RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Parketnummer: 15/800644-09
Uitspraakdatum: 7 juli 2009
Verstek
Schriftelijk strafvonnis (art. 379 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 1 juli 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 05 mei 2009 aan boord van een luchtvaartuig van Groot-Brittanië ([vluchtnummer]), tijdens de vlucht (in het Nederlands luchtruim), opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen één of meer personen aan boord van dit luchtvaartuig, immers heeft hij, verdachte,
- zich dronken en luidruchtig geuit en/of
- (vervolgens) zich hinderlijk (zwalkend en/of schreeuwend) door het gangpad van het vliegpad begeven en/of getracht het toilet binnen te gaan terwijl deze bezet was en/of
- (aldaar) geen gehoor gegeven aan de aanwijzingen van de crewleden en/of zich verbaal agressief en bedreigend tegen hen opgesteld en/of
- geprobeerd de nooduitgang te openen en/of
waardoor gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig en/of de passagiersveiligheid, in gevaar gebracht door het niet opvolgen van de aanwijzingen en/of instructies van de gezagvoerder en/of het cabinepersoneel en/of door voornoemde handelingen, waarbij:
- de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om uit te wijken naar Schiphol en/of
- het crewpersoneel en/of de gezagvoerder gedurende langere tijd zich moest(en) bezig houden met verdachte (aanwijzingen geven en/of in bedwang houden),
waardoor de gezagvoerder en het cabinepersoneel zich niet (volledig) konden richten op hun normale werkzaamheden en/of hun werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord;
hij op of omstreeks 05 mei 2009 aan boord van een luchtvaartuig van Groot-Brittanië ([vluchtnummer]), tijdens de vlucht (in het Nederlands luchtruim), [crewmember] en/of ander crewpersoneel en/of passagiers aan boord van bovengenoemd luchtvaartuig, heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeengevaar voor de verlening van diensten is ontstaan en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- zich dronken en luidruchtig geuit en/of
- (vervolgens) zich hinderlijk (zwalkend en/of schreeuwend) door het gangpad van het vliegpad begeven en/of getracht het toilet binnen te gaan terwijl deze bezet was en/of
- (aldaar) geen gehoor gegeven aan de aanwijzingen van de crewleden en/of zich verbaal agressief en bedreigend tegen hen opgesteld en/of
- geprobeerd de nooduitgang te openen;
hij op of omstreeks 05 mei 2009 aan boord van een luchtvaartuig van Groot-Brittanië ([vluchtnummer]), tijdens de vlucht (in het Nederlands luchtruim), door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [crewmember] en/of overige leden van de crew aan boord van bovengenoemd luchtvaartuig, [gezagvoerder] (gezagvoerder aan boord van bovengenoemd luchtvaartuig) wederrechtelijk gedwongen iets te doen, immers heeft verdachte
- zich dronken en luidruchtig geuit en/of
- (vervolgens) zich hinderlijk (zwalkend en/of schreeuwend) door het gangpad van het vliegpad begeven en/of getracht het toilet binnen te gaan terwijl deze bezet was en/of
- (aldaar) geen gehoor gegeven aan de aanwijzingen van de crewleden en/of zich verbaal agressief en bedreigend tegen hen opgesteld en/of waardoor gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest, en [gezagvoerder] zich gedwongen voelde uit te wijken naar Amsterdam (Schiphol) om een tussenlanding te maken;
2. Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 77 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van 2 jaren.
4.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De politierechter komt tot de bewezenverklaring van het tenlastegelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen:
· de bekennende verklaringen van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van strafvordering, zoals daarvan blijkt uit:
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van inverzekeringstelling van verdachte d.d. 6 mei 2009 (dossierparagraaf 0.5)
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van 6 mei 2009 (dossierparagraaf 0.6)
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte van 8 mei 2009 bij de rechter-commissaris.
· het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van gezagvoerder [gezagvoerder] (dossierparagraaf 0.9)
· het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van getuige [crewmember] (dossierparagraaf 1.0)
· het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van getuige [getuige] (dossierparagraaf 1.1)
· het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van getuige [getuige 2] (dossierparagraaf 1.2)
· het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van getuige [getuige 3] (dossierparagraaf 1.3)
4.2 Bewijsoverweging
Mede in het licht van de motivering van de beslissing van 19 mei 2009 van de raadkamer van deze rechtbank tot afwijzing van de vordering tot gevangenhouding van verdachte, heeft de officier van justitie in zijn requisitoir uitdrukkelijk de vraag aan de orde gesteld of bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich tijdens de in de tenlastelegging bedoelde vlucht opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan een daad van geweld als bedoeld in artikel 385b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht (WvSr) en of daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest. Ten aanzien van deze rechtsvragen overweegt de politierechter het volgende.
Zoals eerder is overwogen door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank bij uitspraak van 12 september 2008, parketnr. 15/801111-08 (LJN: BF8787), is een enkele daad van geweld tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig bevindt, niet voldoende voor de toepasselijkheid van artikel 358b lid 1 onderdeel 10 WvSr. Een belangrijke geobjectiveerde voorwaarde is immers ook dat als gevolg van de daad van geweld ‘gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is’, waaronder gelet op lid 2, tweede volzin van art. 385b WvSr tevens begrepen is ‘gevaar voor de veilige vaart van het luchtvaartuig’. Juist in de veiligheid van het luchtvaartuig in vlucht, en daarvan afgeleid de veiligheid van passagiers en boordpersoneel, is het beschermde (rechts)belang gelegen. In dit licht beschouwd spreekt het vanzelf dat vooreerst het boordpersoneel optimaal in staat moet zijn en worden gesteld om zijn werkzaamheden en taken naar behoren uit te oefenen. Een “daad van geweld” omvat, gezien artikel 81 WvSr en de betreffende vaste jurisprudentie, niet alleen elke uitoefening van fysieke kracht tegen een persoon, maar ook een dreigend handelen. De vraag of van de daad van geweld gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is, dient naar objectieve maatstaven te worden beantwoord. Of de verdachte ook zelf dit gevaar heeft voorzien, is niet relevant. Gelet op de formulering van art. 385b lid 1 onderdeel 10 WvSr dient het opzet van de verdachte gericht te zijn op de daad van geweld, en niet op de geobjectiveerde gevaarzetting. Voorop dient te worden gesteld dat een antwoord op de vraag of er, als gevolg van een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig bevindt, gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is, in zijn algemeenheid niet is te geven (vgl. Hof Amsterdam 26 februari 2008, Nieuwsbrief Strafrecht, 2008, 191). Dit antwoord is mede afhankelijk en zal ook in sterke mate beïnvloed kunnen worden door de concrete omstandigheden van het zich voordoende geval. In de onderhavige strafzaak is op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de gang van zaken als volgt uiteen te zetten.
Tijdens de Easyjet-vlucht met het vluchtnummer [vluchtnummer], van Krakau naar Liverpool, kreeg gezagvoerder [gezagvoerder] omstreeks 15.15 uur, toen het toestel ongeveer boven Berlijn vloog, de eerste melding binnen van senior crewmember [crewmember] dat verdachte erg vervelend was en zich gedroeg alsof hij veel alcohol had gedronken. [gezaghouder] hoorde van [crewmember] dat verdachte heen en weer bleef lopen en dat verdachte na ongeveer 30 minuten zich daadwerkelijk zeer agressief tegen [crewmember] en andere passagiers gedroeg. Uit de verklaring van getuige [getuige] zelf en de verklaringen van de andere bij de bewijsmiddelen genoemde getuigen komt hierover het volgende naar voren.
Verdachte bevond zich op enig moment tijdens de voormelde vlucht achter in het vliegtuig. Hij was daar een fles vodka aan het drinken en agressief aan het worden. Hij was aan het schreeuwen en viel tegen het cabine personeel aan. Getuige [getuige 2] hoorde verdachte tegen een stewardess iets van: “fuck you” vloeken en hij zag verdachte daarbij een handgebaar maken wat ook “fuck you” betekent. Later, nadat hij eerst geprobeerd had een toilet binnen te gaan waar iemand op zat, ging verdachte agressief af op een van de twee medepassagiers van wie verdachte heeft gezegd dat ze met hem wilden vechten. Toen verdachte op die passagier afkwam deed die man zijn handen omhoog en schreeuwden het cabine personeel dat beide mannen moesten gaan zitten.
Vanwege het agressieve gedrag van verdachte besloot gezagvoerder [gezaghouder] 100 mijl ten oosten van Amsterdam uit te wijken naar Schiphol-Amsterdam. Tijdens de nadering van dat vliegveld bleef verdachte agressief en ging hij niet zitten ondanks dat de gezagvoerder hem dat via de intercom driemaal had geboden te gaan doen. Gezagvoerder [gezaghouder] heeft ook nog overwogen de landing op Schiphol uit te stellen, omdat senior crewmember [crewmember] had aangegeven dat verdachte niet in zijn stoel zat en hij daardoor de cabine niet kon veiligstellen. Ook hoorde hij van [crewmember] dat verdachte tijdens de landing had geprobeerd de voorste deuren te openen. Dat verdachte heeft geprobeerd een nooddeur te openen en dat hij daar door cabine personeel vandaan is getrokken blijkt verder uit de verklaring van [crewmember] zelf en de verklaringen van getuige [getuige 2] en [getuige 3]. Verdachte zelf heeft verklaard dat het mogelijk is dat hij heeft geprobeerd een nooddeur te openen, maar dat hij dat zich door zijn dronkenschap niet meer goed kan herinneren.
In zijn aangifte heeft gezagvoerder [gezaghouder] verder verklaard dat de meldingen die senior crewmember [crewmember] aan hem heeft gedaan met betrekking tot haar bevindingen ter zake van de door verdachte op 5 mei 2009 aan boord van het vliegtuig veroorzaakte overlast zijn gedaan in de periode van omstreeks 15.15 uur UTC en 16.30 UTC. Ook heeft [gezaghouder] verklaard dat de crew door verdachte van haar normale werkzaamheden werd afgehouden en dat zij hierdoor hun normale werkzaamheden - verlenen van service en de zorg voor de veiligheid aan boord - niet konden doen. Het delict heeft volgens [gezaghouder] plaatsgevonden zowel binnen als buiten het Nederlands grondgebied.
De politierechter stelt voorop dat hij bij de beoordeling van de vraag of bewezen is dat verdachte tijdens de voormelde Easyjet-vlucht een daad van geweld heeft gepleegd als gevolg waarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest, geen onderscheid maakt tussen gedragingen van verdachte aan boord van het (buitenlandse) Easy-jet-toestel op het moment dat dat toestel zich boven Nederlands grondgebied bevond en de gedragingen die verdachte aan boord van dat toestel heeft gepleegd in de tijd dat het zich nog boven Duits grondgebied bevond. Daarbij merkt de politierechter op dat uit de aangifte van gezagvoerder [gezaghouder] blijkt dat de misdragingen van verdachte in elk geval gedeeltelijk boven Nederlands grondgebied zijn gepleegd en ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad op grond van artikel 2 WvSr maakt dat ook vervolging mogelijk ten aanzien van de van een strafbaar feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden (zie bijvoorbeeld HR 30 september 1997, 105856, NJ 1998,117).
Gezien de concrete omstandigheden zoals die uit de bewijsmiddelen blijken, is de politierechter van oordeel dat verdachte tijdens de voormelde vlucht aan boord van het Easyjet-luchtvaartuig zich jegens het cabine personeel en medepassagiers zodanig dreigend heeft gedragen dat er sprake is van een daad van geweld als gevolg waarvan gevaar voor de veiligheid van het betreffende luchtvaartuig te duchten is geweest. Door de door verdachte gepleegde misdragingen hebben gezagvoerder en boordpersoneel zich gedurende ruim een uur niet of niet volledig kunnen richten op hun werkzaamheden en taken die zij met het oog op de veiligheid aan boord van het luchtvaartuig hebben te verrichten. In het bijzonder de poging van verdachte tot het openen van een nooddeur moet objectief gezien worden aangemerkt als een daad waarvan veel dreiging uitgaat. Dat moet voor het boordpersoneel en de passagiers die hiervan getuige zijn geweest een zeer angstige ervaring zijn geweest. Dat de misdragingen van verdachte door het boordpersoneel en de gezagvoerder als bijzonder dreigend zijn ervaren, blijkt ook wel uit de omstandigheid dat op een gegeven moment door de gezagvoerder besloten is naar luchthaven Schiphol uit te wijken.
4.3 Bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
hij op 5 mei 2009 aan boord van een luchtvaartuig van Groot-Brittannië ([vluchtnummer]), tijdens de vlucht, deels in het Nederlands luchtruim, opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen meer personen aan boord van dit luchtvaartuig, immers heeft hij, verdachte,
- zich dronken en luidruchtig geuit en
- zich hinderlijk (zwalkend en schreeuwend) door het gangpad van het vliegpad begeven en getracht het toilet binnen te gaan terwijl deze bezet was en
- geen gehoor gegeven aan de aanwijzingen van de crewleden en zich verbaal agressief en bedreigend tegen hen opgesteld en
- geprobeerd de nooduitgang te openen en
waardoor gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft hij, verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig en de passagiersveiligheid, in gevaar gebracht door het niet opvolgen van de aanwijzingen en instructies van de gezagvoerder en het cabinepersoneel en door voornoemde handelingen, waarbij:
- de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om uit te wijken naar Schiphol en
- het crewpersoneel en de gezagvoerder gedurende langere tijd zich moesten bezig houden met verdachte (aanwijzingen geven en in bedwang houden),
waardoor de gezagvoerder en het cabinepersoneel zich niet (volledig) konden richten op hun normale werkzaamheden en hun werkzaamheden in het kader van de vliegveiligheid aan boord.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de politierechter de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken
5. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Primair: Opzettelijk een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
7. Motivering van de (hoofd)straf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de politierechter het navolgende in aanmerking genomen.
Daden van geweld in een besloten ruimte als de cabine in een luchtvaartuig brengen snel gevoelens van grote onveiligheid teweeg bij medepassagiers en boordpersoneel die daarvan slachtoffer dan wel getuige zijn. De beslotenheid van de ruimte maakt tijdens de vlucht immers dat men zich niet aan de ontstane situatie kan onttrekken. Daarbij komt dat de mogelijkheid van escalatie van het geweld, waarbij meer personen betrokken kunnen raken, een nog groter bedreiging voor de veiligheid van het luchtvaartuig en de inzittenden kunnen vormen. Door zijn dronken, hinderlijk en agressief gedrag tegenover boordpersoneel en medepassagiers, heeft verdachte die mogelijkheid van escalatie van het geweld aan boord van het luchtvaartuig zeker in het leven geroepen. Met zijn poging tot het tijdens de landing openen van een nooddeur moet verdachte de gevoelens van onveiligheid bij medepassagiers en boordpersoneel van het Easyjet-toestel tot een angstaanjagend hoogtepunt hebben gebracht.
In het voordeel van verdachte weegt de politierechter mee dat hij onbekend is in het uittreksel justitieel documentatieregister en dat hij tijdens de verhoren die van hem tijdens het opsporingsonderzoek zijn afgenomen spijt heeft betuigd en inzicht heeft getoond in de ernst van zijn misdragingen aan boord van het luchtvaartuig.
Op grond van het vorenoverwogene is de politierechter van oordeel dat een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c en 385b van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De politierechter:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.3 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 77 (zevenenzeventig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
10. Politierechter en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.M. Kos, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A.M. Brok,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2009.