2.2 [zoon] is geboren [geboortedatum]. Hij heeft een oogafwijking (het syndroom van Türk-Stilling-Dunana, type I) en een verstandelijke handicap. Hij gaat naar het medisch kinderdagverblijf (mkd) en daarna naar de naschoolse opvang (nso). Ten behoeve van [zoon] is een indicatie voor (individuele) begeleiding gevraagd, omdat de nso met de gebruikelijke begeleiding niet in staat is [zoon] op te vangen.
2.3 Het besluit van verweerster is gebaseerd op het standpunt dat voor de oppasfunctie van de nso geen AWBZ-indicatie kan worden afgegeven. In het verweerschrift is door verweerster nader toegelicht dat er geen indicatie bestaat omdat het niet gaat om bovengebruikelijke zorg.
2.4 Verzoeker heeft aangevoerd dat de opvang van [zoon] door de nso per 1 september 2009 zal worden beëindigd, wanneer er geen extra begeleiding voor [zoon] beschikbaar komt. Ter zitting heeft eiser hieraan nog toegevoegd dat hij inmiddels voor de komende maand zelf begeleiding voor [zoon] heeft ingekocht bij Odion. De kosten daarvan bedragen ongeveer € 1000,-- per maand.
2.5 De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van verzoeker. De omstandigheid dat verweerster in 2008 heeft geoordeeld dat destijds geen sprake was van bovengebruikelijke zorg betekent niet dat de ouders van [zoon] moesten verwachten dat verweerster zich opnieuw op dat standpunt zou stellen. De voorzieningenrechter overweegt hiertoe dat zeker in het geval sprake is van een (zeer) jong kind dat nog volop in ontwikkeling is (hetgeen zowel in positieve als negatieve zin het geval kan zijn), evenals de omgeving waarin het kind functioneert (overgang van crèche naar school en nso bijvoorbeeld) geenszins kan worden volgehouden dat een indicatiebesluit van een jaar daaraan voorafgaand nog gelding heeft. Nu ter zitting voorts is gebleken dat verzoeker voor de komende maand op eigen kosten begeleiding voor [zoon] op de nso heeft ingekocht en hij financieel niet in staat is deze voor langere tijd zelf te bekostigen, staat vast dat sprake is van een spoedeisend belang.
2.6 De voorzieningenrechter overweegt voorts ten aanzien van de inhoud van het bestreden besluit als volgt.
2.7 In de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 3, Gebruikelijke zorg is opgenomen dat een kind aangewezen is op AWBZ-zorg als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke begeleiding in vergelijking tot gezonde kinderen van dezelfde leeftijdscategorie substantieel wordt overschreden.
In Bijlage 1 van deze bijlage is opgesomd wat als gebruikelijke zorg geldt bij kinderen
van 3 tot 5 jaar:
- kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;
- hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
- kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;
- ontvangen zindelijkheidstraining van ouders/verzorgers;
- hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;
- hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;
- zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven.
van 5 tot 12 jaar:
kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school;
- kunnen niet zonder toezicht van volwassenen;
- hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging;
- hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;
- zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers; - hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school of activiteiten ter vervanging van school gaan;
- hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;
2.8 Van belang is derhalve de vraag welke begeleiding [zoon] nodig heeft in relatie tot de gebruikelijke zorg bij kinderen van zijn leeftijd (bijna 5 jaar).
2.9 De voorzieningenrechter constateert dat uit het advies waarop het primaire besluit is gebaseerd niet blijkt dat deze vraag helder voor ogen heeft gestaan, nu daaruit niet is op te maken welke beperkingen [zoon] precies heeft en welke begeleiding voor hem noodzakelijk is. Hierdoor berust de conclusie dat de begeleiding van [zoon] de gebruikelijke zorg van ouders niet overtreft, op onvoldoende gronden.
2.10 Ter zitting is namens verweerster meegedeeld dat thans in het kader van de bezwaarprocedure nader onderzoek wordt verricht door de medisch adviseur naar de precieze beperkingen van [zoon], waarbij tevens zal worden beoordeeld de situatie van na 29 oktober 2009 (wanneer [zoon] vijf wordt). Hieruit kan worden geconcludeerd dat ook verweerster de mening is toegedaan dat het onderzoek in de eerste fase is tekortgeschoten.
2.11 Gelet op de door verzoekers en de nso gesignaleerde problemen die [zoon] ondervindt in zijn functioneren binnen de nso en op het nadere evaluatieverslag van het mkd, acht de voorzieningenrechter niet zonder meer houdbaar dat sprake is van gewone opvang en van gebruikelijke zorg als hiervoor onder 2.7 omschreven. Hij acht het daarom niet aannemelijk dat geen indicatie zal worden afgegeven voor individuele begeleiding van [zoon]. De voorzieningenrechter heeft hierbij betrokken dat, blijkens de evaluatie van het mkd, [zoon] een aanzienlijke taalachterstand heeft en dat zijn onvermogen om adequaat contact te leggen met andere kinderen zich uit in lichamelijk agressief gedrag. Verder blijkt uit de tips die het mkd heeft gegeven aan de nso dat [zoon] steeds heel individueel (1 op 1 begeleiding) zal moeten worden benaderd om hem op een aanvaardbare wijze deel te laten nemen aan de opvang (zo helpt het hem dingen te laten zien, gebaren te gebruiken, zal de leiding naar hem toe moeten lopen om hem iets te zeggen, hem bij de hand nemen om iets anders te gaan doen, etc).
2.12 De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat niet onaannemelijk is dat het primaire besluit in de bezwaarprocedure geen stand zal kunnen houden.
2.13 Uit het voorgaande volgt dat, gelet op de betrokken belangen, onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek daartoe zal derhalve op de hierna vermelde wijze worden toegewezen.
2.14 De voorzieningenrechter merkt op dat het niet mogelijk is om bij wijze van voorlopige voorziening zelf een indicatie te verlenen ten behoeve van een persoonsgebonden budget voor individuele begeleiding tijdens de nso. Dit is naar zijn oordeel een te vergaande voorziening welke geen voorlopig karakter draagt.
2.15 De voorzieningenrechter zal derhalve bij wijze van voorlopige voorziening verweerster opdragen binnen twee weken na dagtekening van deze uitspraak – d.w.z. uiterlijk op 19 oktober 2009 - een beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen. Deze termijn geeft verzoeker de gelegenheid, nog voor afloop van de door hem genoemde termijn van een maand waarin hij de kosten voor de begeleiding bij de nso nog (voorlopig) zelf kan bekostigen en nog voor de vijfde verjaardag van [zoon], beroep in te stellen en een voorlopige voorziening te vragen, indien dit besluit voor verzoeker negatief mocht uitpakken.
2.16 De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerster te veroordelen in de proceskosten, bestaande uit de reiskosten (€ 11,20) en verletkosten (€ 99,70) die verzoeker in verband met het bijwonen van de zitting heeft moeten maken.