RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/700125-09 en 15/685127-05 (TUL)
Uitspraakdatum: 30 juli 2009
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juli 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Noord-Holland Noord, locatie Zwaag.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. Primair
hij op of omstreeks 07 februari 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader, althans een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- eenmaal met kracht heeft getrapt en/of geschopt en/of geduwd tegen de rug van die [slachtoffer 1] en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt in het gezicht en/of tegen de/een arm(en) en/of een/de be(n)en, althans tegen het lichaam, van die [slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. Subsidiair
hij op of omstreeks 07 februari 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, opzettelijk mishandelend zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, althans een persoon, te weten [slachtoffer 1],
- eenmaal met kracht heeft getrapt en/of geschopt en/of geduwd tegen de rug en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht heeft geschopt en/of getrapt en/of geslagen en/of gestompt in het gezicht en/of tegen de/een arm(en) en/of een/de be(n)en, althans tegen het lichaam,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. (parketnummer: 15/668969-08)
hij op of omstreeks 09 oktober 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een nabootsing van een bestaand vuurwapen, te weten een pistool van het merk Beretta, type M84, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad; en/of hij op of omstreeks 09 oktober 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, een of meer wapens van categorie I, onder 1, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad;
3. Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 maart 2009 tot en met 18 maart 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] (telkens) te dwingen tot de afgifte van een geld bedrag (te weten 150 euro), in elk geval van enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft verdachte en/of zijn mededader (telkens) met bovenaangehaald oogmerk
- die [slachtoffer 2] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "je moet 150 euro betalen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- geprobeerd het voertuig van die [slachtoffer 2] in het water te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "anders slaan we je tanden er uit", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- meermalen (met een personenauto) die [slachtoffer 2] achtervolgd en/of zich onnodig in de directe omgeving van die [slachtoffer 2] opgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. Subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 maart 2009 tot en met 18 maart 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld en/of door enige andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld gericht tegen [slachtoffer 2] (telkens) wederrechtelijk [slachtoffer 2]
hebben/heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, namelijk het afgeven van een geldbedrag (te weten 150 euro), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- een (gele) kopie van een bekeuring (van 450 euro, uitgeschreven op 4 januari 2008 door de politie Kennemerland voor het rijden zonder verzekering(sgegevens)) laten zien, welke kopie vals en/of vervalst was, waarbij verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) zei dat [slachtoffer 2] daarvan 150 euro moest betalen en/of
- die [slachtoffer 2] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "je moet 150 euro betalen", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- geprobeerd het voertuig van die [slachtoffer 2] in het water te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "anders slaan we je tanden er uit", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of
- meermalen (met een personenauto) die [slachtoffer 2] achtervolgd en/of zich onnodig in
de directe omgeving van die [slachtoffer 2] opgehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 05 april 2009 tot en met 08 april 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen en/of gemeente Bloemendaal en/of te Santpoort-Noord en/of Santpoort-Noord, gemeente Velsen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten 500 euro), in elk geval van enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader (telkens) met bovenaangehaald oogmerk,
- die [slachtoffer 3] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "je gaat nu 500 euro betalen en anders stoppen wij in een bos en gaan wij je met een tafelpoot bewerken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader (dreigend) een tafelpoot (van ongeveer 1 meter lengte) in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en/of "wij weten waar je woont, wij steken anders je huis in de fik en wij vinden je toch wel", althans woorden van gelijke aard en/of strekking (telkens terwijl die [slachtoffer 3] als passagier in het voertuig van verdachte en/of zijn mededader zat) en/of
- die [slachtoffer 3] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "je hebt een afspraak, je gaat betalen anders stomp ik je de kanker in" en/of "ik ga het glas van je bril door je hoofd slaan" en/of
- (daarbij) tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] geduwd en/of
- meermalen zich in de (directe) omgeving van het woonadres van die [slachtoffer 3] opgehouden en/of aldaar aangebeld en/of aldaar voor de deur gestaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Nietigheid van de dagvaarding
Door de raadsman is aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig is omdat de feitelijke omschrijving zoals in feit 3 achter het eerste en het vierde gedachtestreepje niet kan worden beschouwd als een geweldshandeling of een handeling die een bedreiging met geweld oplevert.
De rechtbank verwerpt dit betoog nu de dagvaarding een voldoende duidelijke en innerlijk consistente opgave van het onder feit 3 ten laste gelegde bevat en daarmee voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De achter de vier gedachtestreepjes onder feit 3 ten laste gelegde handelingen, die in onderlinge samenhang moeten worden gelezen, kunnen dienen als beschrijving van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. De dagvaarding is naar het oordeel van de rechtbank geldig.
Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten zoals beschreven onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair en feit 4, en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat aan het voorwaardelijke gedeelte de bijzondere voorwaarde wordt gesteld van verplicht reclasseringscontact ook als dat een behandeling bij de Waag dient in te houden. Ten slotte heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) maanden opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Haarlem d.d. 23 februari 2006 in de zaak met parketnummer 15/685127-05.
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden
Ter zake van feit 1
Op 7 februari 2009 doet de vader van verdachte aangifte van mishandeling. Aan deze mishandeling is onder meer het volgende voorafgegaan. In 2007 is de moeder van verdachte overleden. Kort daarop is de vader van verdachte naar Spanje geëmigreerd. Dit belemmerde het contact tussen verdachte en zijn vader. De verhouding tussen verdachte en zijn vader heeft pieken en dalen gekend en was ten tijde van het onderhavige feit slecht. Verdachte heeft de dood van zijn moeder nog niet verwerkt en maakt zijn vader ook bepaalde verwijten. Verdachte had vernomen dat zijn vader op 7 februari 2009 naar IJmuiden zou komen om afscheid te nemen van de ernstig (en terminaal) zieke grootvader, en koos dit moment uit om zijn vader aan te spreken over een aantal zaken uit het verleden. Hiertoe heeft hij enige tijd in de buurt van de woning van grootvader staan wachten tot zijn vader naar buiten kwam lopen. Vervolgens is het tussen verdachte en zijn vader op een handgemeen uitgelopen. De vader van verdachte heeft verklaard dat verdachte hem schopte en sloeg tegen zijn rug, armen en benen, en dat hij 6 a 7 maal door verdachte in zijn gezicht is geschopt. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn vader niet in de richting van zijn gezicht heeft geschopt maar hem slechts twee vuistslagen heeft toegediend. De rechtbank is echter van oordeel dat de loop der gebeurtenissen is geweest zoals vader heeft aangegeven. De verklaring van aangever vindt namelijk voldoende steun in de verklaring van getuige [getuige 1], de grootmoeder van verdachte. De grootmoeder van verdachte heeft verklaard dat zij geschreeuw op straat hoorde, de voordeur opende, en zag dat verdachte zijn vader - die op de grond lag met zijn handen tegen zijn hoofd - een aantal schoppen tegen het hoofd gaf. Verdachte was helemaal buiten zinnen en sloeg zijn vader met gebalde vuisten. [Getuige 1] heeft verdachte en zijn vader uit elkaar moeten halen. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van getuige [getuige 1] te twijfelen. Voor het door verdachte ter terechtzitting gestelde dat zijn vader en grootmoeder op dat moment teveel alcohol zouden hebben genuttigd bevat het dossier geen enkele aanwijzing. Voorts komen de vastgestelde verwondingen aan zijn linkerhand en gezicht overeen met de verklaring van aangever en getuige [getuige 1]
Ter zake van feit 2
Op 9 oktober 2008 heeft verdachte op het politiebureau te IJmuiden, gemeente Velsen, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een vlindermes overhandigd. Hij had deze twee voorwerpen al enige tijd in zijn bezit. De voorwerpen zijn onderzocht en het bleek te gaan om wapens waarvan het voorhanden hebben strafbaar is gesteld.
Ter zake van feit 3
Op 16 maart 2009 heeft [slachtoffer 2] aangifte van poging tot afpersing gedaan. Hij heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hem op 6 maart 2009 op zijn werkadres in IJmuiden bezochten en hem op dwingende toon geboden om plaats te nemen in de auto van [medeverdachte]. Vervolgens heeft verdachte aan [slachtoffer 2] medegedeeld dat hij € 150 euro moet betalen. [slachtoffer 2] begreep dat evenvermeld bedrag verband hield met een oude bekeuring, waarvan hij inmiddels ontdekt had dat deze vervalst was en dat hij die € 150 mitsdien niet verschuldigd was. Op 14 maart 2009 zat aangever [slachtoffer 2] met [getuige 2] in een auto bij de Kop van de Haven in IJmuiden. Op een gegeven moment zagen zij de Mercedes van [medeverdachte] achter hen staan. [medeverdachte] bezit een Mercedes-Benz die goed herkenbaar is aan de blauwe kleur en de vele deuken aan de voor- en zijkant. [medeverdachte] stapte uit zijn auto en liep op de auto van [slachtoffer 2] af, pakte deze beet en begon er wild aan te duwen en trekken, onderwijl roepend dat de auto het water in zou gaan. Verdachte heeft ook tegen de auto van [slachtoffer 2] staan duwen. Daarvoor heeft hij herhaaldelijk tegen aangever [slachtoffer 2] gezegd dat hij nog geld van hem kreeg. [getuige 2] begreep dat het allemaal om een oude bekeuring ging waarvan [slachtoffer 2] nog een deel aan verdachte zou moeten betalen.
Op 18 maart 2009 hebben verdachte en [medeverdachte] wederom een bezoek gebracht aan [slachtoffer 2] op zijn werkadres. Bij het afsluiten van het bedrijf herkende hij de Mercedes van [medeverdachte]. Verdachte zat op de passagierstoel, draaide zijn portierraam open en riep ‘of het al geregeld is’ en dat ‘[slachtoffer 2] vandaag geld zou hebben.’ Toen [slachtoffer 2] antwoordde dat hij geen geld had, heeft verdachte gedreigd hem de tanden eruit te slaan. [slachtoffer 2] is vervolgens weer naar binnen gegaan en heeft zijn ouders gebeld omdat hij niet meer alleen naar huis durfde. Van een collega begreep [slachtoffer 2] dat de auto van [medeverdachte] om de hoek geparkeerd stond. Hij vreesde dat [medeverdachte] en verdachte hem daar stonden op te wachten. Zijn ouders zijn naar hem toegekomen en hebben hem thuisgebracht, waarbij zij om verdachte en [medeverdachte] te ontlopen voor een andere route hebben gekozen. Die avond reed [slachtoffer 2] met een vriend in zijn auto rond in IJmuiden. [slachtoffer 2] meende de blauwe Mercedes van [medeverdachte] te herkennen. [slachtoffer 2] wordt bang en weet de auto te ontvluchten. Verdachte heeft hetgeen hem onder 3 ten laste is gelegd ontkend. Echter de rechtbank is van oordeel dat de verklaring van getuige [getuige 2] naast de verklaring van verdachte dat hij samen met [medeverdachte] in diens Mercedes [slachtoffer 2] op zijn werk heeft bezocht en nadien [slachtoffer 2] en een vriend heeft ontmoet op de kop van de haven in IJmuiden, in aanwezigheid van [medeverdachte], voldoende steun biedt aan de aangifte van [slachtoffer 2].
Ter zake van feit 4
Op 8 april 2009 heeft Caspar [slachtoffer 3] aangifte gedaan van poging tot afpersing door verdachte en [medeverdachte]. Aan deze poging tot afpersing is het volgende voorafgegaan. Op zondagmiddag 22 maart 2009, op de parkeerplaats achter de Dekamarkt in Santpoort-Noord, vroeg verdachte aan [slachtoffer 3] of hij XTC- pillen voor hem kan regelen. Het kwam toen niet tot een afspraak. Die avond kwam [slachtoffer 3] verdachte en [medeverdachte] wederom tegen, en zij boden [slachtoffer 3] een lift aan met de Mercedes van [medeverdachte]. In de auto vertelden verdachte en [medeverdachte] dat zij XTC-pillen en vuurwapens wilden verhandelen en zij vroegen [slachtoffer 3] dat voor hen te regelen. Aangever [slachtoffer 3] durfde op dat moment niet te weigeren, vanwege de dreigende toon waarmee verdachte hem aansprak. [slachtoffer 3] gaf aan dat hij op dat moment niets kon beloven en vroeg aan verdachte en [medeverdachte] om hem hierover na twee weken terug te bellen. Op 5 april 2009 sprak [slachtoffer 3] met verdachte en [medeverdachte] af bij de Baco, een winkel bij het industriegebied van IJmuiden. Verdachte en [medeverdachte] stonden al te wachten als [slachtoffer 3] daar door een vriend, [getuige 3], met de auto wordt afgezet. [getuige 3] zag [slachtoffer 3] bij de Baco in een blauwe Mercedes vol deuken stappen en zag dat die auto vervolgens wegreed. In de auto zei verdachte tegen [slachtoffer 3] dat hij € 500 is misgelopen doordat [slachtoffer 3] ‘de dingen’ niet had geleverd. Vervolgens zei verdachte tegen [slachtoffer 3] dat [slachtoffer 3] € 500 moest betalen want anders zouden verdachte en [medeverdachte] ‘stoppen in een bos en hem met een tafelpoot bewerken.’ Verdachte had op dat moment een tafelpoot van ongeveer 1 meter lang beet en [slachtoffer 3] was bang dat ze hem daarmee zouden slaan. [slachtoffer 3] durfde op dat moment niet te zeggen dat hij die € 500 niet zou betalen en zei dat hij die avond om 20.00 uur geld zou hebben. Verdachte voegde er aan toe dat [slachtoffer 3] niet moest proberen te vluchten omdat hij wist waar [slachtoffer 3] woont, en dat zij anders zijn ‘huis in de fik’ zouden steken. Die avond zou [slachtoffer 3] verdachte en [medeverdachte] om 20.00 uur ontmoeten voor de Dekamarkt in Santpoort-Noord. [slachtoffer 3] had enkele vrienden meegenomen om niet alleen tegenover verdachte en [medeverdachte] te staan. [slachtoffer 3] had geen geld bij zich. Dat vertelde hij aan verdachte en hij zei dat hij die € 500 ook later niet zou betalen. Verdachte zei daarop dat er wel een betalingsafspraak was gemaakt en dat die zou worden nagekomen want anders zou verdachte [slachtoffer 3] ‘de kanker in stompen’ en ‘het glas van zijn bril door zijn hoofd heen slaan.’ Verdachte begon [slachtoffer 3] en een van zijn vrienden vervolgens hard te duwen. Een vriend van [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij de Mercedes van [medeverdachte] op 6 april 2009 om ongeveer 2.00 uur en om ongeveer 21.00 uur, met daarin verdachte en [medeverdachte], vlakbij de woning van [slachtoffer 3] geparkeerd heeft zien staan. Op dezelfde dag, om ongeveer 14.45 uur, zag [slachtoffer 3] de blauwe Mercedes van [medeverdachte] bij hem voor de deur staan. Verdachte belde aan maar [slachtoffer 3] durfde de deur niet open te doen.
Verdachte heeft verklaard dat hij aangever [slachtoffer 3], niet kent en dat hij niets weet van de hem verweten handelingen. De rechtbank acht dit evenwel ongeloofwaardig, nu getuige [getuige 3], volgens zijn verklaring, [slachtoffer 3] met zijn auto heeft weggebracht naar de Baco in IJmuiden, de plaats waar [slachtoffer 3] met verdachte had afgesproken, en heeft gezien dat [slachtoffer 3] instapte in een blauwe Mercedes met veel deuken, waarin twee mannen zaten. De gedetailleerde verklaring van getuige [getuige 3] biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun aan de eveneens zeer gedetailleerde aangifte van [slachtoffer 3], waarvan op geen enkele wijze is gebleken dat deze onder valse voorwendselen zou zijn gedaan.
4.3 Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1. primair
hij op 7 februari 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn vader, genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- eenmaal met kracht heeft getrapt tegen de rug van die [slachtoffer 1] en
- meermalen, met kracht heeft geschopt en geslagen en/of gestompt in het gezicht en tegen de armen en de benen, van die [slachtoffer 1]
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. (parketnummer: 15/668969-08)
hij op 9 oktober 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, een wapen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie I onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een nabootsing van een bestaand vuurwapen, een pistool van het merk Beretta type M84, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
en
hij op 9 oktober 2008 te IJmuiden, gemeente Velsen, een wapen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, categorie I, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vlindermes, voorhanden heeft gehad;
3. primair
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 14 maart 2009 tot en met 18 maart 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geld bedrag, te weten € 150, toebehorende aan [slachtoffer 2], immers hebben verdachte en zijn mededader met bovenaangehaald oogmerk
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "je moet € 150 betalen", en/of
- geprobeerd het voertuig van die [slachtoffer 2] in het water te duwen en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "anders slaan we je tanden er uit",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 5 april 2009 tot en met 8 april 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen en Santpoort-Noord, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen telkens door bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van 500 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 3], immers hebben verdachte en zijn mededader met bovenaangehaald oogmerk,
- die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "je gaat nu 500 euro betalen en anders stoppen wij in een bos en gaan wij je met een tafelpoot bewerken", waarbij zijn mededader dreigend een tafelpoot van ongeveer 1 meter lengte, in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gehouden en "wij weten waar je woont, wij steken anders je huis in de fik en wij vinden je toch wel", terwijl die [slachtoffer 3] als passagier in het voertuig van verdachte en zijn mededader zat en/of
- die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: "je hebt een afspraak, je gaat betalen anders stomp ik je de kanker in" en "ik ga het glas van je bril door je hoofd slaan" en/of
- daarbij tegen het lichaam van die [slachtoffer 3] geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Noodweer (ten aanzien van feit 1)
De verdediging heeft betoogd dat verdachte het idee had dat zijn vader hem wilde slaan en dat verdachte zich op dat moment moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanval. De raadsman van verdachte heeft zich dan ook op het standpunt gesteld dat er sprake is geweest van een noodweersituatie.
De rechtbank passeert dit beroep op noodweer en overweegt daartoe als volgt. Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dient onder meer sprake geweest te zijn van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. In het voorliggende geval is het verdachte, die zijn vader enige tijd heeft opgewacht om hem vervolgens aan te spreken op zaken uit het verleden. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte als eerste de confrontatie met zijn vader heeft opgezocht en zijn vader een harde duw heeft gegeven. Zou het al juist zou zijn wat verdachte verklaart, namelijk dat zijn vader toen een slaande beweging naar hem heeft gemaakt, dan nog is de rechtbank van oordeel dat in de gegeven omstandigheden van een verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding geen sprake is geweest.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
- poging tot zware mishandeling;
Ten aanzien van feit 2:
- handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3 primair:
- poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 4:
- poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6. Strafbaarheid van verdachte
Psychische overmacht (feit 1)
De raadsman van de verdachte heeft gesteld dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan in een situatie van psychische overmacht. In dat verband is aangevoerd dat de verdachte met zijn beperkte capaciteit op geen andere wijze kon handelen dan zoals hij heeft gedaan.
De rechtbank passeert dit beroep op psychische overmacht en overweegt daartoe dat het door de raadsman gestelde niet van dien aard is dat op grond daarvan van de verdachte redelijkerwijs niet verwacht kon worden dat hij weerstand kon bieden aan de drang het slachtoffer te slaan en te schoppen. De omstandigheid dat verdachte tevoren twee uur op zijn vader heeft staan wachten wijst daar evenmin op.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken en uit de bespreking aldaar van het vanwege de door Reclassering Nederland uitgebrachte adviesrapport van 23 februari 2009 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Op 9 oktober 2008 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een overtreding van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van wapens kan een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee brengen en dit - ongecontroleerde - bezit van wapens kan tevens ernstige gevolgen voor de vrije, Nederlandse samenleving hebben.
De rechtbank houdt er in de strafmaat in enige mate rekening mee dat verdachte uit zichzelf naar het politiebureau is gegaan en daar eigenhandig de wapens aan de politie heeft overhandigd.
Op 7 februari 2009 heeft verdachte zijn vader diverse malen getrapt en gestompt tegen onder andere het gezicht. Het slachtoffer heeft daardoor verwondingen opgelopen. Verdachte heeft daarmee op een brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn eigen vader. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op deze manier zijn frustraties heeft afgereageerd op zijn vader die op dat moment net afscheid had genomen van zijn eigen ernstig (en terminaal) zieke vader.
Verder heeft verdachte samen met een ander twee maal in 2009 binnen het tijdsbestek van een maand geprobeerd iemand af te persen. De verdachte heeft in beide gevallen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de slachtoffers. Verdachte en zijn medeverdachte zijn volledig voorbij gegaan aan de psychische en lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers, die deze feiten als buitengewoon bedreigend en beangstigend hebben ervaren. Het valt te verwachten dat zij nog lange tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Verdachte en zijn mededader hebben kennelijk slechts aan eigen geldelijk gewin gedacht. Daarnaast brengen feiten als deze bij de burgers in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Verdachte dient ervan doordrongen te worden dat dergelijk handelen niet wordt geaccepteerd.
De rechtbank neemt in aanmerking dat de rol van verdachte bij de pogingen tot afpersing een leidende was, terwijl zijn medeverdachte daarbij een meer ondergeschikte positie innam.
Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat hij tijdens zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis, wederom strafbare feiten heeft begaan. Daarbij komt dat verdachte, blijkens zijn documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
8. Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 23 februari 2006 in de zaak met parketnummer 15/685127-05 heeft de kinderrechter te Haarlem verdachte ter zake van medeplegen van opzettelijk brandstichten veroordeeld tot - onder meer - een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 maanden. Bij die voorwaardelijke straf is een proeftijd van twee jaren vastgesteld alsmede de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is bij vonnis van 24 september 2008 door de politierechter te Haarlem met 1 jaar verlengd. De officier van justitie vordert thans de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering kan worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Om die reden zal de rechtbank, gelet op artikel 77dd van het Wetboek van Strafrecht, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke jeugddetentie gelasten.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van strafrecht: artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 302, 304, 312, 317;
Wet wapens en munitie: artikelen 13 en 55.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaaf) maanden, met bevel dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt therapie in een Forensische Kliniek als de Waag of een andere hulpinstelling, zolang die instelling dit nodig acht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot tenuitvoerlegging van de officier van justitie en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) maanden opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Haarlem d.d. 23 februari 2006 in de zaak met parketnummer 15/685127-05.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snitker, voorzitter,
mr. J.M. van Santen en mr. A.M.S.P. Evers-Ederveen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.H.E Laffrée,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juli 2009.
Mr. A.M.S.P. Evers-Ederveen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.