ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6456
Rechtbank Haarlem
- Raadkamer
- R.E.A. Toeter
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schadevergoeding wegens onterecht ondergane vrijheidsbeneming
In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 30 juli 2009 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.J. van 't Hoff, vroeg om een schadevergoeding van de Staat voor de schade die hij zou hebben geleden door ten onrechte ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van enige vergoeding aan verzoeker. De rechtbank stelde vast dat de verdenking van de feiten, die betrekking hadden op de Opiumwet, versterkt was door de proceshouding van verzoeker zelf. Verzoeker had zich tijdens zijn verhoren op zijn zwijgrecht beroepen, terwijl de inhoud van afgeluisterde telefoongesprekken om een verklaring vroeg. Hierdoor was de rechtbank van mening dat verzoeker zijn vrijheidsbeneming en de duur daarvan in overwegende mate aan zichzelf te wijten had.
De rechtbank overwoog verder dat de vrijheidsbeneming noodzakelijk was voor het onderzoek en dat verzoeker, ondanks de mogelijkheid om zijn standpunt te verduidelijken, geen verklaring had afgelegd. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om tot toekenning van een vergoeding over te gaan. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de officier van justitie, mr. J.G. Hendriks, die het verzoek om vergoeding steunde, maar ook opmerkte dat verzoeker in beperkingen had gezeten. Uiteindelijk wees de rechtbank het verzoek af, waarbij de kosten van de advocaat en andere gemaakte kosten niet in aanmerking werden genomen.