ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ2458

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
416324/CV EXPL 09-2270
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatige opzegging van arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met schadevergoeding

In deze zaak, uitgesproken op 8 juli 2009 door de Rechtbank Haarlem, betreft het een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de opzegging van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. [gedaagde] was op 1 augustus 2008 in dienst getreden bij [eiser] voor de duur van één jaar. Op 1 februari 2009 heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst opgezegd met toestemming van het CWI, maar zonder dat er een schriftelijk tussentijds opzegbeding was overeengekomen. [gedaagde] heeft vervolgens aanspraak gemaakt op schadevergoeding wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn, die volgens hem zes maanden bedroeg. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging onregelmatig was, omdat de arbeidsovereenkomst geen mogelijkheid tot tussentijdse opzegging bood. Hierdoor was [eiser] schadeplichtig op grond van artikel 7:677 BW.

De kantonrechter heeft de vordering van [gedaagde] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de hoogte van de schadevergoeding werd gematigd. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] recht had op een gefixeerde schadevergoeding van drie maanden salaris, omdat hij inmiddels een eigen onderneming was begonnen. Daarnaast heeft de kantonrechter de vordering van [gedaagde] tot betaling van achterstallig loon en niet opgenomen vakantiedagen toegewezen, aangezien deze door [eiser] niet waren weersproken. De kantonrechter heeft [eiser] veroordeeld in de proceskosten, omdat hij grotendeels in het ongelijk was gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 416324/CV EXPL 09-2270
datum uitspraak: 8 juli 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eiser]
te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. J.P. van Vulpen
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij in conventie
eisende partij in reconventie
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. K. Vierhout
In conventie en in reconventie
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk¬ken:
- de dagvaarding van 27 februari 2009,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties,
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 22 april 2009 uitgesproken tussenvonnis,
- de aantekeningen van de griffier van de ingevolge dat vonnis op 10 juni 2009 gehouden comparitie van partijen en de met het oog op die zitting door de gemachtigde van [eiser] aan de kantonrechter en de wederpartij gezonden conclusie van antwoord in reconventie met producties,
- ter zitting van 10 juni 2009 heeft [gedaagde] zijn vordering in reconventie verminderd.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro¬ken inhoud van de producties, staat tussen partij¬en het volgende vast:
a. [gedaagde] is op 1 augustus 2008 voor de duur van één jaar in dienst getreden van [eiser].
b. Met toestemming van het CWI heeft [eiser] de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] opgezegd per 1 februari 2009.
c. Bij brief van 6 februari 2009 heeft de gemachtigde van [gedaagde] namens deze aanspraak gemaakt op schadevergoeding ter hoogte van zes maanden salaris wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn door [eiser].
d. [gedaagde] is met ingang van 10 maart 2009 een eigen onderneming begonnen.
In conventie
De vordering
[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de doorbetaling van de loonverplichtingen door [eiser] jegens [gedaagde] zal matigen tot 1 april 2009.
[eiser] heeft het volgende aan zijn vordering ten grond¬slag gelegd:
[eiser] heeft [gedaagde] op 1 augustus 2008 als ongeschoold werker voor de periode van één jaar in dienst genomen.
Door het stilleggen van werkzaamheden in de bouw ten gevolde van de recessie, heeft [eiser] met zijn eenmanszaak een verlies geleden van meer dan €100.000,00.
Het CWI heeft een ontslagvergunning verleend.
Omdat de omstandigheden van verlies van werk onvoorzienbaar waren, is [eiser] gerechtigd om de vordering tot doorbetaling van loon te matigen analoog aan de artikelen 7:680a en 7:682 BW.
Het verweer
[gedaagde] betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan:
Ontvankelijkheid van [eiser]
De matiging op grond van artikel 7:680a BW is alleen mogelijk als de arbeidsovereenkomst nog bestaat. Dat is echter niet het geval. Het dienstverband is per 1 februari 2009 beëindigd.
Het beroep van [eiser] op artikel 7:682 BW kan [gedaagde] niet plaatsen.
[eiser] zal in zijn vordering niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Opzegging van de arbeidsovereenkomst
Er is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, lopende van 1 augustus 2008 tot 1 augustus 2009. Die arbeidsovereenkomst kan slechts tussentijds worden opgezegd indien dat recht voor beide partijen schriftelijk is overeengekomen. Noch de arbeidsovereenkomst, noch de van toepassing zijnde cao kent een tussentijds opzegbeding voor beide partijen.
Door de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2009 op te zeggen, heeft [eiser] de geldende opzegtermijn niet in acht genomen, hetgeen hem op grond van artikel 7:677 BW schadeplichtig maakt.
[gedaagde] maakt aanspraak op een schadevergoeding ter hoogte van het bedrag dat gelijk is aan het in geld vastgestelde loon voor de tijd dat de dienstbetrekking bij regelmatige beëindiging had behoren voort te duren. Concreet betekent dit een schadevergoeding ter hoogte van het loon van 1 februari 2009 tot 1 augustus 2009, te weten: €13.725,48 bruto.
Een eventuele matiging kan noch op minder dan het in geld vastgestelde loon voor de duur van de opzegtermijn ingevolge artikel 7:672 BW noch op minder dan het in geld vastgesteld voor drie maanden worden gesteld.
Te weinig betaald salaris
Volgens de cao bedraagt het garantieloon van [gedaagde] €488,80 bruto per week. Per maand komt dat neer op €2.118,13 exclusief vakantiegeld en €2.287,58 inclusief vakantiegeld.
Met een nettoloon van €1.150,00 per maand heeft [eiser] te weinig loon uitbetaald.
Voor de periode van 1 augustus 2008 tot 1 februari 2009 had [gedaagde] recht op €13.725,48 inclusief vakantiegeld.
Niet opgenomen vakantiedagen en ATV dagen
[gedaagde] heeft gedurende zijn dienstverband nooit vrije dagen opgenomen. Gezien zijn arbeidsovereenkomst maakt [gedaagde] aanspraak op uitbetaling van 25 vakantiedagen en 22 ATV dagen. Over de niet uitgekeerde vakantiedagen en ATV dagen heeft [gedaagde] recht op een totaalbedrag van €4.962,30 inclusief vakantiegeld.
In reconventie:
De vordering
[gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] zal veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde] te betalen:
a. €13.725,48 bruto aan schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 jo. 7:680 lid 1 BW wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn;
b. €13.725,48 bruto aan loon over de periode van 1 augustus 2008 tot 1 februari 2009 minus het netto uitgekeerde loonbedrag ad €6.900,00;
c. €4.962,30 bruto, inclusief vakantiegeld, aan ontvangen doch niet genoten vakantiedagen en ATV dagen;
d. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de vorderingen a tot en met c en de wettelijke rente over de vorderingen onder a tot en met c over de maanden die zijn verstreken op het moment dat tot een eerste betaling wordt overgegaan;
één en ander met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
[gedaagde] heeft zijn verweer in conventie aan zijn vordering ten grond¬slag gelegd. De kanton-rechter verwijst daar kortheidshalve naar.
Het verweer
[eiser] heeft de vordering gemotiveerd betwist. Op het verweer zal, voor zover relevant, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
In reconventie
1. Uit procestechnische reden ziet de kantonrechter aanleiding eerst de reconventionele vordering te beoordelen.
Onregelmatige opzegging
2. Onweersproken is dat noch de arbeidsovereenkomst noch enige bepaling uit de toepasselijke cao een beding bevat waarin aan beide partijen de bevoegdheid wordt toegekend de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds op te zeggen.
3. [eiser] had dus niet de bevoegdheid de arbeidsovereenkomst tussentijds op te zeggen. De toestemming van CWI maakt [eiser] niet bevoegd tot tussentijds op te zeggen.
4. Nu [eiser] de arbeidsovereenkomst niettemin per 1 februari 2009 heeft opgezegd, heeft hij dat onregelmatig gedaan en is hij grond van het bepaalde bij artikel 7:677 BW schadeplichtig.
5. De door [gedaagde] op grond van artikel 7:680 BW gevorderde gefixeerde schadevergoeding is daarom in beginsel voor toewijzing vatbaar.
6. Uit het door [eiser] ingenomen standpunt vloeit voort dat hij matiging verzoekt van deze schadevergoeding op grond van het bepaalde bij artikel 7:680 lid 5 BW.
7. Gelet op het feit dat [gedaagde] sedert 10 maart 2009 een eigen onderneming drijft, is de kantonrechter van oordeel dat matiging op zijn plaats is.
De kantonrechter is daarbij gebonden aan het minimum van drie maanden salaris zoals genoemd in artikel 7:680 lid 2 BW.
8. De hoogte van het door [gedaagde] gestelde salaris, zoals gebaseerd op de toepasselijke cao is door [eiser] niet weersproken, zodat dit salaris vaststaat.
9. Gelet op het vorenstaande zal daarom als gematigde gefixeerde schadevergoeding worden toegewezen: 3 x €2.287,58 inclusief vakantiegeld = €6.862,74 bruto.
Te weinig betaald salaris en niet opgenomen vakantiedagen en ATV dagen
10. Deze onderdelen van de vordering van [gedaagde] zijn in het geheel niet weersproken door [eiser], zodat zij om die reden moeten worden toegewezen.
De wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW
11. Op grond van het vorenstaande is de niet tijdige uitbetaling van het salaris en overige emolumenten aan [eiser] toe te rekenen. Daarom zal de gevorderde wettelijke verhoging ook worden toegewezen.
Proceskosten
12. [eiser] is de grotendeels in het ongelijk gestelde partij en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
In conventie
13. Nu in reconventie de schadevergoeding wordt gematigd heeft [eiser] geen belang meer bij zijn vordering. Reeds daarom zal hij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
14. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Gelet op de samenhang tussen beide vorderingen, zullen de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] in conventie op nihil worden begroot.
Beslissing
De kantonrechter:
In conventie:
Verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
In reconventie:
Veroordeelt [eiser] om tegen behoorlijk bewijs van kwij¬ting aan [gedaagde] te betalen:
a. €6.862,74 bruto aan schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 2 jo. 7:680 lid 1 BW wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn;
b. €13.725,48 bruto aan loon over de periode van 1 augustus 2008 tot 1 februari 2009 minus het netto uitgekeerde loonbedrag ad €6.900,00;
c. €4.962,30 bruto, inclusief vakantiegeld, aan ontvangen doch niet genoten vakantiedagen en ATV dagen;
d. de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over de onder a. tot en met c. genoemde bedragen;
e. de wettelijke rente over de onder a. tot en met c. genoemde bedragen over de maanden die zijn verstreken op het moment dat tot een eerste betaling wordt overgegaan.
Veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op €800,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voor¬raad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.