2. Overwegingen
2.1 Eiser was sedert 1 oktober 1999 werkzaam bij Quality Bakers B.V. als productiemedewerker en is sedert 12 november 2007 arbeidsongeschikt voor zijn werk. Op 7 december 2008 heeft Bakkersland BV Quality Bakers overgenomen. In verband met de bedrijfseconomische situatie en de marktpositie van beide bedrijven heeft Bakkersland besloten een reorganisatie door te voeren. Concreet betekende dit dat een aantal vestigingen werd gesloten en dat er inkrimping van het personeelsbestand plaatsvond. Op 5 december 2008 is tussen Bakkersland en al haar groepsvennootschappen en de vakorganisaties FNV en CNV een Sociaal Plan gesloten. Eiser is bij brief van 23 december 2008 medegedeeld dat als gevolg van de reorganisatie zijn arbeidsplaats is komen te vervallen en hij daarom per 1 januari 2009 boventallig is. Op 8 maart 2009 heeft eiser een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarbij de arbeidsovereenkomst tussen Bakkersland en eiser eindigt per 13 juni 2009.
2.2 Met het besluit van 10 juli 2009 heeft verweerder eiser bericht dat hij na beëindiging van zijn dienstverband niet in aanmerking komt voor een uitkering ingevolge de Ziektewet omdat hij loonaanspraken heeft prijs gegeven.
2.3 Met het schrijven van 17 augustus 2009 heeft eiser bezwaar aangetekend tegen het besluit. Eiser stelt daarin dat hij geen succesvol bezwaar had kunnen maken tegen de beëindiging van het dienstverband gelet op het bepaalde in artikel 7:670b tweede lid van het Burgerlijk Wetboek (BW). Tevens wijst eiser op het gelijkheidsbeginsel immers een drietal andere werknemers hebben onder vergelijkbare omstandigheden wél een uitkering ingevolge de Ziektewet ontvangen. Met de thans bestreden beslissing op bezwaar heeft verweerder het besluit gehandhaafd
2.4 Met deze beslissing kan eiser zich niet verenigen. De door verweerder aangehaalde jurisprudentie betreffende de uitzonderingen op het ontslagverbod ziet niet op een vergelijkbare situatie omdat de productielijnen van de vestiging Haarlem van Bakkersland volledig gesloten en ontmanteld zijn. De productie die nog aanwezig was, voor de overname door Bakkersland, was naar Haarlem overgezet vanuit andere bakkerijen om in Haarlem nog iets te doen te hebben. Dat binnen het (veel) grotere Bakkersland concern dezelfde producten worden bereid als destijds bij de vestiging Haarlem van Bakkersland of daarvoor bij Quality Bakers brengt naar de mening van eiser niet met zich dat de werkzaamheden van eiser verplaatst zijn. Voorts merkt eiser op dat verweerder niet is ingegaan op het gestelde met betrekking tot het gelijkheidbeginsel.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
2.5 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit.
2.6 Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om een voorlopige voorziening hangende het beroep bij de rechtbank is gedaan en hij van oordeel is dat na de zitting nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak. De in de zaak van eiser verkregen informatie is van dien aard dat nader onderzoek geen relevante nieuwe gegevens zal opleveren. Ook overigens bestaat geen beletsel om met toepassing van voormeld wettelijk voorschrift onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak te doen.
2.7 Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de ZW, heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde.
2.8 Artikel 29, eerste lid, van de ZW brengt, kort samengevat, met zich dat geen recht op ziekengeld bestaat zolang er recht is op loonbetaling door de werkgever.
2.9 Ingevolge artikel 45, eerste lid, aanhef en sub j van de ZW weigert verweerder het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend, indien de verzekerde door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het wachtgeldfonds of het Uitvoeringsfonds voor de overheid benadeelt of zou kunnen benadelen.
2.10 Het tweede lid van artikel 7:670b BW bepaalt: De leden 1 tot en met 9 van artikel 670 en artikel 670a zijn niet van toepassing indien de werknemer schriftelijk met de opzegging instemt of indien de opzegging geschiedt wegens de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of van het onderdeel van de onderneming, waarin de werknemer uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam is.
2.11 In geschil is in de eerste plaats of eiser een benadelingshandeling heeft gepleegd doordat hij door middel van het ondertekenen van de hiervoor genoemde vaststellingsovereenkomst heeft ingestemd met de beëindiging van zijn dienstverband per 13 juni 2009. Daarbij is de vraag aan de orde of eiser zich met succes had kunnen beroepen op het bepaalde in artikel 6:670b, eerste lid BW. Eiser meent van niet omdat er sprake is van volledige beëindiging van de werkzaamheden van de vestiging van Bakkersland in Haarlem waar eiser uitsluitend werkzaam was.
2.12 De voorzieningenrechter deelt dit standpunt niet. Eiser werkte tot december 2008 voor Quality Bakers. Naar uit de door Bakkersland aan de gemachtigde van eiser toegezonden toelichting blijkt is de belangrijkste klant van Quality Bakers - de Plusmarkten - in oktober 2008 overgenomen door Bakkersland en was als gevolg daarvan in de vestiging Haarlem van Quality Bakers niet of nauwelijks werk meer. Bij sluiting van de vestiging op dat moment was, naar het oordeel van de rechtbank, voor Quality Bakers sprake geweest van een situatie als bedoeld in artikel 6:670b, tweede lid BW. Door de overname van Quality Bakers door Bakkersland in december zijn de werkzaamheden voor de Plusmarkten die oorspronkelijk door de vestiging Haarlem werden uitgevoerd echter weer in het werkpakket van de gefuseerde bedrijven terechtgekomen en was er in principe weer werk voor Haarlem beschikbaar. Dat Bakkersland er vervolgens voor gekozen heeft de productie voor Plusmarkten niet in Haarlem voort te zetten maar naar ergens anders te verplaatsen en de vestiging in Haarlem te sluiten betekent niet dat de werkzaamheden die aldaar verricht werden ook beëindigd zijn, zoals in artikel 6:670b, tweede lid BW bedoeld.
2.13 Het vorenstaande betekent dat eiser met succes zijn ontslag bij de kantonrechter had kunnen aanvechten en dat door een vaststellingsovereenkomst met Bakkersland te ondertekenen eiser een benadelingshandeling heeft gepleegd als bedoeld in artikel 45, eerste lid, aanhef en sub j van de ZW.
2.14 Dit betekent echter niet dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Eiser heeft namelijk reeds in zijn bezwaarschrift een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel en daarbij de namen en gegevens van drie personen opgegeven die bij Bakkersland werkzaam waren, net als eiser arbeidsongeschikt en ondanks het ondertekenen van vaststellingsovereenkomst toch een ZW-uitkering hebben gekregen. Verweerder is in het bestreden besluit op dit beroep op het gelijkheidsbeginsel niet gemotiveerd ingegaan. Ook ter zitting heeft verweerder niet nader kunnen uiteenzetten waarom de omstandigheden van genoemde drie werknemers niet vergelijkbaar waren met die van eiser. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb is genomen. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
2.15 Verweerder zal een nieuw besluit dienen te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Gelet op het feit dat eiser al vanaf juni 2009 geen inkomsten meer heeft ontvangen en zich als gevolg daarvan in een financieel precaire situatie bevindt, zal dit nieuwe besluit echter op korte termijn dienen te worden genomen. De voorzieningenrechter ziet derhalve aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening verweerder op te dragen binnen drie weken na dagtekening van deze uitspraak – d.w.z. uiterlijk op 24 november 2009 - opnieuw op het bezwaar te beslissen.
2.16 Voorts bestaat aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten aanzien van verweerder. In dit geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op grond van het bepaalde in dit Besluit vastgesteld op € 1.081,- (1 punt voor het indien van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoek om voorlopige voorzieningen en 1 punt voor het verschijnen ter zitting. De zaken zijn gemiddeld qua zwaarte. De proceskosten voor het beroepschrift worden berekend aan de hand van de met ingang van 1 oktober 2009 geldende nieuwe bedragen proceskosten, vastgesteld in het Besluit aanpassing proceskosten bestuursrecht van 4 september 2009).
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit op bezwaar van 22 september 2009;
3.3 wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe draagt verweerder op en draagt verweerder op om binnen drie weken na dagtekening van deze uitspraak – d.w.z. uiterlijk op 24 november 2009 - een beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
3.4 bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 82,- vergoedt;
3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.081,- door verweerder te betalen aan eiser.