ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ9025

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
151609-08-4001
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden na echtscheiding met betrekking tot goederen en schulden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 8 september 2009, betreft het de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden na de echtscheiding van partijen, die op 6 januari 2009 is uitgesproken. De vrouw en de man zijn op 6 augustus 2004 gehuwd onder huwelijksvoorwaarden die een uitsluiting van gemeenschap van goederen bevatten. De rechtbank heeft de procedure in verschillende stappen behandeld, waarbij onder andere de huwelijksvoorwaarden en de aanbreng van goederen door beide partijen aan de orde kwamen. De vrouw heeft onder andere een Honda Civic Type R en een appartement aan de [adres] ten huwelijk aangebracht, terwijl de man een Honda S2000 en aandelen Dexia heeft ingebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de peildatum voor de verrekening 16 juni 2008 is, de datum van het verzoekschrift tot echtscheiding.

De rechtbank heeft de verschillende goederen en schulden beoordeeld, waaronder de echtelijke woning, beleggingspolissen, levensverzekeringen en belastingteruggaven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de man de helft van de waarde van de beleggingspolis en de levensverzekering aan de vrouw moet vergoeden. Tevens is vastgesteld dat de man de helft van de belastingteruggave over 2007 en een derde van de belastingteruggave over 2008 aan de vrouw moet betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de verdeling van de inboedel en de Opel, waarbij de man een bedrag aan de vrouw moet vergoeden.

De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om vergoeding van bepaalde bedragen afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
afwikkeling huwelijksvoorwaarden
zaak-/rekestnr.: 151609/08-4001
beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 8 september 2009
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te [naam plaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.M. Schoots, kantoorhoudende te Naarden,
tegen
[naam man],
wonende in Aalsmeer,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P. Minkes, kantoorhoudende te Amstelveen.
1 Procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikkingen van deze rechtbank van 6 januari 2009 en 7 april 2009 en de daarin vermelde stukken;
- de dagbepalingsbeschikking van deze rechtbank van 19 mei 2009 en de daarin vermelde stukken;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 3 juli 2009.
1.2 De voortgezette behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van
9 juli 2009 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. M.M. Schoots en de man bijgestaan door mr. P. Minkes.
2 Verdere beoordeling
2.1 Bij beschikking van 6 januari 2009 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken en is de behandeling van de zaak met betrekking tot de overige verzoeken aangehouden.
2.2 Bij beschikking van 7 april 2009 is een door de vrouw aan de man te betalen uitkering tot zijn levensonderhoud vastgesteld en is de behandeling van de zaak met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden aangehouden.
2.3 Partijen zijn op 6 augustus 2004 gehuwd onder het maken van huwelijksvoorwaarden. Blijkens artikel 1 van de akte huwelijksvoorwaarden, verleden op
4 augustus 2004, hebben partijen elke gemeenschap van goederen uitgesloten.
Artikel 12 lid 1 van de huwelijksvoorwaarden bepaalt dat bij ontbinding van het huwelijk door - onder andere - echtscheiding tussen de echtgenoten afgerekend wordt alsof zij in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd.
Op grond van artikel 12 lid 8 van de huwelijksvoorwaarden worden - onder meer - niet in de verrekening betrokken:
- de goederen die ten huwelijk zijn aangebracht;
- de goederen die door de echtgenoten krachtens erfrecht of schenking zijn of zullen worden verkregen;
- al hetgeen krachtens zaakvervanging voor bovengenoemde goederen in de plaats is getreden;
- de opbrengst van goederen die van de verrekening zijn uitgesloten.
2.4 Voorts blijkt uit de slotverklaringen van de akte huwelijksvoorwaarden dat de door partijen ten huwelijk aangebrachte roerende zaken, die geen registergoederen zijn, (naast eventuele overige goederen) vermeld staan op een aan de akte gehechte staat van aanbrengsten. Blijkens de aangehechte staat van aanbrengsten heeft de vrouw een Honda Civic Type R (kanteken [nummer]) ten huwelijk aangebracht.
2.5 Vaststaat tussen partijen dat de peildatum voor de verrekening 16 juni 2008 is, te weten de datum van het verzoekschrift tot echtscheiding.
2.6 Uit de overgelegde stukken en gelet op de standpunten van partijen ter zitting, staat vast dat de volgende bestanddelen ten huwelijk zijn aangebracht:
a) de Honda Civic Type R (kanteken [nummer]);
b) het appartement aan de [adres];
c) de Honda S2000;
d) de aandelen Dexia.
ad a. Honda Civic Type R (kanteken [nummer])
Onweersproken staat vast dat de Honda Civic door de vrouw ten huwelijk is aangebracht en dat deze niet in de verrekening wordt betrokken. Gebleken is dat deze Honda Civic inmiddels is verkocht. De vrouw stelt dat zij de verkoopopbrengst van € 17.000 heeft geïnvesteerd in de echtelijke woning en dat zij dus aanspraak maakt op vergoeding van dit bedrag. Ter zitting heeft de man erkend dat de vrouw € 17.000 op de en/of rekening van partijen heeft gestort en dat een deel van dit bedrag is geïnvesteerd in de echtelijke woning. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vrouw recht heeft op vergoeding (reprise) van het nominale bedrag van € 17.000. Aan de stelling van de man dat de vrouw wellicht (een deel van) voornoemd bedrag heeft overgemaakt van de en/of rekening naar een privérekening, gaat de rechtbank voorbij. De man heeft deze stelling niet met stukken onderbouwd, terwijl dit wel van hem verwacht mocht worden nu hij over de bankafschriften van de en/of rekening beschikt. Tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw heeft de man zijn stelling dat de vrouw aan hem € 25.500 dient te vergoeden voor de manuren die hij in de echtelijke woning heeft gestoken in verband met de verbouwing, onvoldoende onderbouwd. De man heeft op geen enkele wijze aangegeven wat de grondslag van deze vordering is en hoe dit bedrag tot stand is gekomen.
ad b. appartement aan de [adres]
Niet betwist is dat de man het appartement aan de [adres] ten huwelijk heeft aangebracht en dat dit appartement buiten de verrekening moet blijven. De vrouw stelt echter dat partijen hebben afgesproken dat zij meedeelt in de overwaarde van het appartement welke is opgebouwd tijdens het huwelijk. Dit wordt door de man betwist. De rechtbank is van oordeel dat, indien partijen zouden hebben afgesproken dat de vrouw meedeelt in de tijdens het huwelijk opgebouwde overwaarde, het voor de hand had gelegen dat deze afspraak in de huwelijksvoorwaarden was opgenomen. Deze afspraak wijkt immers af van de bepalingen zoals opgenomen in de huwelijksvoorwaarden van partijen. Nu deze afspraak niet in de huwelijksvoorwaarden is opgenomen en de vrouw ook anderszins niet aannemelijk heeft gemaakt dat partijen deze afspraak hebben gemaakt, wordt het verzoek van de vrouw in zoverre afgewezen.
Ter zitting heeft de vrouw subsidiair op grond van artikel 7 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden verzocht om vergoeding van de door haar betaalde hypotheeklasten en bijdrage Vereniging van Eigenaren (hierna ook: VvE) ten behoeve van het appartement nu zij ten onrechte heeft bijgedragen aan de waardestijging van het appartement. De man betwist dat de vrouw heeft meebetaald aan de lasten van het appartement. Volgens de man zijn de lasten betaald uit de huurinkomsten van het appartement, welke inkomsten de lasten van het appartement overstegen. Nu de vrouw niet heeft betwist dat de huurinkomsten de lasten van het appartement overstegen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een situatie dat de vrouw heeft bijgedragen aan de waardestijging van het appartement. Haar verzoek dienaangaande zal dan ook worden afgewezen.
De vrouw stelt dat de huurinkomsten die de man heeft ontvangen bij helfte moeten worden verdeeld. Gebleken is dat de hypotheeklasten en de bijdrage VvE tijdens de samenwoning van partijen werden betaald van de en/of rekening van partijen en dat op deze rekening eveneens de huurinkomsten werden gestort. Gelet hierop heeft de vrouw reeds meegeprofiteerd van de huurinkomsten. Derhalve ziet de rechtbank geen aanleiding om tot verdeling van de huurinkomsten over te gaan.
ad c. Honda S2000
Vast staat dat de Honda S2000 door de man ten huwelijk is aangebracht. De vrouw stelt dat deze auto is gefinancierd door een verhoging van de hypotheek op het appartement en dat nu de vrouw een deel van deze hypotheeklasten heeft voldaan, de man aan haar de helft van de waarde moet vergoeden. De man heeft niet betwist dat de auto is gefinancierd door een verhoging van de hypotheek op het appartement. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder ad b. is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een situatie waarin de vrouw heeft bijgedragen aan de hypotheeklasten van het appartement, nu deze lasten werden gedekt door de huuropbrengsten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de Honda S2000 niet in de verrekening moet worden betrokken.
ad d. aandelen Dexia
Niet weersproken is dat de man aandelen Dexia heeft aangebracht ten huwelijk. Vaststaat dat de man deze aandelen noodgedwongen moest verkopen in het kader van de Duisenberg-regeling. Niet betwist is dat de man bij verstek is veroordeeld om aan Dexia € 5.600 te betalen. De man stelt dat de vrouw de post uit de echtelijke woning heeft achtergehouden als gevolg waarvan hij de dagvaarding voor de zitting pas na de zitting ontving. Volgens de man moet de vrouw het bedrag van € 5.600 voor haar rekening nemen alsmede de eventuele toekomstige vordering van Dexia aangezien de man door toedoen van de vrouw
€ 5.600 aan Dexia moet betalen. De vrouw betwist dit.
De rechtbank is van oordeel dat de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet veroordeeld zou zijn tot betaling van € 5.600 aan Dexia indien hij bij de zitting aanwezig zou zijn geweest. Bovendien heeft de man de stelling van de vrouw, dat hij in verzet had kunnen gaan tegen het verstekvonnis, onvoldoende gemotiveerd betwist. Niet is betwist dat de vrouw het bedrag van € 5.600 voor de man heeft voldaan ten laste van haar flexibel krediet. Nu de man de aandelen Dexia ten huwelijk heeft aangebracht, dienen deze als ook hetgeen hiervoor in de plaats is getreden niet in de verrekening worden betrokken en dient de man het door de vrouw betaalde bedrag van € 5.600 te vergoeden aan de vrouw.
2.7 Uit de overgelegde stukken en gelet op de standpunten van partijen ter zitting, staat vast dat de volgende bestanddelen gedurende het huwelijk zijn aangeschaft en dat deze derhalve moeten worden verrekend:
e) de echtelijke woning;
f) de beleggingspolis;
g) de levensverzekeringen;
h) het flexibel krediet;
i) de belastingteruggaven over de jaren 2007 en 2008;
j) de lening van mevrouw [naam];
k) de inboedel;
l) de Opel;
m) € 20.000 van de ouders van de vrouw.
ad e. echtelijke woning
Gebleken is dat de echtelijke woning is verkocht en dat de opbrengst daarvan in depot staat bij de notaris. Partijen zijn het eens dat deze opbrengst moet worden gedeeld. In deze opbrengst is niet begrepen de waarde van de levensverzekering en de beleggingspolis.
ad f. beleggingspolis
Ter zitting hebben partijen afgesproken dat de man aan de vrouw een bewijsstuk zal overleggen waaruit de waarde van de beleggingspolis op de peildatum blijkt. Voorts zijn partijen overeengekomen dat zij beiden meewerken aan het opheffen van de beleggingspolis en dat ieder de helft van de waarde toekomt.
ad g. levensverzekeringen
Gebleken is dat de levensverzekering van de man is opgeheven en de waarde daarvan aan hem is uitgekeerd, te weten een bedrag van ca € 3.200. Partijen zijn overeengekomen dat de man met overlegging van een bewijsstuk de helft van de waarde zal betalen aan de vrouw. Ten aanzien van de levensverzekering van de vrouw hebben partijen afgesproken dat de man de stukken ten aanzien van deze levensverzekering zal afgeven aan de vrouw. De vrouw zal vervolgens deze verzekering opzeggen en de helft van de waarde uitkeren aan de man.
ad h. flexibel krediet
Niet weersproken is dat de vrouw een flexibel krediet is aangegaan tijdens het huwelijk. Uit de overgelegde stukken blijkt dat het saldo van het flexibel krediet op de peildatum € 9.524 bedroeg. Aangezien de man, gelet op hetgeen is overwogen in 2.6 ad d., van dit bedrag
€ 5.600 voor zijn rekening dient te nemen, blijft er een bedrag van € 3.924 over ter verrekening. De man heeft zijn stelling dat het saldo voor rekening van de vrouw dient te komen, nu hij er vanuit gaat dat de vrouw dit heeft aangewend voor zichzelf, onvoldoende onderbouwd. Nu er naar het oordeel van de rechtbank geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of gebleken om af te wijken van de hoofdregel dat er, alsof zij in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd, bij helfte moet worden verrekend, dient de man de helft van € 3.924, zijnde € 1.962, te vergoeden aan de vrouw.
ad i. belastingteruggaven 2007 en 2008
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de belastingteruggave over 2007 nog moet worden verrekend. Aangezien de man deze teruggave heeft ontvangen, dient hij de helft daarvan te vergoeden aan de vrouw.
Voorts zijn partijen overeengekomen dat van de definitieve belastingteruggave over 2008, inclusief de voorschotten van circa € 900 per maand die de man iedere maand heeft ontvangen, de man eenderde aan de vrouw moet vergoeden over de maanden januari tot en met juni 2008 en de helft aan de vrouw moet vergoeden over de maanden juli tot en met november 2008.
ad j. lening mevrouw [naam]
Niet betwist is dat de man tijdens het huwelijk voor de peildatum een lening heeft afgesloten van € 5.000 bij mevrouw [naam]. Tegenover de betwisting door de man, heeft de vrouw haar stelling dat de man deze schuld niet behoefde aan te gaan omdat zij altijd voldoende is blijven bijdragen aan de kosten van de huishouding al dan niet in de vorm van partneralimentatie, onvoldoende onderbouwd. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan deze lening buiten de verrekening moet blijven, dient de vrouw aan de man de helft van € 5.000, zijnde € 2.500, te vergoeden.
ad k. inboedel
Partijen zijn overeengekomen dat de inboedel met gesloten beurzen wordt verdeeld met uitzondering van het bedrag van € 5.000 dat de man bij de verkoop van de echtelijke woning heeft ontvangen voor de inboedelgoederen. De man dient de helft van dit bedrag, zijnde
€ 2.500, te vergoeden aan de vrouw.
ad l. Opel
Niet betwist is dat de man de Opel tijdens het huwelijk heeft gekocht en dat deze derhalve in de verrekening moet worden betrokken. Volgens de vrouw is € 2.500 een redelijke waarde. De man betwist dit en stelt dat de waarde € 1.682 is volgens het rapport van 28 januari 2009. Bij gebrek aan andersluidende gegevens gaat de rechtbank er schattenderwijs vanuit dat de Opel op de peildatum een waarde had van € 2.000. De man dient de helft hiervan, zijnde
€ 1.000 te vergoeden aan de vrouw. Voor zover de man stelt dat de vrouw de helft van de onderhouds- en reparatiekosten van de Opel voor haar rekening dient te nemen, gaat de rechtbank hieraan voorbij. Deze kosten vallen immers onder de kosten van de huishouding waarin de vrouw reeds heeft bijgedragen.
ad m. € 20.000 van de ouders van de vrouw
Niet betwist is dat partijen een bedrag van € 20.000 van de ouders van de vrouw hebben ontvangen, welk bedrag zij bij het afsluiten van de hypotheek van de echtelijke woning in een beleggingsfonds hebben gestort. De vrouw stelt zich op het standpunt dat dit bedrag door de ouders van de vrouw aan haar is geleend, zodat – zo begrijpt de rechtbank – deze schuld in de verrekening moet worden betrokken. De man heeft de stelling van de vrouw gemotiveerd betwist. Hij stelt dat dit bedrag door de ouders van de vrouw aan hen beiden is geschonken.
Overgelegd is een leenbekentenis van de vader van de vrouw gedateerd 28 oktober 2008. Aangezien deze bekentenis pas tijdens de echtscheidingsprocedure is opgemaakt, te weten drie jaar na het overmaken van het bedrag, en de man onbetwist heeft gesteld dat het geld naar zijn rekening is overgemaakt, is onvoldoende komen vast te staan dat het een lening aan de vrouw betreft. Dit geldt temeer nu niet is gebleken dat de vrouw rente en/of aflossing heeft betaald aan haar ouders. De vrouw heeft geen nader bewijs van haar stelling aangeboden. Gelet op het bovenstaande gaat de rechtbank er vanuit dat het bedrag van
€ 20.000 een schenking van de ouders aan partijen betreft en niet een schuld van de vrouw die dient te worden verrekend.
2.8 De vrouw heeft de rechtbank verzocht het op grond van verdeling althans verrekening door de man aan de vrouw te betalen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift tot de datum waarop dit bedrag integraal is voldaan. De rechtbank zal deze vordering afwijzen, nu de wettelijke rente pas verschuldigd is vanaf het moment dat de man met de betaling van de door de rechter per heden vastgestelde bedragen uit hoofde van verdeling/verrekening in verzuim is. Daarvan is nu geen sprake.
2.9 De rechtbank zal met inachtneming van het voorgaande beslissen op de wijze als hieronder aangegeven.
3 Beslissing
De rechtbank:
3.1 Stelt de wijze van verrekening c.q. verdeling vast, zoals overwogen in rechtsoverwegingen 2.6 en 2.7.
3.2 Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
3.3 Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A.M. van de Rest-van der Heijden, als voorzitter, en mrs. W.J. van Andel en P.R. de Geus, als leden van deze kamer en in het openbaar uitgesproken van 8 september 2009 in tegenwoordigheid van mr. H. van Kamperdijk als griffier.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.