ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ4163

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
159058 - FA RK 09-2162
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige machtiging tot opname in psychiatrisch ziekenhuis wegens geestelijke stoornis

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 17 juli 2009 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige machtiging tot opname van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. De rechtbank oordeelt dat de geestelijke stoornis van betrokkene gevaar kan veroorzaken. Dit gevaar blijkt uit verschillende omstandigheden, waaronder het feit dat betrokkene sinds 2003 geen werk meer heeft en sinds 2008 in een tent verblijft onder onhygiënische omstandigheden. Betrokkene vertoont bovendien dreigend en agressief gedrag tegenover medewerkers van de gemeente en de GGZ, wat leidt tot onrust en spanning.

De rechtbank heeft ook een geneeskundige verklaring van dr. [naam psychiater 4] in overweging genomen, waarin wordt gesteld dat een dwangopname effect kan hebben als er snel medicamenteuze behandeling plaatsvindt. Betrokkene weigert echter vrijwillig opname en medicatie. De rechtbank is van mening dat zij onvoldoende geïnformeerd is over het behandelperspectief van betrokkene, vooral gezien haar borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarom heeft de rechtbank besloten de beslissing op het verzoek aan te houden en dr. [naam psychiater 4] om aanvullende informatie te verzoeken over de behandelmogelijkheden en de doelmatigheid daarvan.

De rechtbank wijst het verzoek om een contra-expertise af, maar houdt de beslissing op het verzoek aan. De rechtbank verzoekt dr. [naam psychiater 4] om uiterlijk op 31 juli 2009 schriftelijk informatie te verstrekken over de behandelmogelijkheden van betrokkene. De advocaat van betrokkene, mr. M.A.A. van der Loo, krijgt de gelegenheid om uiterlijk op 7 augustus 2009 te reageren op deze informatie. De rechtbank zal daarna, zonder tegenbericht van betrokkenen, een beslissing nemen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM A
Sector civiel
familie- en jeugdrecht
voorlopige machtiging zonder inbewaringstelling
zaak-/rekestnr.: 159058 / FA RK 09-2162
beschikking van de meervoudige kamer van 17 juli 2009,
betreffende
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum],
hierna: betrokkene,
wonende te [woonplaats],
doch feitelijk zonder vaste woon- of verblijfplaats,
advocaat mr. M.A.A. van der Loo, kantoorhoudende te Haarlem.
1 Procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 26 juni 2009 op de griffie van de rechtbank ontvangen verzoek van de officier van justitie van 26 juni 2009 tot het verlenen van een voorlopige machtiging tot opneming en het doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis van betrokkene, met bijlagen;
- het verhandelde ter zitting van 17 juli 2009, waar betrokkene is bijgestaan door mr. M.A.A. van der Loo. Verder waren aanwezig mevrouw dr. [naam psychiater 1], mevrouw dr. [naam psychiater 2] en de heer [naam SPV-er].
2 Standpunt betrokkene
Namens betrokkene heeft haar advocaat naar voren gebracht dat uit de laatste beoordeling van betrokkene door dr. [naam psychiater 3] in december 2008 is gebleken, dat geen sprake is van gronden voor een voorlopige machtiging. Naar de mening van de advocaat is de officier van justitie niet ontvankelijk in het verzoek nu er geen nova zijn. Daarnaast stelt de raadsvrouw dat er bij betrokkene geen sprake is van een waanstoornis.
Betrokkene is een principiële vrouw en een activist. Onder grote druk van het gemeentebestuur en de politie wordt geprobeerd van betrokkene af te komen door haar psychiatrisch te laten opnemen.
De raadsvrouwe concludeert tot afwijzing van het verzoek, nu er geen behoorlijk onderzoek naar betrokkene heeft plaatsgevonden. Indien nodig, is betrokkene bereid om mee te werken aan een contra-expertise door een onafhankelijke arts.
3 Beoordeling
ontvankelijkheid van het verzoek
In de overgelegde geneeskundige verklaring van de psychiater dr. [naam psychiater 4] van 23 juni 2009 worden op bladzijde 5 onder ad 3, ad 6 en ad 8 gebeurtenissen beschreven die zich na de hiervoor genoemde beoordeling op 12 december 2008 door psychiater [naam psychiater 3] hebben voorgedaan.
Deze gebeurtenissen gaan over, kort gezegd, het verblijf van betrokkene begin 2009 in haar tentje onder onhygiënische en medisch zeer zorgelijke omstandigheden, terwijl het 15 graden vroor, over het verblijf van twee schoolkinderen in haar tent in juni 2009 en over het maken van cameraopnames door betrokkene van medewerkers en patiënten van de locatie Spaarnepoort van GGZ inGeest, eveneens in juni van dit jaar.
Uit het vorenstaande volgt dat sprake is van nova, zodat de officier van justitie in haar verzoek kan worden ontvangen.
stoornis en verzoek contra- expertise
Voor zover betrokkene met de stelling dat zij nooit goed door een psychiater is onderzocht, wil aangeven dat het onderzoek bedoeld in artikel 5, eerste lid van de wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Bopz) in het onderhavige geval niet genoegzaam is geweest en er daarom een contra-expertise moet plaatsvinden, overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 5, eerste lid, Bopz heeft de wetgever kennelijk een onderzoek voor ogen gestaan, waarbij de psychiater betrokkene in een direct contact spreekt en observeert. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan echter niet worden aanvaard dat, indien zulk een contact als gevolg van een weigering van de betrokkene om daaraan mee te werken niet of slechts in een beperkte mate mogelijk is, geen voorlopige machtiging kan worden verleend. Wel zal in een dergelijk geval de psychiater in zijn verklaring uiteen dienen te zetten waarom hij de betrokkene niet of slechts in een beperkte mate heeft kunnen onderzoeken en op welke gronden hij, mede aan de hand van derden verkregen informatie, niettemin tot de slotsom is gekomen dat betrokkene gestoord is in zijn geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 2 Bopz zich voordoet (zie o.a.: HR 17 juni 2005, LJN AT4078). Namens betrokkene is niet aangegeven waarom en in hoeverre het onderzoek door dr. [naam psychiater 3] of dr. [naam psychiater 4] onvolledig zou zijn. Daarnaast stelt de rechtbank op grond van de inhoud van de opgestelde verklaringen vast, dat de betrokken psychiaters bij het onderzoek hebben gedaan wat redelijkerwijs van hen kon worden verwacht om het onderzoek zo goed mogelijk te doen plaatsvinden.
Verder acht de rechtbank met betrekking tot het verzoek om een contra-expertise het volgende van belang. Uit de hiervoor bedoelde geneeskundige verklaring van dr. [naam psychiater 4] blijkt dat bij betrokkene sprake is van een psychose NAO (differentiaal diagnostisch: waanstoornis) en een persoonlijkheidsstoornis cluster B (borderline en antisociaal). Daarnaast is betrokkene op 12 december 2008 onderzocht door de eerder genoemde dr. [ naam psychiater 3]. Deze is tot de volgende conclusie gekomen: ‘Er is mijns inziens sprake van een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis. Haar achterdocht/paranoïde en mogelijke waanachtig vasthouden aan haar fixaties ten aanzien van het doen van aangiftes (en vermoedelijk ook dat deze aangiftes behandeld worden en ze haar gelijk krijgt, althans dat maak ik op uit de stukken en hetgeen ik gehoord heb) kunnen gezien worden in het kader van deze ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis’.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bevindingen van beide psychiaters, bezien in onderlinge samenhang, voldoende vast staat dat sprake is van een stoornis van de geestvermogens van betrokkene. Het (subsidiaire) verzoek om een contra-expertise zal dan ook worden afgewezen.
gevaar
De rechtbank is van oordeel dat de stoornis van de geestvermogens van betrokkene gevaar doet veroorzaken. Het gevaar dat voortvloeit uit de stoornis leidt de rechtbank met name af uit een samenstel van omstandigheden die erin bestaan dat betrokkene vanaf 2003 geen werkzaamheden meer verricht, in 2008 haar huis is kwijtgeraakt en sinds het voorjaar van 2008 in een tentje voor het politiebureau te [plaatsnaam] verblijft onder veelal slechte hygiënische en sanitaire omstandigheden. Voorts is betrokkene in het contact met medewerkers van de gemeente [plaatsnaam], de politie en GGZ dreigend, verbaal agressief en beledigend. Zij veroorzaakt hierdoor onrust en spanning bij deze medewerkers.
In de geneeskundige verklaring geeft dr. [naam psychiater 4] aan dat zij denkt dat een dwangopname via een voorlopige machtiging vooral effect zal sorteren als tijdens de opname snel medicamenteuze behandeling van de psychose plaatsvindt, zo nodig in het kader van dwangbehandeling. Betrokkene geeft immers zeer stellig aan dat zij niet wenst te worden opgenomen en dat zij nimmer vrijwillig medicatie zal innemen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank zich met het oog op de bij de beoordeling van het verzoek in acht te nemen eisen van proportionaliteit en doelmatigheid onvoldoende geïnformeerd over het behandelperspectief van betrokkene, in het bijzonder gelet op de aard van de persoonlijkheidsstoornis van betrokkene (borderline). De rechtbank zal de beslissing op het verzoek om die reden aanhouden tot na te noemen datum en dr. [naam psychiater 4] (of bij haar afwezigheid een van haar plaatsvervangers) verzoeken om op grond van artikel 8, vierde lid, Bopz nadere schriftelijke informatie aan de rechtbank te verschaffen over de behandelmogelijkheden van betrokkene en met name de doelmatigheid daarvan.
3 Beslissing
De rechtbank:
Wijst af het ter zitting door de advocaat van betrokkene gedane verzoek om een contra-expertise.
Houdt de beslissing op het verzoek aan.
Verzoekt dr. [naam psychiater 4] (of een van haar plaatsvervangers) uiterlijk op 31 juli 2009 schriftelijk informatie te verschaven over de behandelmogelijkheden van betrokkene en de doelmatigheid daarvan.
Verzoekt mr. M.A.A. van der Loo uiterlijk op 7 augustus 2009 desgewenst schriftelijk te reageren op het bericht van of namens dr. [naam psychiater 4]. De rechtbank zal vervolgens, zonder tegenbericht van betrokkenen, een beslissing nemen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. van Keken, voorzitter, en mrs. R.M. Flohil en W.J. van Andel, leden van deze kamer, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J.E. Lurvink-Betlem, griffier, op 17 juli 2009.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.