De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
2.8 De rechtbank stelt allereerst vast dat het besluit tot voorwaardelijk strafontslag als een vaststaand gegeven moet worden beschouwd. Eiser heeft daartegen geen rechtsmiddelen aangewend. In het onderhavige geding dient derhalve slechts de vraag te worden beantwoord of het besluit tot tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke ontslag in rechte stand kan houden.
2.9 Bij het nemen van een besluit tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk strafontslag, wordt door het bestuursorgaan (slechts) beoordeeld of wederom soortgelijk of ander ernstig toerekenbaar plichtsverzuim heeft plaatsgevonden en of van de daarmee gegeven ontslagbevoegdheid gebruik mocht worden gemaakt. Er is dan geen plaats meer voor een evenredigheidstoetsing.
2.10 Aan het besluit van 1 september 2005 had verweerder de voorwaarde verbonden dat het strafontslag ten uitvoer zou worden gelegd, indien eiser zich binnen een termijn van twee jaar schuldig zou maken aan soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor die bestraffing plaatsvond, of aan enig ander ernstig plichtsverzuim.
2.11 In casu zijn de geconstateerde feiten op zich niet in geschil. Evenmin is in geschil dat eiser deze feiten heeft begaan noch de kwalificatie dat deze feiten ernstig zijn.
2.12 Resteert de vraag of (en zo ja in welke mate) de door eiser gepleegde handelingen zijn aan te merken als toerekenbaar plichtsverzuim. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank is van oordeel dat uit de brief van psychiater [naam] van 17 maart 2009 niet anders valt af te leiden dan dat eiser tijdens de gehele periode, waarin het plichtsverzuim plaatsvond, niet toerekeningsvatbaar was. De door psychiater [naam] gebezigde bewoordingen “waar de posttraumatische stress stoornis in de hele periode aanwezig is geweest, moet geacht worden dat de niet toerekeningsvatbaarheid ook aanwezig geweest is gedurende de gehele periode waarin het plichtsverzuim heeft plaatsgevonden” zijn naar het oordeel van de rechtbank niet voor een andere uitleg vatbaar.
2.13 Uit het psychiatrisch rapport volgt ook dat het feit dat eiser tijdens de gesprekken met zijn werkgever heeft aangegeven dat hij zijn leven zal beteren, niet betekent dat eiser - zoals verweerder in zijn besluit heeft overwogen - zich in ieder geval op bepaalde momenten tijdens de betreffende periode wel van de ontoelaatbaarheid van zijn gedrag bewust was en in staat was om deze te beëindigen of om hulp in te roepen. De rechtbank wijst daarbij op de verklaring van de behandelend psycholoog [naam], waarnaar in het psychiatrisch rapport is verwezen, waarin deze vaststelt dat eiser zich niet meer bekommerde om de consequenties van de waarschuwing en dat zijn gedrag obsessief en compulsief was: “er was nog maar een ding dat telde, namelijk de dader vinden”.
2.14 Dat eiser de consequenties van zijn uitlatingen niet kon overzien kon verweerder ten tijde van de gesprekken uiteraard niet weten en dat hij dit bij het nemen van het primaire besluit ook niet heeft onderkend kan aan verweerder ook niet worden tegengeworpen. Verweerder had evenwel na lezing van het psychiatrisch rapport anders moeten oordelen. In ieder geval had het op de weg van verweerder gelegen om bij psychiater [naam] te informeren of eiser nu niet toerekeningvatbaar of verminderd toerekeningsvatbaar geacht moest worden.
2.15 Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat het plichtsverzuim tevens bestond uit het bezoeken van reguliere, niet seksgerelateerde internetsites, en alleen al wegens dit aspect terecht tot tenuitvoerlegging van het strafontslag is besloten, overweegt de rechtbank als volgt. De verklaring van eiser dat hij reguliere sites, zoals Marktplaats en Marktplaza bezocht omdat de door hem gezochte dader daarop advertenties bleek te plaatsen en hij daarop vervolgens reageerde via zijn privé emailaccount, in de hoop een contact met de dader tot stand te brengen, acht de rechtbank niet onaannemelijk. In dat licht bezien dienen ook deze bezoeken aan reguliere sites en het raadplegen van zijn privé emailaccount geschaard te worden onder het vorengenoemde obsessieve en compulsieve gedrag van eiser ten tijde van het plichtsverzuim.
2.16 De rechtbank acht in het expertiserapport en de nadere toelichting van psychiater [naam] voldoende gronden aanwezig voor de overtuiging dat voor zover eiser ten tijde van het plichtsverzuim besef heeft gehad van de onjuistheid van zijn handelen, het in ieder geval voor hem onmogelijk was om zijn gedragingen te stoppen en hij niet in staat was om hulp te vragen.
2.17 Gelet op het ontbreken van toerekenbaarheid bij eiser was verweerder niet bevoegd om, in dit geval, tot tenuitvoerlegging van het strafontslag over te gaan.
2.18 De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
2.19 Er bestaat aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken ten laste van verweerder. De rechtbank zal verweerder veroordelen tot vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 805,- (2,4 punten).