RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/800643-09
Uitspraakdatum: 13 juli 2009
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in P.I.V. HvB Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zij op of omstreeks 5 mei 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Ten aanzien van het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat alle onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen zoals vermeld op de beslaglijst verbeurd zullen worden verklaard.
4.1. Redengevende feiten en omstandigheden
Op 5 mei 2009 is verdachte vanuit Aruba, Nederlandse Antillen, op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer aangekomen. Op vlucht [vluchtnummer] waarmee verdachte arriveerde werd door de Douane een verscherpte controle uitgevoerd. Nadat met verdachte een eerste selectiegesprek was gehouden werd zij overgebracht naar een visitatieruimte en werd de koffer, welke blijkens het bagagelabel zou doorvliegen naar Madrid, onderworpen aan een nadere controle, waarbij geconstateerd werd dat de wanden van de koffer abnormaal dik waren. Desgevraagd deelde verdachte mede dat het haar koffer was, dat ze deze zelf had ingepakt en dat de inhoud van de koffer van haar was. Geconstateerd werd dat het nummer op het bagagelabel aan de koffer overeen kwam met het nummer op de claimtag die verdachte in haar bezit had. Na opening van de koffer is met een fretboortje een opening gemaakt in de zijwand van die koffer waaraan een witte stof bleef kleven, blijkens de MMC cocaïnetest vermoedelijk cocaïne. Bij nader onderzoek werden in de wanden van de koffer drie pakketten gevonden met in totaal een netto-gewicht van 1945,7 gram van de witte stof, blijkens de MMC cocaïnetest vermoedelijk cocaïne. Drie representatieve monsters van de stof zijn daarna overgebracht naar het Douane Laboratorium in Amsterdam. In haar rapportage van 8 mei 2009 heeft de hoofdscheikundige van het Douane Laboratorium te Amsterdam geconcludeerd dat de monsters het materiaal cocaïne bevatten, welke stof is vermeld op lijst I bij de Opiumwet.
Zowel bij haar inverzekeringstelling , tijdens het verhoor door de Koninklijke Marechaussee als bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat zij de koffer weliswaar bij zich had maar dat zij niet wist dat er cocaïne in zat. Tijdens haar vakantie op Aruba heeft zij een zekere [betrokkene] ontmoet en die heeft haar gevraagd van koffer te ruilen omdat haar koffer groter was en hij veel spullen had. In Madrid zouden zij de koffers weer omwisselen. De koffer die zij bij zich had was de koffer die zij van [betrokkene] vlak voor haar vertrek van Aruba heeft gekregen. Deze verklaring heeft verdachte ter terechtzitting herhaald.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat zij niet wist dat zij cocaïne vervoerde ongeloofwaardig. Daartoe acht de rechtbank van belang hetgeen verdachte tijdens haar verhoor bij de Koninklijke Marechaussee en ter terechtzitting over haar reis heeft verklaard.
Verdachte heeft verklaard dat zij tot 5 september 2008 in Kaapverdië heeft gewoond en toen naar Lissabon is verhuisd. Daar zag zij een plaatje van Aruba in een tijdschrift en besloot dat zij daar met vakantie naar toe wilde. Vervolgens is zij een aantal dagen voor haar vertrek op 28 april 2009 met de bus van Lissabon naar Madrid gereisd om aldaar een ticket naar Aruba te kopen omdat zij dacht dat het daar goedkoper is. Dit ticket kostte ongeveer 2200 euro en is door verdachte contant betaald van gespaard geld. Op het strand op Aruba ontmoette zij een zekere [betrokkene]. Later ontmoette zij hem weer in McDonalds en vroeg hij haar wanneer zij weer terug zou vliegen naar Madrid en stelde hij haar voor om van koffer te ruilen omdat hij overgewicht had. Zij spraken af de koffers in Madrid weer terug te ruilen. Vlak voor haar vertrek naar Madrid (via Amsterdam) ontmoette verdachte [betrokkene] op de taxi-standplaats van het vliegveld waar [betrokkene] haar zijn koffer gaf. Hij hielp haar met het overladen van haar bagage naar de andere koffer en nam de koffer van verdachte over. Zij spraken af dat [betrokkene] haar in Madrid zou bellen voor de terugruil.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat zij naar Aruba is gereisd vanwege vakantie ongeloofwaardig. Zij woonde nog maar enkele maanden in Portugal en heeft veel geld betaald voor een ticket, terwijl zij, volgens haar eigen verklaring, samen met haar vierjarig kind financieel maar net rond kan komen. Daarbij heeft verdachte haar kind achtergelaten, volgens het verhoor omdat zij geen geld had om haar dochter mee te nemen en volgens haar verklaring ter terechtzitting omdat zij geen visum had voor haar kind. Voorts heeft verdachte verklaard vanuit Madrid te zijn gereisd omdat dat goedkoper was. Verdachte heeft echter niet geïnformeerd wat het ticket zou kosten indien zij vanuit Madrid dan wel Lissabon zou reizen. Vervolgens is zij met een bus naar Madrid gereisd heeft al daar het vliegticket contant betaald. Zij heeft nog 5 à 6 dagen in Madrid in een hotel verbleven alvorens zij op 28 april 2009 naar Aruba vertrok. Op Aruba besloot verdachte koffers te ruilen met iemand die zij daarvoor slechts éénmaal heeft ontmoet, terwijl verdachte, naar eigen zeggen wist, dat er veel drugs worden gesmokkeld vanuit de Nederlandse Antillen . Tot slot heeft verdachte verklaard dat [betrokkene] niet in hetzelfde vliegtuig reisde als zij en dat hij in Madrid contact met haar zou opnemen. Verdachte wist echter niet te vertellen wanneer [betrokkene] haar na zou reizen, hoe lang zij in Madrid zou moeten wachten en wat zij in die tussentijd moest doen.
Al deze omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank de verklaringen van verdachte ongeloofwaardig en afgelegd om de waarheid te bemantelen, te weten dat verdachte op reis is gegaan om drugs te smokkelen. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte wetens en willens cocaïne in Nederland heeft ingevoerd.
4.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat
zij op 5 mei 2009 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 1.945,7 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 1945,7 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in drug gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank, net als de officier van justitie, de oriëntatiepunten straftoemeting van het LOVS inzake drugskoeriers als uitgangspunt.
De rechtbank ziet in de persoon van verdachte en de omstandigheden van het geval redenen om af te wijken van deze oriëntatiepunten.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat alle, met uitzondering van het telefoontoestel, onder verdachte inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid.
8. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Het onder verdachte inbeslaggenomen telefoontoestel dient te worden terug gegeven omdat uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat dit niet is gebruikt bij het begaan of voorbereiden van het bewezenverklaarde feit.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (een en twintig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
3 3.00 STK Instapkaart Kl:meerkleur
[omschrijving]
4 2.00 STK Claimtag Kl: meerkleur
[nummers]
5 1.00 STK Diverse
immigratie aruba+1xstempel imm 28/4/09
6 1.00 STK Notitie en memo Kl:meerkleur
[omschrijving]
7 1.00 STK Vliegticket
KLM
[nummer]
Gelast de teruggave aan verdachte van:
2 1.00 STK Telefoontoestel Kl:meerkleur
Nokia
Nederland
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
Mr. W.B. Klaus, voorzitter,
Mrs. Ph. Burgers en G.K. Schoep, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.H.E. Lafrée,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2009.
Mr. G.K. Schoep is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.