ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6469

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800590-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne op Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 13 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 april 2009 op Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, ongeveer 5963,9 gram cocaïne heeft ingevoerd. De verdachte arriveerde vanuit Punta Cana, Dominicaanse Republiek, en had de cocaïne in zijn koffer verstopt. Tijdens de openbare terechtzitting op 29 juni 2009 werd vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne in zijn bagage, maar hij beweerde dat hem was verteld dat het om slechts 800 gram ging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust had blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat er meer cocaïne in zijn koffer zat, aangezien hij de koffer door een derde had laten inpakken en deze zonder nader onderzoek had meegenomen.

De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en legde een gevangenisstraf van 40 maanden op. Daarnaast werd het in beslag genomen geld, dat de verdachte had ontvangen van de organisatie om zijn hotelkamer te betalen, verbeurd verklaard. De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en dat de handel in drugs gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar zag geen reden om af te wijken van de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS, mede gezien het feit dat de verdachte eerder was veroordeeld voor een Opiumwetdelict.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak in tegenwoordigheid van de griffier bespraken en de beslissing op de openbare terechtzitting bekendmaakten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800590-09
Uitspraakdatum: 13 juli 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 26 april 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5963,9 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat alle inbeslaggenomen goederen, inclusief het geld, verbeurd worden verklaard.
4. Bewijs
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Verdachte is op 26 april 2009 vanuit Punta Cana, Dominicaanse Republiek, in Nederland op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer aangekomen. Verdachte voerde een koffer met zich mee met daarin netto 5963,9 gram cocaïne verpakt in zes pakketten.[2] Van de aangetroffen stof in de koffer van verdachte zijn representatief zes monsters genomen, van elk pakket één. De monsterneming is ingeschreven onder de nummers 09-029401 A tot en met F en voor analyse naar het Douane Laboratorium te Amsterdam overgebracht.[3] In haar rapport van 6 mei 2009 heeft de hoofdscheikundige van het Douane Laboratorium te Amsterdam geconcludeerd dat het materiaal met de nummers 09–029401 A tot en met F cocaïne bevat.[4]
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat hij cocaïne in zijn koffer vervoerde maar dat hem gezegd is dat het om 800 gram zou gaan.[5] Ten aanzien van deze 800 gram aan cocaïne heeft verdachte derhalve willens en wetens gehandeld. Ten aanzien van het meerdere aan cocaïne dat verdachte in zijn koffer heeft vervoerd, te weten 5163,9 gram, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat in zijn bagage meer cocaïne aanwezig was. Verdachte heeft de koffer immers buiten zijn aanwezigheid laten inpakken door de opdrachtgever van het drugstransport en vervolgens zonder nader onderzoek meegenomen. Verdachte is derhalve verantwoordelijk te houden voor de gehele inhoud van de koffer. Voor zover verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij de koffer met de cocaïne onder bedreiging heeft meegenomen is de rechtbank van oordeel dat het niet aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een
bedreiging die van een zodanige aard was dat verdachte daaraan redelijkerwijs geen weerstand kon of behoefde te bieden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte noch in de Dominicaanse Republiek noch onmiddellijk na zijn aankomst in Nederland aangifte heeft gedaan van de bedreiging en daartegen geen bescherming bij de autoriteiten heeft ingeroepen.
4.2 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
hij op 26 april 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5963,9 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie en overige beslissingen
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon en de draagkracht van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 5963,9 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in drugs gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank, net als de officier van justitie, de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS inzake drugskoeriers als uitgangspunt.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte redenen liggen om af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS. Echter de rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de omstandigheden van het geval anders dan door de raadsman aangevoerd geen bijzondere redenen om af te wijken van deze oriëntatiepunten, mede gelet op het feit dat verdachte zich wederom met verdovende middelen heeft ingelaten, terwijl hij nog niet zo lang vrij was na een langdurige gevangenisstraf in de Verenigde Staten van Amerika in verband met een Opiumwetdelict.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7.2 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat alle onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven geld, te weten 461 US dollar dient te worden verbeurdverklaard. Bewezen is verklaard dat verdachte opzettelijk cocaïne in Nederland heeft gebracht en verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het geld van de organisatie heeft meegekregen om een hotelkamer van te betalen. Het bewezenverklaarde feit is dus met behulp van dat geld begaan en/of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1 1.00 STK Label
TRANSFER
2 1.00 STK Label
MARTINAIR
3 1.00 STK Label
IBERIA
4 1.00 STK Naamplaat
7 1.00 STK Instapkaart
MARTINAIR
8 1.00 STK Instapkaart
MARTINAIR
9 1.00 STK Vliegticket
MARTINAIR
13 1.00 STK Telefoontoestel
ZTE
18 Geld buitenlands
4 x 100 usd
19 Geld buitenlands
1 stuks a 50 usd
20 Geld buitenlands
1 stuks a 10 usd
21 Geld buitenlands
1 stuks a 1.00 usd
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.B. Klaus, voorzitter,
mr. Ph. Burgers en mr. G.K. Schoep, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.H.E. Laffrée,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2009.
Mr. G.K. Schoep is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
2. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 29 juni 2009, inhoudende – voor zover van belang – de verklaring van verdachte.
3. Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 26 april 2009 (dossierparagraaf 3.5).
4. Het deskundigenrapport van het Douanelaboratorium te Amsterdam, kenmerk PL27RR/09-029401, d.d. 6 mei 2009.
5. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 29 juni 2009, inhoudende – voor zover van belang – de verklaring van verdachte.