn van drie jaar. Salomo heeft in dit verband toegelicht dat de gestelde termijn van drie jaar ruim is, omdat daarin rekening wordt gehouden met eventuele vertragingen als gevolg van onvoorziene omstandigheden, zoals bijvoorbeeld vorst of gerechtelijke procedures. De verwachting is dan ook dat de noodlokalen voor afloop van de termijn kunnen worden verwijderd. Gelet op het vorenstaande acht de voorzieningenrechter niet enkel de tijdelijke behoefte aan noodlokalen aannemelijk gemaakt, maar ook de tijdelijkheid van de noodlokalen zelf.
2.12 De overige door verzoekers aangevoerde gronden zien op de door verweerder gemaakte belangenafweging. Verzoekers stellen in dit verband allereerst dat verweerder onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van de buurtbewoners die in het park recreëren. Verzoekers menen dat meer dan 250 leerlingen van het gehele park gebruik zullen maken, waardoor er geen ruimte meer zal zijn voor recreatie. Ook stellen zij dat de beeldkwaliteit van het park wordt aangetast door de armoedige vormgeving van het schoolgebouw. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in het besluit groot belang heeft gehecht aan een locatie in de nabijheid van de Dreefschool, omdat het merendeel van de leerlingen afkomstig is uit de wijk en omdat de school gedurende de renovatie gebruik zal blijven maken van verscheidene voorzieningen op de Dreef. Verweerder laat dit belang prevaleren boven het belang van de buurtbewoners, omdat het een tijdelijke situatie betreft en het Frederikspark zijn functie als park kan blijven vervullen. De voorzieningenrechter acht deze afweging, gelet op de tijdelijkheid van de noodlokalen en de situering aan de rand van het park, niet onredelijk. Dat in het park gedurende de aanwezigheid van de noodlokalen niet kan worden gerecreëerd acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk.
2.13 Verzoekers hebben voorts aangegeven te vrezen voor gevaarlijke verkeerssituaties. Zij wijzen in dit verband op de entree van de noodlokalen die volgens hen te dicht op het fietspad en pal naast de drukke verkeersweg Frederiksparkweg komt te liggen. Er worden bovendien geen omheiningen in het park aangebracht en gedurende de renovatie blijven voorzieningen op de Dreef in gebruik, hetgeen gelet op de bouwwerkzaamheden ter plaatse eveneens tot onveilige situaties kan leiden. Verweerder heeft in het bestreden besluit overwogen dat het brengen en halen van leerlingen zal plaatsvinden bij de bestaande locatie van de Dreefschool en dat vanaf daar de oversteek naar de noodlokalen onder begeleiding zal plaatsvinden. De door de school te nemen maatregelen zullen worden vastgelegd in een verkeersveiligheidsplan. Salomo heeft ter zitting benadrukt dat de verkeersveiligheid ook voor haar een prioriteit is waaraan voortdurend aandacht wordt besteed. De te nemen maatregelen zijn neergelegd in het inmiddels door de medezeggenschapsraad goedgekeurde verkeersveiligheidsplan, waarin onder meer als maatregel is opgenomen het zogenaamde verkeersbrigadiers- systeem, waarbij leerlingen zowel ’s ochtends als ’s middags worden begeleid bij het oversteken van en naar de noodlokalen. Salomo heeft aangegeven dat gaandeweg zal worden bezien of er behoefte bestaat aan extra maatregelen en dat deze zeker worden genomen indien de verkeersveiligheid dat vereist. De voorzieningenrechter ziet op voorhand geen aanleiding te concluderen dat de verkeersveiligheid dusdanig in het geding is dat verweerder niet in redelijkheid tot het verlenen van een ontheffing kon besluiten.
2.14 Verzoekers hebben er tenslotte op gewezen dat het restaurant aan het Frederikspark 2 niet meer via het parkeerterrein zal kunnen worden bevoorraad. Het recht om op het openbare parkeerterrein te laden en te lossen wordt aldus ontnomen. Verweerder heeft in dit verband overwogen dat het restaurant over een eigen inrit beschikt en langs die weg te bereiken blijft. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid ontheffing heeft mogen verlenen.
2.15 Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter bestaat er geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in beroep geen stand zal houden. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt derhalve afgewezen.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het verzoek van de Stichting Belangenbehartiging Wijkraad Welgelegen (09/5576) niet-ontvankelijk;
3.2 wijst het verzoek van Stichting Behoud Erfgoed Zuid-Kennemerland e.a. (09/5266) af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 17 november 2009 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. D. Krokké, griffier.