ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6463

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/800579-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne met afwijking van LOVS-richtlijnen

In deze zaak heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Haarlem op 13 juli 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 25 april 2009 op de luchthaven Schiphol werd aangehouden. De verdachte, geboren in Paramaribo en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van opzettelijke invoer van cocaïne. Tijdens een douanecontrole voldeed de verdachte aan zeven zogenoemde slikkerscriteria en bekende zij dat zij 139 bollen cocaïne in haar lichaam had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte 1720,80 gram cocaïne had ingevoerd, wat schadelijk is voor de gezondheid en bestemd was voor verdere verspreiding. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank oordeelde dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om af te wijken van de gebruikelijke straffen in vergelijkbare zaken. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. Tevens werden de inbeslaggenomen reisbescheiden verbeurd verklaard. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar zorg voor vier kinderen. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800579-09
Uitspraakdatum: 13 juli 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Paramaribo,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis te Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 25 april 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd welke verdachte reeds heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren wordt opgelegd opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de twee mobiele telefoons aan verdachte dienen te worden teruggegeven en dat de rest van de op de beslaglijst vermelde voorwerpen verbeurd worden verklaard.
4. Bewijs
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden
Verdachte is op 25 april 2009 vanuit Paramaribo, Suriname, in Nederland op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer aangekomen. Bij een douanecontrole werd geconstateerd dat verdachte aan zeven zogenoemde slikkerscriteria voldeed. Verdachte is aangehouden en heeft bekend dat zij 139 bollen met cocaïne binnen in haar lichaam droeg en binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Daarvan waren 138 bollen (A) van gelijke grootte en één had een afwijkende grootte (B). Bij nader onderzoek naar twee van die bollen (A en B) werd geconstateerd dat de bollen een witte stof, gelijkend op cocaïne, met een nettogewicht van 1720,80 gram bevatten. Twee representatieve monsters van de aangetroffen stof zijn, onder de nummers 09-029259 A tot en met B, voor analyse overgebracht naar het Douane Laboratorium te Amsterdam. In haar rapport van 15 mei 2009 heeft de hoofdscheikundige van het Douane Laboratorium te Amsterdam geconcludeerd dat deze monsters cocaïne bevatten.
4.2 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
zij op 25 april 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sanctie en overige beslissingen
7.1 Hoofdstraf
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 1720,80 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De officier van justitie is bij zijn vordering in het bijzonder uitgegaan van de persoon van verdachte. Daarbij heeft de officier in aanmerking genomen dat verdachte geen strafblad heeft en, in een bijzondere thuissituatie, de zorg voor haar vier kinderen dient te dragen. De officier van justitie ziet in deze omstandigheden aanleiding van de door het Landelijk Overleg van Voorzitters van de Strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting inzake de Opiumwet voor zogenoemde standaard drugskoeriers af te wijken.
De rechtbank is evenals de officier van justitie van oordeel dat er in het geval van verdachte sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat er aanleiding is af te wijken van de straf die in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Gezien de ernst van het feit is er geen reden om, zoals door de raadsman is voorgesteld, een taakstraf aan verdachte op te leggen, ook niet naast een gevangenisstraf.
7.2 Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggeven reisbescheiden, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
3 1.00 STK Vliegticket
FAR TOURS
etck 1923515705470
4 1.00 STK Vliegticket
FAR TOURS
etck 1923515705471 onv [verdachte]
Gelast de teruggave aan verdachte van:
5 1.00 STK Telefoontoestel Kl:meerkleur
SAMSUNG
Nederland
6 1.00 STK Telefoontoestel Kl:zilver
LG
Nederland
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.K. Schoep, voorzitter,
mr. Ph. Burgers en mr. W.B. Klaus, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.H.E. Laffrée,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2009.
Mr. G.K. Schoep is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1. De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
2. Het proces-verbaal van aanhouding en bevindingen d.d.25 april 2009 (dossierparagraaf 1.1).
3. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 29 juni 2009, inhoudende – voor zover van belang – de verklaring van verdachte.
4. Het proces-verbaal van verdovende middelen d.d. 12 mei 2009 (dossierparagraaf 1.1.4)
5. Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam, kenmerk PL27RR/09-029259, d.d. 15 mei 2009.