ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ5873

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
30 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
15-700285-09
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen in IJmuiden

In deze zaak heeft de rechtbank Haarlem op 30 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee pogingen tot afpersing. De feiten vonden plaats in de periode van 14 maart 2009 tot en met 18 maart 2009 en van 5 april 2009 tot en met 8 april 2009, waarbij de verdachte en een medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder bedreiging van geweld probeerden te dwingen tot de afgifte van geldbedragen van respectievelijk 150 euro en 500 euro. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding bevestigd, ondanks de argumenten van de verdediging dat de feitelijke omschrijving niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voldoende duidelijk en consistent was.

De officier van justitie had gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten en een gevangenisstraf van 100 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een werkstraf van 200 uren. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de psychische en lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers zwaar wogen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 100 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving. De rechtbank benadrukte dat dergelijk gedrag niet wordt geaccepteerd en dat de verdachte zich moet realiseren dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700285-09
Uitspraakdatum: 30 juli 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juli 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]..
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 maart 2009 tot en met 18 maart 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] (telkens) te dwingen tot de afgifte van een geld bedrag (te weten 150 euro), in elk geval van enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft verdachte en/of zijn mededader (telkens) met bovenaangehaald oogmerk
- die [slachtoffer 1] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "je moet 150 euro betalen", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking en/of
- geprobeerd het voertuig van die [slachtoffer 1] in het water te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "anders slaan we je tanden er uit", althans woorden van gelijke
aard en/of strekking en/of
- meermalen (met een personenauto) die [slachtoffer 1] achtervolgd en/of zich onnodig in de directe omgeving van die [
slachtoffer 1] opgehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. Subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 14 maart 2009 tot en met 18 maart 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) door geweld en/of door enige andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld gericht tegen J. [slachtoffer 1] (telkens) wederrechtelijk [slachtoffer 1]
hebben/heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, namelijk het afgeven van een geldbedrag (te weten 150 euro), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (telkens)
- een (gele) kopie van een bekeuring (van 450 euro, uitgeschreven op 4 januari 2008 door de politie Kennemerland voor het
rijden zonder verzekering(sgegevens)) laten zien, welke kopie vals en/of vervalst was, waarbij verdachte en/of (een of meer
van) zijn mededader(s) zei dat [slachtoffer 1] daarvan 150 euro moest betalen en/of
- die [slachtoffer 1] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "je moet 150 euro betalen", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of
- geprobeerd het voertuig van die [slachtoffer 1] in het water te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "anders slaan we je tanden er uit", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of
- meermalen (met een personenauto) die [slachtoffer 1] achtervolgd en/of zich onnodig in de directe omgeving van die [slachtoffer 1] opgehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 05 april 2009 tot en met 08 april 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen en/of gemeente Bloemendaal en/of te Santpoort-Noord en/of Santpoort-Noord, gemeente Velsen, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (te weten 500 euro), in elk geval van enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader (telkens) met bovenaangehaald oogmerk,
- die [slachtoffer 2] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "je gaat nu 500 euro betalen en anders stoppen wij in een bos en gaan wij je met een tafelpoot bewerken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader (dreigend) een tafelpoot (van ongeveer 1 meter lengte) in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en/of "wij weten waar je woont, wij steken anders je huis in de fik en wij vinden je toch wel", althans woorden van gelijke aard en/of strekking (telkens terwijl die [slachtoffer 2] als passagier in het voertuig van verdachte en/of zijn mededader zat) en/of
- die [slachtoffer 2] (dreigend) de woord(en) toegevoegd: "je hebt een afspraak, je gaat betalen anders stomp ik je de kanker in" en/of "ik ga het glas van je bril door je hoofd slaan" en/of
- (daarbij) tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] geduwd en/of
- meermalen zich in de (directe) omgeving van het woonadres van die [slachtoffer 2] opgehouden en/of aldaar aangebeld en/of aldaar voor de deur gestaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Voorvragen
Nietigheid van de dagvaarding
Door de raadsman is aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig is omdat de feitelijke omschrijving zoals in het eerste en het vierde gedachtestreepje van feit 1 primair en subsidiair niet kan worden beschouwd als een geweldshandeling of een handeling die een bedreiging met geweld oplevert.
De rechtbank verwerpt dit betoog nu de dagvaarding een voldoende duidelijke en innerlijk consistente opgave van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde bevat en daarmee voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De achter de vier gedachtestreepjes onder feit 1 ten laste gelegde handelingen, die in onderlinge samenhang moeten worden gelezen, kunnen dienen als beschrijving van de omstandigheden waaronder het feit zou zijn begaan. De dagvaarding is naar het oordeel van de rechtbank geldig.
Voorts heeft de rechtbank vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 57 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd welke verdachte reeds heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat daarbij een proeftijd van 2 jaren wordt opgelegd opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, bij het niet naar behoren verrichten, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
4. Bewijs
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden
Op 16 maart 2009 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van poging tot afpersing. Hij heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hem op 6 maart 2009 op zijn werkadres in IJmuiden bezochten en hem op dwingende toon geboden om plaats te nemen in de auto van verdachte. Vervolgens heeft [medeverdachte] aan [slachtoffer 1] medegedeeld dat hij € 150 euro moet betalen. [slachtoffer 1] begreep dat even vermeld bedrag verband hield met een oude bekeuring. Later heeft [slachtoffer 1] ontdekt dat die bekeuring vervalst was en dat hij die € 150 mitsdien niet verschuldigd was. Op 14 maart 2009 zat aangever [slachtoffer 1] met [getuige 1] in een auto bij de Kop van de Haven in IJmuiden. Op een gegeven moment zagen zij de Mercedes van verdachte achter hen staan. Verdachte bezit een Mercedes-Benz die goed herkenbaar is aan de blauwe kleur en de vele deuken aan de voor- en zijkant. Verdachte stapte uit zijn auto en liep op de auto van [slachtoffer 1] af, pakte deze beet en begon er wild aan te duwen en trekken, onderwijl roepend dat de auto het water in zou gaan. [medeverdachte] heeft ook tegen de auto van [slachtoffer 1] staan duwen. Daarvoor heeft [medeverdachte] herhaaldelijk tegen aangever [slachtoffer 1] gezegd dat hij nog geld van hem kreeg. [getuige 1] begreep dat het allemaal om een oude bekeuring ging waarvan [slachtoffer 1] nog een deel aan [medeverdachte] zou moeten betalen.
Op 18 maart 2009 hebben verdachte en [medeverdachte] wederom een bezoek gebracht aan [slachtoffer 1] op zijn werkadres. Bij het afsluiten van het bedrijf herkende hij de Mercedes van verdachte. [medeverdachte] zat op de passagierstoel, draade zijn portierraam open en riep ‘of het al geregeld is’ en dat ‘[slachtoffer 1] vandaag geld zou hebben.’ Toen [slachtoffer 1] antwoordde dat hij geen geld had, heeft [medeverdachte] gedreigd hem de tanden eruit te slaan. [slachtoffer 1] is vervolgens weer naar binnen gegaan en heeft zijn ouders gebeld omdat hij niet meer alleen naar huis durfde. Van een collega begreep [slachtoffer 1] dat de auto van verdachte om de hoek geparkeerd stond. Hij vreesde dat verdachte en [medeverdachte] hem daar stonden op te wachten. Zijn ouders zijn naar hem toegekomen en hebben hem thuisgebracht, waarbij zij om verdachte en [medeverdachte] te ontlopen voor een andere route hebben gekozen. Die avond reed [slachtoffer 1] met een vriend in zijn auto rond in IJmuiden. Hij meende toen de blauwe Mercedes van verdachte te herkennen. [slachtoffer 1] werd bang en wist de auto te ontvluchten.
Op 8 april 2009 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van poging tot afpersing door verdachte en [medeverdachte]. Aan deze poging tot afpersing is het volgende voorafgegaan. Op zondagmiddag 22 maart 2009, op de parkeerplaats achter de Dekamarkt in Santpoort-Noord, vroeg [medeverdachte] aan [slachtoffer 2] of hij XTC- pillen voor hem kon regelen. Het kwam toen niet tot een afspraak. Die avond kwam [slachtoffer 2] verdachte en [medeverdachte] wederom tegen, en zij boden [slachtoffer 2] een lift aan met de Mercedes van verdachte. In de auto vertelden verdachte en [medeverdachte] dat zij XTC-pillen en vuurwapens wilden verhandelen en zij vroegen [slachtoffer 2] dat voor hen te regelen. Aangever [slachtoffer 2] durfde op dat moment niet te weigeren, vanwege de dreigende toon waarmee [medeverdachte] hem aansprak. [slachtoffer 2] gaf aan dat hij op dat moment niets kon beloven en vroeg aan verdachte en [medeverdachte] om hem hierover na twee weken terug te bellen. Op 5 april 2009 sprak [slachtoffer 2] met verdachte en [medeverdachte] af bij de Baco, een winkel bij het industriegebied van IJmuiden. Verdachte en [medeverdachte] stonden al te wachten als [slachtoffer 2] daar door een vriend, [getuige 2], met de auto wordt afgezet. [getuige 2] zag [slachtoffer 2] bij de Baco in een blauwe Mercedes vol deuken stappen en zag dat die auto vervolgens wegreed. In de auto zei [medeverdachte] tegen [slachtoffer 2] dat hij € 500 is misgelopen doordat [slachtoffer 2] ‘de dingen’ niet had geleverd. Vervolgens zei [medeverdachte] tegen [slachtoffer 2] dat [slachtoffer 2] € 500 moest betalen want anders zouden verdachte en [medeverdachte] ‘stoppen in een bos en hem met een tafelpoot bewerken.’ [medeverdachte] had op dat moment een tafelpoot van ongeveer 1 meter lang beet en [slachtoffer 2] was bang dat ze hem daarmee zouden slaan. [slachtoffer 2] durfde op dat moment niet te zeggen dat hij die € 500 niet zou betalen en zei dat hij die avond om 20.00 uur geld zou hebben. [medeverdachte] voegde er aan toe dat [slachtoffer 2] niet moest proberen te vluchten omdat hij wist waar [slachtoffer 2] woont, en dat zij anders zijn ‘huis in de fik’ zouden steken. Die avond zou [slachtoffer 2] verdachte en [medeverdachte] om 20.00 uur ontmoeten voor de Dekamarkt in Santpoort-Noord. [slachtoffer 2] had enkele vrienden meegenomen om niet alleen tegenover verdachte en [medeverdachte] te staan. [slachtoffer 2] had geen geld bij zich. Dat vertelde hij aan [medeverdachte] en hij zei dat hij die € 500 ook later niet zou betalen. [medeverdachte] zei daarop dat er wel een betalingsafspraak was gemaakt en dat die zou worden nagekomen want anders zou [medeverdachte] [slachtoffer 2] ‘de kanker in stompen’ En ‘het glas van zijn bril door zijn hoofd heen slaan.’ [medeverdachte] begon [slachtoffer 2] en een van zijn vrienden vervolgens hard te duwen. Een vriend van [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij de Mercedes van verdachte op 6 april 2009 om ongeveer 2.00 uur en om ongeveer 21.00 uur, met daarin verdachte en [medeverdachte], vlakbij de woning van [slachtoffer 2] geparkeerd heeft zien staan. Op dezelfde dag, om ongeveer 14.45 uur, zag [slachtoffer 2] de blauwe Mercedes van verdachte bij hem voor de deur staan. [medeverdachte] belde aan maar [slachtoffer 2] durfde de deur niet open te doen.
Verdachte heeft met betrekking tot feit 1 verklaard dat hij wel samen met [medeverdachte] in zijn auto [slachtoffer 1] heeft bezocht op zijn werk en nadien [slachtoffer 1] en een vriend heeft ontmoet op de kop van de haven in IJmuiden, in aanwezigheid van [medeverdachte]. Bij al deze ontmoetingen is er volgens verdachte niets gebeurd waarvan [slachtoffer 1] hem en [medeverdachte] beschuldigt.
Hetgeen hem onder 2 ten laste is gelegd heeft hij ontkend. De rechtbank acht niettemin bewezen dat de loop der gebeurtenissen is geweest zoals hierboven onder 4.1 beschreven. Ter zake van feit 1 geldt dat de verklaring van getuige [getuige 1] naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun biedt aan de aangifte van [slachtoffer 1]. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [slachtoffer 2], de aangever van feit 2, niet kent en dat hij niets weet van de hem verweten handelingen. De rechtbank acht dit evenwel ongeloofwaardig, nu getuige [getuige 2], volgens zijn verklaring, [slachtoffer 2] met zijn auto heeft weggebracht naar de Baco in IJmuiden, de plaats waar [slachtoffer 2] met [medeverdachte] had afgesproken, en heeft gezien dat [slachtoffer 2] instapte in een blauwe Mercedes met veel deuken. Ter terechtzitting heeft verdachte bevestigd dat de schade aan de voor- en zijkant de blauwe Mercedes waarin hij toentertijd rondreed goed herkenbaar maakte. De gedetailleerde verklaring van getuige [getuige 2] biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende steun aan de eveneens zeer gedetailleerde aangifte van [slachtoffer 2], waarvan op geen enkele wijze is gebleken dat deze onder valse voorwendselen zou zijn gedaan.
4.3. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
1.Primair
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 14 maart 2009 tot en met 18 maart 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van € 150 euro, toebehorende aan. [slachtoffer 1], immers hebben verdachte en zijn mededader met bovenaangehaald oogmerk
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "je moet € 150 betalen", en/of
- geprobeerd het voertuig van die [slachtoffer 1] in het water te duwen en/of
- die [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd: "anders slaan we je tanden er uit",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 5 april 2009 tot en met 8 april 2009 te IJmuiden, gemeente Velsen en Santpoort-Noord, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van € 500, toebehorende aan die [slachtoffer 2], immers hebben verdachte en zijn mededader met bovenaangehaald oogmerk,
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "je gaat nu € 500 betalen en anders stoppen wij in een bos en gaan wij je met een tafelpoot bewerken", waarbij zijn mededader dreigend een tafelpoot van ongeveer 1 meter lengte, in de richting van die [slachtoffer 2] heeft gehouden en "wij weten waar je woont, wij steken anders je huis in de fik en wij vinden je toch wel", terwijl die [slachtoffer 2] als passagier in het voertuig van verdachte en zijn mededader zat en/of
- die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "je hebt een afspraak, je gaat betalen anders stomp ik je de kanker in" en "ik ga het glas van je bril door je hoofd slaan" en/of
- daarbij tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
- poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van feit 2:
- poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een medeverdachte twee maal in 2009 binnen het tijdsbestek van een maand geprobeerd iemand af te persen. De verdachte heeft in beide gevallen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor zijn slachtoffers. Verdachte en zijn medeverdachte zijn volledig voorbij gegaan aan de psychische en lichamelijke gevolgen voor de slachtoffers, die deze feiten als buitengewoon bedreigend en beangstigend hebben ervaren. Het valt te verwachten dat zij nog lange tijd lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Verdachte en zijn medeverdachte hebben kennelijk slechts aan eigen geldelijk gewin gedacht. Daarnaast brengen feiten als deze bij de burgers in het algemeen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Verdachte dient ervan doordrongen te worden dat dergelijk handelen niet wordt geaccepteerd. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte een kleinere rol had dan zijn medeverdachte.
De rechtbank is van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een werkstraf moet worden opgelegd van na te noemen aantal uren.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 312, 317.
11. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 (honderd) dagen met bevel dat 57 (zeven en vijftig) dagen niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee (2) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 200 (tweehonderd) uren taakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Snitker, voorzitter,
mr. J.M. van Santen en mr. A.M.S.P. Evers-Ederveen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.H.E. Laffrée,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 juli 2009.
Mr. A.M.S.P. Evers-Ederveen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.