ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ7677

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
20 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/5055
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op grond van gewichtige redenen in het ambtenarenrecht

In deze zaak gaat het om het ontslag van eiser, die sinds 1999 werkzaam was als systeembeheerder bij een onderwijsinstelling. Eiser kreeg op 25 januari 2008 ontslag op grond van artikel 4.7 sub k van de CAO PO 2006-2008, vanwege redenen van gewichtige aard. Dit ontslag volgde op een aangifte van eiser bij de politie wegens ontuchtige handelingen met twee (pleeg)zoons. Eiser werd later veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De werkgever stelde dat de aanwezigheid van eiser op school een onaanvaardbaar risico vormde voor de veiligheid van de kinderen, en dat zijn positie binnen de organisatie niet langer houdbaar was.

Eiser maakte bezwaar tegen het ontslag en voerde aan dat zijn functie als systeembeheerder geen direct contact met kinderen inhield, en dat de motivering voor het ontslag onvoldoende was. Hij verwees naar een vergelijkbaar geval waarin een onderwijzer niet was ontslagen maar overgeplaatst. Eiser betoogde ook dat hij recht had op de onschuldpresumptie, aangezien hij nog niet onherroepelijk was veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat de werkgever voldoende had onderbouwd dat er een vertrouwensbreuk was ontstaan, die onherstelbaar was en een terugkeer op de werkplek in de weg stond.

De rechtbank concludeerde dat het ontslagbesluit de rechterlijke toets kon doorstaan en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, waarbij het beroepschrift binnen zes weken na verzending van de uitspraak moet worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 5055 AW
uitspraak van de meervoudige kamer van 20 juli 2009
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats]
eiser,
gemachtigde: mr. B.W.M. Zegers, advocaat te Edam,
tegen:
het College van Bestuur van de [naam]
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 januari 2008 heeft verweerder eiser met toepassing van artikel 4.7 sub k van de CAO PO 2006-2008 met ingang van 1 februari 2008 ontslag verleend op grond van redenen van gewichtige aard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 26 februari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 juni 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 11 juli 2008, aangevuld bij brief van 19 augustus 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 9 juni 2009, alwaar eiser in persoon is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B.W.M. Zegers. Verweerder is verschenen bij mr. R.P.J. Hendrikx, J.S. van Leverink en P.H. Lambregts.
2. Overwegingen
2.1 Eiser is vanaf 1999 werkzaam geweest bij [naam], in de functie van systeembeheerder. Op 10 december 2007 heeft eiser bij zijn werkgever mededeling gedaan van het feit dat hij zich heeft gemeld bij de politie in verband met de aangifte wegens het plegen van ontuchtige handelingen met twee (pleeg)zoons. Bij besluit van 25 januari 2008 heeft verweerder met toepassing van artikel 4.7 sub k van de CAO PO 2006-2008 aan eiser met ingang van 1 februari 2008 ontslag verleend op grond van redenen van gewichtige aard. Eiser is medio 2008 door de strafrechter veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.2 Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers positie binnen de organisatie niet langer houdbaar is. Verweerder meent dat de aanwezigheid van eiser op school een onaanvaardbaar risico vormt. Gesteld wordt dat het risico al is ingetreden, aangezien eiser in het verleden via de school in contact is gekomen met de kinderen waar het hier om ging. Overigens stelt verweerder dat eiser via zijn werk op school bij voortduring in contact kan komen met kinderen. Daarbij wijst verweerder erop de wettelijke taak te hebben om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Verweerder wenst aangaande de veiligheid ieder risico te elimineren.
2.3 Eiser verzet zich tegen het ontslag. Hij betoogt in beroep dat de werkomgeving geen extra risico vormt omdat hij niet direct in contact komt met kinderen uit hoofde van zijn functie van systeembeheerder. Eiser acht de motivering op dit punt onvoldoende draagkrachtig en willekeurig. In dit verband heeft eiser gewezen op een incident dat zich heeft voorgedaan met betrekking tot een onderwijzer, die niet is ontslagen maar overgeplaatst, terwijl in deze functie wel sprake is van een direct in aanraking komen met kinderen. Ook merkt eiser op dat hij tot op heden niet onherroepelijk is veroordeeld en dat hij recht heeft op aanspraak van de in het rechtssysteem verankerde onschuldpresumptie. Eiser heeft er verder op gewezen dat het beginsel van een behoorlijke belangenafweging volgens vaste jurisprudentie met zich brengt dat bij de ontslagverlening een garantieregeling dient te worden toegekend en dat die ten aanzien van hem niet is gesteld. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder de nummers AJ6838, AV3953 en BB4028. De uitspraak onder nummer AJ6838 is volgens eiser een identieke zaak met toepassing van dezelfde ontslaggrond als in zijn geval.
2.4 In reactie op de beroepsgronden heeft verweerder nog gesteld dat de verwijzing naar een vergelijkbaar geval juist niet een niet met eiser te vergelijken zaak betreft. In dat geval, waar naar aanleiding van een gerucht een onderzoek is ingesteld, is geen enkel begin van bewijs gevonden. Verder stelt verweerder een eigen verantwoordelijkheid te hebben en niet te zijn gebonden aan het oordeel van de strafrechter. Verweerder meent dat van hem niet kan worden gevergd het dienstverband te continueren. Verweerder heeft toegelicht, afgaande op het risico en het gerezen gebrek aan vertrouwen, te hebben gekozen voor de ontslaggrond wegens gewichtige redenen.
2.5 De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
2.6 De rechtbank stelt voorop dat, naar ter zitting is vastgesteld, het bestreden besluit uitsluitend betrekking heeft op het ontslag als zodanig en dat (nog) niet is beslist over eventuele financiële aanspraken in aansluiting op dat ontslag.
2.7 De vraag die voorligt is of verweerder bevoegd was tot het verlenen van ontslag als zodanig om gewichtige redenen. Naar vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer LJN: AZ1100) dienen redenen van gewichtige aard in overwegende mate betrekking te hebben op de persoon van betrokkene en zijn directe werksituatie. De gewichtige redenen kunnen niet gebaseerd zijn op factoren die een onbestemde, snel wisselende en beleidsafhankelijke inhoud hebben. Ook kan deze ontslaggrond bijvoorbeeld worden toegepast wanneer sprake is van een impasse die redelijkerwijs niet anders kan worden doorbroken dan door beëindiging van de dienstbetrekking.
2.8 De grond die verweerder aanvoert als “gewichtige reden”, betreft het plegen van ontuchtige handelingen met kinderen en het als gevolg hiervan ontbrekende vertrouwen in eisers functioneren. Dit laatste vooral met het oog op de veiligheid van de kinderen op de school. Uitgaande van de gepleegde handelingen, die eiser niet heeft ontkend, moet worden vastgesteld dat er vanuit verweerder bezien een gebrek aan vertrouwen is ontstaan. Verweerder heeft voldoende onderbouwd dat de vertrouwensbreuk onherstelbaar is en in de weg staat aan een terugkeer van eiser op zijn werkplek op de school. De stelling van eiser dat hij uit hoofde van zijn functie als systeembeheerder niet in direct contact komt met kinderen kan de rechtbank niet volgen. De door verweerder gebezigde ontslaggrond staat in direct verband met de persoon van eiser en slaat onmiskenbaar terug op eisers directe werksituatie.
2.9 Gelet hierop kan het ontslagbesluit de rechterlijke toets doorstaan. Het bestreden besluit kan dan ook stand houden en de rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. M.J.S. Korteweg-Wiers en J.F. Miedema, rechters, en op 20 juli 2009 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. H.R.A. Horring, griffier.
De voorzitter en de leden van de meervoudige kamer zijn verhinderd te tekenen
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.