ECLI:NL:RBHAA:2009:BK3287

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-615912-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag met ernstige letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een personenauto betrokken was bij een verkeersongeval op 9 augustus 2008 te Schiphol. De verdachte heeft zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen door zonder richting aan te geven van rijstrook te wisselen via een verdrijvingsvlak, wat resulteerde in een aanrijding met een motorfietser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende op het achteropkomend verkeer heeft gelet, waardoor de motorrijder de auto niet meer kon ontwijken. Het gevolg van deze aanrijding was dat de motorrijder, genaamd [slachtoffer], ernstig letsel opliep, waaronder gebroken ribben en een gebroken schouderblad.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en heeft een werkstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en heeft de vordering van de officier van justitie grotendeels toegewezen.

Bij de motivering van de sancties heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft uiteindelijk een geldboete van € 1500,00 opgelegd, te vervangen door hechtenis bij gebreke van betaling, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/615912-08
Uitspraakdatum: 27 oktober 2009
Tegenspraak
verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 09 augustus 2008 te Schiphol, in elk geval in de gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Retourbaan (rijrichting Aankomstpassage) zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden, immers is hij, zonder daartoe richting aan te geven, van rijstrook/rijbaan gaan wisselen daarbij gebruik makend van het verdrijvingsvlak tussen de door hem bereden rijstrook/rijbaan en de, gezien zijn rijrichting, rechts van dat verdrijvingsvlak gelegen rijstrook/rijbaan van de Ceintuurbaan-Zuid (richting Aankomstpassage), zonder een bestuurder van een twee wielig motorrijtuig, rijdend op laatst genoemde rijstrook/rijbaan, voor te laten gaan waarna of (mede) waardoor een aanrijding of botsing ontstond tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en dat tweewielig motorrijtuig, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten 5 althans een of meer gebroken ribben (rechts) en/of een gebroken schouderblad (rechts) en/of een gebroken sleutelbeen (rechts), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Subsidiair
hij op of omstreeks 09 augustus 2008 te Schiphol in elk geval in de l gemeente Haarlemmermeer, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Retourbaan rijrichting Aankomstpassage, van rijstrook/rijbaan is gaan wisselen daarbij gebruik makend van het verdrijvingsvlak tussen de door hem bereden rijstrook/rijbaan en de, gezien zijn rijrichting, rechts van dat verdrijvingsvlak gelegen rijstrook/rijbaan van de Ceintuurbaan-Zuid (richting Aankomstpassage), zonder een over laatst genoemde rijstrook/baan rijdende bestuurder van een motor voor te laten gaan door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan, te vervangen door 15 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
4.1. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 09 augustus 2008 te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Retourbaan, rijrichting Aankomstpassage, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden, immers is hij, zonder daartoe richting aan te geven, van rijbaan gaan wisselen, daarbij gebruik makend van het verdrijvingsvlak tussen de door hem bereden rijbaan en de, gezien zijn rijrichting, rechts van dat verdrijvingsvlak gelegen rijbaan van de Ceintuurbaan-Zuid, richting Aankomstpassage, zonder een bestuurder van een tweewielig motorrijtuig, rijdend op laatst genoemde rijbaan, voor te laten gaan, waardoor een aanrijding ontstond tussen het door hem bestuurde motorrijtuig en dat tweewielig motorrijtuig, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten 5 gebroken ribben (rechts) en een gebroken schouderblad (rechts) en een gebroken sleutelbeen (rechts), werd toegebracht.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.2. Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de bestuurder van de motor ten tijde van het ongeval te hard heeft gereden. In plaats van de toegestane 70 km/u zou de motorrijder ongeveer 80 km/u hebben gereden. Aldus heeft de motorrijder medeschuld gehad aan het ongeval. De raadsman van verdachte heeft dan ook betoogd dat zijn cliënt van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend zijn personenauto heeft bestuurd door vanaf de door hem gevolgde rijbaan van de Retourbaan over te steken via een tussen die rijbanen gelegen verdrijvingsvlak, dat niet bestemd is om van de rijbanen tussen die verschillende wegen te wisselen, naar de rechts daarvan gelegen rijbaan van de Ceintuurbaan-Zuid, terwijl hij zulks bovendien heeft gedaan zonder daarbij richting aan te geven en zonder de op die rijbaan van de Ceintuurbaan-Zuid rijdende motorfiets op te merken.
Voorts overweegt de rechtbank dat in zijn algemeenheid de eventuele aanwezigheid van medeschuld aan de zijde van een slachtoffer, schuld aan de zijde van verdachte niet opheft. In extreme gevallen kan dit anders zijn. Er kunnen zich immers dusdanige omstandigheden voordoen, dat het niet meer redelijk is het verkeersongeval toe te rekenen aan de schuld van verdachte.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting evenwel niet aannemelijk gemaakt dat er van dusdanige omstandigheden sprake is geweest. Zelfs als de motorrijder zodanig te hard zou hebben gereden als door de raadsman aangevoerd, dan is er nog geen sprake van een extreme situatie die de schuld aan de zijde van verdachte opheft.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
- Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden en daardoor een aanrijding met een motorfietser veroorzaakt. Verdachte is op een plek die daarvoor niet is bedoeld, namelijk via een verdrijvingsvlak vanaf de rijbaan van de ene weg, naar de rijbaan van een andere weg overgestoken zonder richting aan te geven en zonder voldoende op het achteropkomend verkeer te letten. Hierdoor kon de bestuurder van de hem op de rijbaan van die andere weg achteropkomende motorfietser, [slachtoffer], de auto van verdachte niet meer ontwijken. Tengevolge van de aanrijding heeft [slachtoffer] ernstig letsel opgelopen, waardoor hij nog zeker een week of 5 a 6 ziek heeft thuis gezeten en niet heeft kunnen werken.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte niet eerder voor verkeersdelicten is bestraft, dat hij van het ongeval is geschrokken, dat hij de nadelige gevolgen voor het slachtoffer niet heeft gewild en dat hij zich na het ongeval om het welzijn van het slachtoffer heeft bekommerd.
Alles overwegende en gelet op de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een geldboete van na te noemen hoogte en een voorwaardelijke straf in de vorm van een rijontzegging dient te worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wegenverkeerswet 1994: artikelen 6, 175, 179
Wetboek van Strafrecht: artikelen 14a, 14b en 14c
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1500,00 (vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden, met bevel dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Candido, voorzitter,
mr. R.E.A. Toeter en mr. W.B. Klaus, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.H.E. Laffrée,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 oktober 2009.