ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ6344

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
7 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15/700053-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling binnen een huiselijke relatie met alcoholmisbruik

Op 7 augustus 2009 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van haar vriend. De feiten vonden plaats op 21 januari 2009 in Koog aan de Zaan, waar de verdachte, na een ruzie die voortkwam uit hun gezamenlijke alcoholgebruik, haar vriend vijf keer met een mes in zijn bovenbeen heeft gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een relatie waarin huiselijk geweld voorkwam en dat beide partijen regelmatig alcohol consumeerden, wat leidde tot conflicten. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, wat invloed had op de strafmaat.

De officier van justitie had een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat niet alle tenlastegelegde feiten bewezen konden worden, maar verklaarde het meer subsidiair ten laste gelegde feit wel bewezen. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 180 uur, te vervangen door 90 dagen hechtenis bij niet-naleving, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief deelname aan behandelingen gericht op haar alcoholverslaving en huiselijk geweld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de context van de gebeurtenissen, de psychologische rapportages over de verdachte en de ernst van het feit. De uitspraak benadrukt de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte, gezien haar psychische toestand en de omstandigheden waaronder het delict plaatsvond.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700053-09
Uitspraakdatum: 7 augustus 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juli 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
primair
zij op of omstreeks 21 januari 2009 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] vijf maal, althans meermalen met een mes in zijn (boven) been heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
zij op of omstreeks 21 januari 2009 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een slagaderlijke bloeding en/of meerdere diepe steekwonden), heeft toegebracht, door opzettelijk vijf maal, althans meermalen met een mes in zijn (boven)been te steken;
meer subsidiair
zij op of omstreeks 21 januari 2009 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] vijf maal, althans meermalen met een mes in zijn (boven)been te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen haar te geven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt dat verdachte een klinische verslavingsbehandeling ondergaat dan wel zal voortzetten bij de Brijderkliniek, ambulant contact zal hebben met de zorgmentor bij de Brijder en een behandeling ondergaat bij De Waag die zich zal richten op het huiselijk geweld.
4. Bewijs
4.1. Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden hetgeen verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
4.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen:
• de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
• het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 32)
• het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] (dossierpagina 50 e.v.).
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
zij op 21 januari 2009 te Koog aan de Zaan, gemeente Zaanstad, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] vijf maal met een mes in zijn (boven)been te steken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Brijder Verslavingsreclassering uitgebrachte rapport van 17 juli 2009 en de pro justitia rapportage die op 28 april 2009 is opgemaakt, is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Uit het dossier en uit de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring blijkt dat binnen de relatie die verdachte heeft met haar vriend [slachtoffer] huiselijk geweld niet geschuwd wordt. Verdachte en haar vriend drinken beiden elke avond flink wat alcohol. In een dergelijke sfeer ontstaat regelmatig ruzie tussen hun beiden. Verdachte scheldt hierbij haar vriend uit en hij slaat haar. Tegen deze achtergrond dienen de gebeurtenissen op 21 januari 2009 bekeken te worden. Ook die avond ontstond er ruzie tussen verdachte en haar vriend. Verdachte is naar de keuken gelopen en heeft een mes gepakt. Hierop is een worsteling ontstaan tussen verdachte en haar vriend waarbij zij hem vijf maal heeft gestoken met het mes dat zij nog steeds in haar hand had. Verdachte heeft hierdoor steekwonden in zijn been opgelopen.
In het pro jusitia rapport dat over verdachte is opgemaakt is psycholoog drs. [psycholoog] tot de conclusie gekomen dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een alcoholverslaving en een persoonlijkheidsstoornis niet nader omschreven met antisociale, sterk afhankelijke en borderline kenmerken. Drs. [psycholoog] komt tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard dient te worden.
De rechtbank houdt bij het vaststellen van de strafmaat rekening met de gehele context waarin de ruzie op 21 januari 2009 plaatsvond alsook met het feit dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. De eis die de officier van justitie heeft geformuleerd acht de rechtbank passend en geboden. Nu de reclassering in haar rapport heeft aangegeven dat er contra-indicaties zijn voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar het niettemin een ernstig feit betreft waarvoor verdachte verantwoordelijk wordt gehouden, ziet de rechtbank aanleiding verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de Reclassering Nederland gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan de voorwaardelijk op te leggen straf worden verbonden.
Tevens acht de rechtbank het passend en geboden een werkstraf van na te noemen duur op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 45, 302 Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het haar primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 180 uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht twee uur taakstraf, subsidiair één dag vervangende hechtenis, in mindering wordt gebracht.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden voorwaardelijk en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de ten uitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
- verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat zij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen door of namens de Reclassering Nederland te geven, zolang die instelling dat nodig acht, ook als dit inhoudt dat verdachte een klinische verslavingsbehandeling ondergaat dan wel zal voortzetten bij de Brijderkliniek, ambulant contact zal hebben met de zorgmentor bij de Brijder en een behandeling ondergaat bij De Waag die zich zal richten op het huiselijk geweld.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.N.A. Jolink, voorzitter,
mr. F.F.W. Brouwer en mr. J. Snitker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. de Witte,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2009.
Mr. J.N.A. Jolink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.