ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ2455

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/748801-08 en 09/748808-08
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade

In deze zaak is de verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Joegoslavië), beschuldigd van het medeplegen van de moord op [slachtoffer 1] en de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 januari 2006 in Podgorica, Montenegro, opdracht heeft gegeven voor de liquidatie van [slachtoffer 1], die eerder belastende informatie over hem aan de Nederlandse autoriteiten had verstrekt. De verdachte heeft vanuit de gevangenis in Nederland, via criminele contacten, deze opdracht gegeven. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2], de broer van de man die op 30 juli 1998 een aanslag op de verdachte heeft gepleegd. De verdachte heeft informatie verstrekt aan de uitvoerders van deze aanslag, die resulteerde in het beschieten van [slachtoffer 2] op 30 september 1998 in Priboj, Servië. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen een crimineel netwerk. De rechtbank heeft de verdediging van de verdachte niet ontvankelijk verklaard in hun verzoeken, waaronder de schending van het recht op een eerlijk proces en de onrechtmatige beperking van het ondervragingsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Haarlem
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/748801-08, feit 1 (Mira) en 09/748808-08 (Okura II), ter terechtzitting gevoegd
Uitspraakdatum: 13 juli 2009
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 en 27 januari 2009 en 8, 10, 12, 15, 17, 18, 19, 22, 24, 26 en 29 juni 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Joegoslavië),
thans gedetineerd in P.I. Zuid West – De Dordtse Poorten te Dordrecht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is na nadere omschrijving van de feiten ten laste gelegd dat:
Zaaksdossier Mira (09/748801-08, feit 1)
A.
hij op of omstreeks 12 januari 2006 te Podgorica, althans in Montenegro,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
met een of meer (vuur)wapen(s) acht, althans een of meer kogel(s) afgevuurd op en/of naar en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1],
waardoor die [slachtoffer 1] zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
NN op of omstreeks 12 januari 2006 te Podgorica, althans in Montenegro,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben NN en/of (een of meer van) zijn/haar mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met dat opzet,
met een of meer (vuur)wapen(s) acht, althans een of meer kogel(s) afgevuurd op en/of naar en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1],
waardoor die [slachtoffer 1] zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden,
welk bovenomschreven strafbaar feit hij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 augustus 2005 tot en met 12 januari 2006 te Amsterdam en/of
Den Haag en/of Zwaag, gemeente Hoorn en/of/althans (elders) in Nederland en/of Servië
en/of Montenegro,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) door gift(en) en/of belofte(n) en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen (telkens) opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- opdracht gegeven, althans verzocht om die [slachtoffer 1] te vermoorden, daarbij misbruik makend van het gezag dat hij, verdachte, had over die NN en/of degene aan wie hij die opdracht en/of dat verzoek heeft overbracht, en /of
- aan een of meer perso(o)n(en) gezegd dat [slachtoffer 1] hem, verdachte, heeft verlinkt, althans (met de politie) heeft gepraat en/of de reden is waarom hij, verdachte, vast zit en/of dat [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, vijand is, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- naspeuringen verricht en/of laten verrichten naar en/of inlichtingen ingewonnen en/of laten inwinnen over de verblijfplaats van [slachtoffer 1] en/of
- de verblijfplaats van [slachtoffer 1] doorgegeven en/of laten doorgeven aan een of meer perso(o)n(en) en/of
- een geldbedrag beloofd / toegezegd voor het (laten) vermoorden van die [slachtoffer 1];
of
B.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 november 2005 tot en met
12 januari 2006 te Zwaag, gemeente Hoorn en/of/althans (elders) in Nederland en/of Servië
en/of Montenegro,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,
(telkens) door gift(en) en/of belofte(n) en/of misbruik van gezag en/of geweld en/of bedreiging en/of misleiding en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
(telkens) opzettelijk NN en/of een of meer anderen uit te lokken tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten het tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven beroven van [slachtoffer 1],
- opdracht heeft gegeven, althans heeft verzocht om die [slachtoffer 1] te vermoorden, daarbij misbruik makend van het gezag dat hij, verdachte, had over die NN en/of degene aan wie hij die opdracht en/of dat verzoek heeft overbracht, en/of
- aan een of meer perso(o)n(en) heeft gezegd dat [slachtoffer 1] hem, verdachte, heeft verlinkt, althans (met de politie) heeft gepraat en/of de reden is waarom hij, verdachte, vast zit en/of dat [slachtoffer 1] zijn, verdachtes, vijand is, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- naspeuringen heeft verricht en/of laten verrichten naar en/of inlichtingen heeft ingewonnen en/of laten inwinnen over de verblijfplaats van [slachtoffer 1] en/of
- de verblijfplaats van [slachtoffer 1] heeft doorgegeven en/of laten doorgeven aan een of meer perso(o)n(en) en/of
- een geldbedrag heeft beloofd / toegezegd voor het (laten) vermoorden van die [slachtoffer 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaaksdossier Okura II (09/748808-08)
Feit 1:
hij op of omstreeks 30 september 1998 te Priboj, althans in Servië, en/of Amsterdam, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een (met scherpe munitie geladen) vuurwapen naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
[mededader 1] en/of [mededader 2] op of omstreeks 30 september 1998 te Priboj, althans in Servië, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een (met scherpe munitie geladen) vuurwapen naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 30 juli 1998 tot en met 30 september 1998 te Priboj en/of Belgrado en/of elders in Servië, en/of Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door giften of beloften en/of het verschaffen van gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen (telkens) opzettelijk heeft uitgelokt door
- geld te geven en/of te beloven aan die [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of
- (telkens) gegevens, onder meer naam en/of adres en/of (mogelijke) verblijfplaats(en), van die [slachtoffer 2] aan die [mededader 1] en/of [mededader 2] te verstrekken;
en/of
[mededader 1] en/of [mededader 2] op of omstreeks 30 september 1998 te Priboj, althans in Servië, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad er rustig overleg met een (met scherpe munitie geladen) vuurwapen naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 30 juli 1998 tot en met 30 september 1998 te Priboj en/of Belgrado en/of elders in Servië, en/of Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging net een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- (telkens) gegevens, onder meer naam en/of adres en/of (mogelijke) verblijfplaats(en) van die [slachtoffer 2] aan die [mededader 1] en/of [mededader 2] te verstrekken,
en aldus (telkens) aan het door [mededader 1] en/of [mededader 2] gepleegde misdrijf medeplichtig is geweest;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 1998 te Priboj, althans in Servië, en/of Amsterdam, althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging net een ander of anderen althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 2]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat niet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een (met scherpe munitie geladen) vuurwapen naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
en/of
[mededader 1] en/of [mededader 2] op of omstreeks 30 september 1998 te Priboj, althans in Servië, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans a1leen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 2]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een (met scherpe munitie geladen) vuurwapen naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 30 juli 1998 tot en met 30 september 1998 te Priboj en/of Belgrado en/of elders in Servië, en/of Amsterdam, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door giften of beloften en/of het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen (telkens) opzettelijk heeft uitgelokt door geld te geven en/of te beloven aan die [mededader 1] en/of [mededader 2], en/of
- (telkens) gegevens, onder meer naam en/of adres en/of (mogelijke) verblijfplaats(en), van die [slachtoffer 2] aan die [mededader 1] en/of [mededader 2] te verstrekken;
en/of
[mededader 1] en/of [mededader 2] op of omstreeks 30 september 1998 te Priboj, althans in Servië, ter uitvoering van hot door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 2]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een (met scherpe munitie geladen) vuurwapen naar en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 30 juli 1998 tot en met 30 september 1998 te Priboj en/of Belgrado en/of elders in Servië, en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door
- gegevens, onder meer naam en/of adres en/of (mogelijke) verblijfplaats(en), van die [slachtoffer 2] aan die [mededader 1] en/of [mededader 2] te verstrekken,
en aldus aan het door [mededader 1] en/of [mededader 2] gepleegde misdrijf medeplichtig is geweest;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 1998 te Priboj, althans in Servië en/of Amsterdam, althans in Nederland tezamen en In vereniging net een ander of anderen althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon (te weten [slachtoffer 2]) met een (met scherpe munitie geladen) vuurwapen in een been te schieten, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2:
hij meermalen althans eenmaal, in of omstreeks de periode, van 30 juli 1998 tot en met 20 oktober 1999 te Montenegro, en/of Belgrado en/of elders. In Servië, en/of Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [betrokkene 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,, althans alleen, (telkens) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg zich (telkens) naar de (mogelijke) verblijfplaats/lokatie van die [betrokkene 1] heeft begeven en/of die [betrokkene 1] daar heeft opgewacht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 30 juli 1998 tot en met 20 oktober 1999 te Montenegro, en/of Belgrado en/of elders in Servië, en/of Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) heeft gepoogd een of meer (nog onbekende) perso(o)n(en) te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten:
het tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte rade [betrokkene 1] van het leven beroven,
en (telkens) met dat opzet giften en/of beloften heeft gedaan en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- (telkens) gegevens, onder meer naam en/of adres en/of (mogelijke) verblijfplaats(en), van die [betrokkene 1], aan die perso(o)n(en) te verstrekken, en/of
- (telkens) een vervoermiddel aan die perso(o)n(en) ter beschikking te stellen, en/of
- aan die perso(o)n(en) geld te geven en/of te beloven;
Feit 3:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 30 juli 1998 tot en met 20 oktober 1999 te Priboj en/of Belgrado en/of elders in Servië, en/of Montenegro en/of Amsterdam, althans in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [betrokkene 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg zich (telkens) naar de (mogelijke) verblijfplaats/lokatie van die [betrokkene 2] heeft begeven en/of die [betrokkene 2] daar heeft opgewacht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid,
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij meermalen, althans eenmaal, in of omstreeks de periode van 30 juli 1998 tot en met 20 oktober 1999 te Priboj en/of Belgrado en/of elders in Servië, en/of Montenegro en/of Amsterdam, althans In Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) heeft gepoogd en of meer (nog onbekende) perso(o)n(en) te bewegen tot het plegen van het navolgende strafbare feit, te weten:
het tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte rade [betrokkene 2] van het leven beroven,
en (telkens) met dat opzet giften en/of beloften heeft gedaan en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- (telkens) gegevens, onder meer naam en/of adres en/of (mogelijke) verblijfplaats(en) van die [betrokkene 2], aan die perso(o)n(en) te verstrekken, en/of
- (telkens) een vervoermiddel aan die perso(o)n(en) ter beschikking te stellen en/of
- aan die perso(o)n(en) geld te geven en/of te beloven.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De verdediging heeft betoogd dat het Openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard. Samengevat heeft de verdediging betoogd dat niet ontvankelijkverklaring dient te worden uitgesproken omdat:
1. sprake is van overschrijding van de redelijke termijn bij de opsporing, waardoor het recht op ondervraging dat verdachte op grond van artikel 6 EVRM heeft, is geschonden;
2. het ondervragingsrecht van de verdediging onrechtmatig is ingeperkt;
3. sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel;
4. stelselmatige informatie-inwinning door een criminele burger heeft plaatsgevonden;
5. de verklaringen van getuige [getuige] niet juist tot stand zijn gekomen.
De rechtbank overweegt omtrent het aangevoerde het volgende.
Ad 1 Overschrijding van de redelijke termijn bij de opsporing en daardoor schending van het recht op ondervraging (artikel 6 EVRM)
De verdediging heeft gesteld dat doordat niet voortvarend is gehandeld tijdens het opsporingsonderzoek, tegen de achtergrond van het gegeven dat de ten laste gelegde feiten in de dossiers Mira en Okura dateren uit 2006 (Mira) en 1998/1999 (Okura), de verdediging in de onmogelijkheid is komen te verkeren om voor de verdachte van belang zijnde feiten te reconstrueren. De verdediging wijst daarbij op verschillende omstandigheden, zoals de dood van verschillende getuigen en de beperkingen in het geheugen van getuigen. Ook heeft de verdediging aangevoerd dat verschillende getuigen niet getraceerd zijn, waardoor het voor de verdediging niet mogelijk was deze getuigen te ondervragen.
Dit verweer wordt verworpen. De rechtbank wijst daarbij op een recent arrest van de Hoge Raad waarin overwogen wordt dat de opvatting dat het – ten gevolge van een niet voortvarende afhandeling van het opsporingsonderzoek – zeer lange tijdsverloop na het beweerde strafbare feit een dusdanig verblekende werking heeft gehad op het herinneringsvermogen van de verdachte en van getuigen dat niet meer kan worden gekomen tot een juiste vaststelling van de feiten grond oplevert voor de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging, onjuist is *1.
Ad 2 Onrechtmatige beperking van het ondervragingsrecht
De verdediging heeft betoogd dat het ondervragingsrecht op verschillende onderdelen is beperkt. Betoogd wordt dat bij de ondervraging van getuige [getuige] ter zitting meermalen de beantwoording van een vraag is belet, terwijl die vragen volgens de verdediging geen enkel verband hadden met enig veiligheidsaspect. Voorts heeft de verdediging gesteld dat bij de ondervraging van getuigen in Servië sprake is geweest van beperkingen in de ondervragingsmogelijkheden; de vragen moesten van de Servische autoriteiten vooraf schriftelijk worden ingediend en er bestond geen mogelijkheid voor aanvullende vragen.
De rechtbank stelt vast dat de door de verdediging genoemde aspecten van de beperkingen in het ondervragingsrecht niet liggen in de invloedsfeer van het openbaar ministerie. Reeds daarom kan het aangevoerde niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie leiden.
Ad 3 Gelijkheidsbeginsel
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, nu medeverdachten [betrokkene G] en [betrokkene H] niet voor de moord op [slachtoffer 1] zijn vervolgd.
De rechtbank overweegt dat het aan het openbaar ministerie is voorbehouden om in het kader van het opportuniteitsbeginsel een afweging te maken welke verdachten zij vervolgt. De rechtbank oordeelt dat tegen deze achtergrond niet is gebleken van schending van het gelijkheidsbeginsel.
Ad 4 Stelselmatige informatie-inwinning door een criminele burger
De verdediging heeft gesteld dat er sprake is geweest van stelselmatige inwinning van informatie door een criminele burger, te weten getuige [getuige], en dat dit dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank overweegt als volgt. Getuige [getuige] is een informant die werkzaamheden heeft verricht voor de Servische autoriteiten. Geenszins is gebleken dat deze getuige – ook niet nadat hij zich gemeld bij de Nederlandse ambassade in Belgrado – in opdracht van de Nederlandse autoriteiten stelselmatig informatie is gaan inwinnen dan wel als infiltrant heeft opgetreden. De rechtbank verwerpt dit verweer dan ook wegens gebrek aan feitelijke grondslag.
Ad 5 De verklaringen van getuige [getuige]
De verdediging heeft betoogd dat de wijze waarop de verklaringen van [getuige] tot stand zijn gekomen, dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De verdediging heeft in dat verband gewezen op de ter terechtzitting gebleken wijze van verbalisering van verklaringen van [getuige].
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Op 6 juni 2006 heeft [getuige] zich gemeld bij de Nederlandse ambassade in Belgrado. [getuige] gaf aan mogelijk relevante informatie te kunnen verstrekken omtrent [verdachte] en [betrokkene 3]. Met [getuige] zijn op 9 juni, 19 juli, 20 juli, 21 juli en 8 augustus 2006 door opsporingsambtenaren van de Nationale Recherche oriënterende gesprekken gevoerd in Belgrado *2. Na de komst van [getuige] naar Nederland is hij nog een aantal malen verhoord door dezelfde opsporingsambtenaren van de Nationale Recherche, voor de eerste keer op 6 september 2006. [getuige] is op 20 en 21 mei 2008 gehoord door de rechter-commissaris. [getuige] is voorts door de rechtbank gehoord op de terechtzittingen van 10 juni en 18 juni 2009.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank geconstateerd dat het verhoor van 6 september 2006, dat in Nederland heeft plaatsgevonden, grotendeels bestaat uit letterlijk overgenomen delen van de verschillende oriënterende gesprekken in Belgrado. Na deze constatering heeft het openbaar ministerie een proces-verbaal van bevindingen overgelegd, gedateerd 15 juni 2009 *3. Dit proces-verbaal houdt samengevat in dat de verklaringen van [getuige] afgelegd in Belgrado aan hem zijn voorgelezen tijdens zijn verhoor van 6 september 2006 en dat [getuige], op enkele details na, volhardde bij zijn verklaringen zoals afgelegd in Belgrado. Het laatste strookt niet met hetgeen [getuige] – op vragen van het openbaar ministerie – op 18 juni 2009 ter terechtzitting heeft verklaard; hij verklaarde dat hij alles op 6 september 2006 opnieuw heeft verteld en dat hem niets is voorgelezen van de eerdere, in Belgrado afgelegde verklaringen.
De rechtbank heeft, na kennisname van het hiervoor bedoelde proces-verbaal en het verhoor van [getuige] ter terechtzitting, ambtshalve beslist tot het oproepen en horen ter terechtzitting van de verbalisanten RN03-037 en RN03-045, die zowel de oriënterende gesprekken als het verhoor van 6 september 2006 hebben geverbaliseerd.
Uit de verhoren van de verbalisanten ter terechtzitting blijkt dat de oriënterende gesprekken in Belgrado niet hebben plaatsgevonden met een officiële tolk. Er werd gebruik gemaakt van de assistent van de op de Nederlandse ambassade gestationeerde liaison officer, die hoofdzakelijk Engels en Servisch sprak. Zowel [getuige] als de verbalisanten hebben ter terechtzitting aangegeven dat de verbalisanten in de oriënterende gesprekken hoofdzakelijk Engels spraken en er voor [getuige], die op de zitting heeft aangegeven geen Engels te spreken, vertaald werd naar het Servisch. De processen-verbaal (in de Nederlandse taal) van deze verhoren – die getekend zijn door [getuige] – zijn door de verbalisanten vanuit het Nederlands vertaald naar en voorgelezen in het Engels, en vervolgens door de assistent van de liaison officer voor [getuige] vertaald in het Servisch. Het behoeft volgens de rechtbank geen betoog dat deze wijze van werken het gevaar met zich brengt dat de verklaring van de getuige niet in al zijn nuances goed wordt geverbaliseerd.
Voor wat betreft het verhoor van 6 september 2006, het eerste verhoor dat in Nederland heeft plaatsgevonden, overweegt de rechtbank het volgende. Uit het verhoor ter zitting van de verbalisanten is gebleken dat is geput uit de processen-verbaal van de oriënterende gesprekken *4. Op de vraag van de rechtbank of er, zoals in het proces-verbaal van 15 juni 2009 is aangegeven, stukken van de eerdere oriënterende verhoren in Belgrado aan de getuige zijn voorgelezen en of getuige vervolgens is gevraagd of dat klopte, heeft verbalisant RN03-037 aangegeven dat dat in zijn herinnering zo is gegaan. De andere verbalisant, RN03-045, heeft evenwel verklaard dat is besloten om door middel van knippen en plakken gebruik te maken van de teksten van de oriënterende gesprekken bij het opstellen van de verklaring van [getuige] op 6 september 2006, omdat de getuige nogal breedsprakig vertelde waardoor het moeilijk was om een bruikbare verklaring te maken, terwijl de getuige eigenlijk hetzelfde vertelde als tijdens de oriënterende gesprekken. Omdat de teksten van de oriënterende gesprekken nog in de computer zaten, zijn deze teksten gebruikt om de verklaring van 6 september op te stellen. De rechtbank heeft de verbalisanten voorgehouden dat de overgangen tussen verschillende geplakte delen zijn voorzien van aangepaste beginzinnen omdat er anders kennelijk een tekstueel probleem zou zijn. Verbalisant RN03-045 heeft aangegeven dat dit nodig was om er een begrijpelijke verklaring van te maken. Op de vraag van de rechtbank of het verbalisanten opgevallen was dat door het ‘knippen en plakken’ meerdere tijdsindicaties in de verklaring van 6 september niet kloppen *5, hebben beide verbalisanten aangegeven dat dit hen niet was opgevallen. Beide verbalisanten hebben verklaard dat tijdens het verhoor van 6 september 2006 ervan werd uitgegaan dat de processen-verbaal van de oriënterende gesprekken geen deel zouden uitmaken van het strafdossier.
Op verzoek van de rechtbank is overigens nog nagegaan of er audio-opnamen beschikbaar zijn van het verhoor van 6 september 2006 en de oriënterende gesprekken in Belgrado. Dit bleek niet het geval te zijn.
Het openbaar ministerie heeft in het requisitoir kort stilgestaan bij bovenstaande handelingen van de verbalisanten. Het heeft aangegeven dat geen ontlastend materiaal is weggelaten in de verklaring van de [getuige]. Het laatste maakt volgens het openbaar ministerie dat niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet aan de orde is.
De rechtbank is van oordeel dat de verslaglegging van het verhoor van getuige [getuige] van 6 september 2006, gezien de hiervoor geschetste gang van zaken, zeer onzorgvuldig is geweest. Geconcludeerd kan worden dat door verbalisanten ‘geknipt en geplakt’ is om op een makkelijke manier een bruikbare verklaring op te kunnen stellen. Dat is bovendien gebeurd op een slordige manier, waardoor meerdere tijdsaanduidingen in de verklaring van 6 september niet kloppen. Ook is op deze wijze niet duidelijk wat getuige, die stelt dat hij alles opnieuw heeft verteld op 6 september, precies heeft verklaard op die datum. Wat deze werkwijze van verbalisanten extra bezwaarlijk maakt, is dat is geknipt en geplakt uit oriënterende gesprekken waar – zo is hierboven weergegeven – geen officiële tolk bij was betrokken en die daardoor mogelijk niet geheel juist op papier zijn gekomen. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is van ernstige tekortkomingen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het voorgaande, zoals de verdediging heeft betoogd, dient te leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. In dit kader is van belang dat er geen aanwijzingen zijn dat voor verdachte ontlastende elementen in de verklaring van [getuige] zijn weggelaten of dat de bewuste verklaring van 6 september zo is geconstrueerd dat daardoor op andere wijze doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen tekort is gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Het voorgaande houdt in dat de rechtbank niet zal overgaan tot niet-ontvankelijk verklaring van het openbaar ministerie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het Openbaar ministerie ook overigens ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de volgende ten laste gelegde feiten: met betrekking tot zaaksdossier Mira het onder A, primair, ten laste gelegde feit en met betrekking tot zaaksdossier Okura II de onder feit 1, primair, en onder feit 2, primair, ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren.
4. Vrijspraken (zaaksdossier Okura II, feiten 2 en 3)
Zaaksdossier Okura II
Feit 2 ([betrokkene 1])
Onder feit 2 is het medeplegen van een poging tot moord dan wel de mislukte uitlokking van een poging tot moord op [betrokkene 1] tenlastegelegd.
De rechtbank overweegt dat er, gezien het dossier en het verhandelde ter zitting, aanwijzingen zijn dat verdachte geen goede verhouding had met [betrokkene 1] en dat hij betrokken was bij het opsporen van deze persoon. De tenlastelegging gaat ervan uit dat verdachte de bedoeling had om [betrokkene 1] te (laten) vermoorden. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting niet met enige mate van zekerheid worden vastgesteld wat het doel was van de (eventuele) zoektocht naar [betrokkene 1]. Reeds om deze reden acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd.
Feit 3 ([betrokkene 2])
Onder feit 3 is het medeplegen van een poging tot moord dan wel de mislukte uitlokking van een poging tot moord op [betrokkene 2] tenlastegelegd.
Met het openbaar ministerie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat verdachte zal worden vrijgesproken van dit feit.
5. Bewijs (zaaksdossier Mira, en zaaksdossier Okura II, feit 1)
5.1 Redengevende feiten en omstandigheden *6
Zaaksdossier Mira
Liquidatie van [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] was sinds 27 mei 2003 in Nederland gedetineerd in verband met overtreding van de Opiumwet. Op 29 augustus 2005 is hij geschorst uit detentie. [slachtoffer 1] is vanuit het huis van bewaring te Zwaag via Brussel naar Montenegro gegaan. Op 12 januari 2006 is [slachtoffer 1], rond half 9 ‘s avonds, geliquideerd in Podgorica in Montenegro. [slachtoffer 1] is overleden nadat hij door meerdere kogels was geraakt *7. De schutter of schutters zijn, voor zover bekend, tot op heden nog niet geïdentificeerd.
Aan verdachte is, onder A, ten laste gelegd dat hij betrokken was bij de liquidatie van [slachtoffer 1] op 12 januari 2006. De mogelijke betrokkenheid van verdachte is ten laste gelegd in de vorm van primair medeplegen, subsidiair uitlokking van de moord op [slachtoffer 1] op 12 januari 2006. Alternatief is onder B. aan verdachte ten laste gelegd poging tot uitlokking van moord op [slachtoffer 1]. Deze variant gaat uit van het scenario dat verdachte handelingen heeft gepleegd die waren gericht op het (laten) vermoorden van [slachtoffer 1], maar dat anderen [slachtoffer 1] hebben geliquideerd voordat verdachte en zijn mededader(s) hun voornemen hadden kunnen effectueren.
Verdachte heeft ontkend op enige wijze betrokken te zijn geweest bij de liquidatie van [slachtoffer 1] op 12 januari 2006 danwel handelingen te hebben verricht met als doel [slachtoffer 1] te laten liquideren.
De verklaringen van getuige [getuige]
Bruikbaarheid verklaringen [getuige]
Bij de beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde kan worden bewezen spelen de verklaringen van getuige [getuige] een cruciale rol.
Hiervoor (onder 2., onder punt 5) is de rechtbank ingegaan op de totstandkoming van de verklaringen van [getuige] zoals afgelegd op de Nederlandse ambassade te Belgrado en het proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 6 september 2006.
Met betrekking tot de verklaring van [getuige] zoals opgenomen in het proces-verbaal van 6 september 2006 heeft de rechtbank vastgesteld dat grote delen van deze verklaring geknipt en geplakt zijn uit de processen-verbaal van de oriënterende gesprekken. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank met zich dat het proces-verbaal van 6 september 2006 niet bruikbaar is voor het bewijs.
Voor de verklaringen van [getuige] zoals afgelegd in Belgrado geldt dat deze niet met een officiële tolk tot stand zijn gekomen. Voorts is, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, sprake van een vertaalslag door de verbalisanten van het Engels naar het Nederlands. Daarnaast hebben de verbalisanten ter zitting aangegeven dat de gesprekken tamelijk chaotisch verliepen: [getuige] vertelde verbalisanten breedsprakig over veel onderwerpen, hij werd tussendoor regelmatig gebeld en er werd gesproken in het Engels, Nederlands, Servisch en een beetje Duits. Een en ander leidt naar het oordeel van de rechtbank ertoe dat de in Belgrado afgelegde verklaringen met de nodige behoedzaamheid bezien moeten worden.
In de hierna opgenomen overwegingen omtrent het bewijs zal voor wat betreft de verklaringen van [getuige] worden uitgegaan van de verklaringen zoals [getuige] deze heeft afgelegd bij de rechter-commissaris en tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Het verhoor bij de rechter-commissaris heeft een beslag gehad van twee dagen waarbij ook de verdediging in de gelegenheid is geweest de getuige uitgebreid te ondervragen. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is de getuige [getuige] door de rechtbank uitgebreid ondervraagd en heeft ook de verdediging de getuige opnieuw kunnen ondervragen. Het verhoor van getuige ter terechtzitting heeft eveneens ongeveer twee dagen in beslag genomen.
Inhoud van de verklaring van [getuige]
Getuige [getuige] heeft bij de rechter-commissaris *8 en ter terechtzitting – kort en zakelijk weergegeven – het volgende verklaard.
[getuige] was vanaf februari 2001 tot zijn vertrek uit Servië in augustus 2006 werkzaam als informant bij de dienst voor bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, zonder officieel aangesteld te zijn.
In het kader van zijn werk als informant kreeg [getuige] begin 2004 van de politie de opdracht om een groep criminelen in Novi Sad in kaart te brengen. Hij moest bewijzen verzamelen over hun activiteiten in verdovende middelen en moest zich daartoe inwerken in die groep. [getuige] werd vervolgens in 2004 door een kennis van de politie in contact gebracht met iemand uit die bewuste criminele groep. Die persoon waarmee hij in contact werd gebracht was [betrokkene A]. Via [betrokkene A] heeft [getuige] vervolgens de broer van [betrokkene A], [betrokkene B] en [betrokkene D] (rechtbank: bedoeld wordt [betrokkene D]) leren kennen. Later heeft getuige [betrokkene C] ontmoet. [getuige] heeft verklaard dat hij de voorgenoemde personen herhaaldelijk heeft ontmoet, voornamelijk in cafés en uitgaansgelegenheden in Novi Sad. Door [betrokkene C] is [getuige] voorgesteld aan [verdachte], die hij kent onder de naam “[verdachte]”. Ter terechtzitting heeft [getuige] verklaard dat hij de persoon die als verdachte aanwezig is ([verdachte]) herkent als de man die hij [verdachte] danwel [verdachte] noemt. Getuige heeft verklaard dat binnen de groep [betrokkene C] de eerste man was na [verdachte]. Hij is de beste vriend en vertrouwensman van [verdachte]. Daarna is er een leemte en dan komen [betrokkene B] en de anderen in de hiërarchie.
[getuige] wist langzamerhand het vertrouwen van [betrokkene A], [betrokkene B], [betrokkene D] en [betrokkene C] te winnen en hij verklaart dat zij steeds openlijker met hem praatten. [getuige] verklaart dat hij o.a. van [betrokkene B] en [betrokkene C] hoorde dat [verdachte] in de cocaïnehandel zat. [verdachte] was de enige die over de hele wereld mocht reizen en bestellingen mocht doen. Getuige heeft verklaard dat hij bij [betrokkene C] was toen het alarm afging dat [verdachte] was aangehouden. Dat was volgens hem ergens in de herfst van 2005. [betrokkene B], [betrokkene A] en [betrokkene C] waren geschokt over het feit dat er een pistool in de woning van [verdachte] was gevonden. Ze waren bang dat er een moord mee was gepleegd en dat [verdachte]’s Nederlandse staatsburgerschap zou worden afgenomen. Ze hadden het erover dat [verdachte] met zijn Nederlandse paspoort over de wereld kon reizen en vroegen zich af wie dat nu kon gaan doen.
[getuige] heeft verklaard dat hij heeft gehoord over de liquidatie van [slachtoffer 1] toen hij naar Novi Sad kwam om [betrokkene B] te ontmoeten. [betrokkene A] en[betrokkene C] waren er ook. Ze praatten met elkaar en zeiden tegen elkaar dat het goed was dat [slachtoffer 1] geliquideerd was, dat hij het verdiende om vermoord te worden en dat het goed gedaan was. [getuige] heeft verklaard dat hij van [betrokkene C], [betrokkene B] en [betrokkene A] heeft begrepen dat [slachtoffer 1] is vermoord in opdracht van [verdachte]. Ze hebben ook gezegd waarom hij was geliquideerd. De reden voor de liquidatie was dat [slachtoffer 1] informatie had verstrekt aan de Nederlandse politie over [verdachte] en [verdachte] daardoor was aangehouden. De tweede reden was dat [slachtoffer 1] een dealer was van [betrokkene 3] en voor hem spioneerde in andere criminele groepen en daarover informatie doorgaf aan [betrokkene 3]. [betrokkene B], [betrokkene A] en [betrokkene C] hadden het erover dat het indrukwekkend was en dat het goed gedaan was, maar ze zeiden ook: “maar onze man zit nog vast”. Met ‘onze man’ bedoelden ze [verdachte]. De stemming was tevreden maar zenuwachtig.
[getuige] heeft verklaard dat [betrokkene C] en [betrokkene B] hem tijdens de hiervoor genoemde ontmoeting hebben gezegd dat [verdachte] vanuit de gevangenis in Nederland via de telefoon opdracht had gegeven om [slachtoffer 1] te vermoorden. De opdracht is door [verdachte] aan zijn naaste medewerker [betrokkene C] gegeven. [verdachte] heeft niet met zoveel woorden gezegd: [slachtoffer 1] moet vermoord worden. [getuige] verklaart dat hij weet dat het voor [verdachte] voldoende was om te zeggen: door hem zit ik in de gevangenis.
Steun voor de verklaring van [getuige] in andere bewijsmiddelen
Tijdens de zitting van maandag 22 juni 2009 zijn door het openbaar ministerie stukken in het geding gebracht die het had ontvangen naar aanleiding van een rechtshulpverzoek. Deze stukken, gedateerd 18 juni 2009, zijn afkomstig van het hoofd van het bestuur van de politie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de Republiek Servië, [naam]. Deze verklaart dat hij als bijlage een document doet toekomen, zijnde het verslag van de politieambtenaar van het recherchebestuur, afdeling ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit, die in de periode 2001 tot en met 2006 belast was met het onderhouden van contact met [getuige]. Dit document vermeldt het volgende:
[getuige], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats], heeft in zijn hoedanigheid van informant, in de periode van het jaar 2001 tot 2006 voortdurend over verschillende georganiseerde en andere criminele groeperingen bepaalde nuttige operationele informaties gegeven, welke de afdeling ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit nodig had. Zijn status was ongeregistreerd leverancier van informaties omdat er geen objectieve veiligheidsomstandigheden bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken beschikbaar waren om hem formeel te registreren.
De inzetbaarheid van [getuige] op het territorium van Novi Sad liep ook voor het jaar 2004 en tot de zomer van 2006 met kortere of langere onderbrekingen. Tijdens zijn inzet heeft hij bepaalde informaties over [verdachte], alias “[verdachte]”, [betrokkene B], [betrokkene A], [betrokkene C] en anderen in de vorm van een eigenhandig geschreven verslag geleverd, waarin hij informaties en waarnemingen over voornoemde en uit veiligheidsoverwegingen interessante personen beschrijft die op het grondgebied van Novi Sad actief waren.
Gevoegd bij dit document is een kopie van een handgeschreven stuk, ondertekend met “[getuige]”. Hierin is onder andere de hiërarchie van de groep rond “ [verdachte]” getekend, waarin de namen [betrokkene C], [betrokkene B], [betrokkene A] en [betrokkene D] voorkomen. Dit stuk bevat, naast andere informatie over deze groep, tevens de opmerking: “Iedereen is bang voor [verdachte].”
De rechtbank stelt vast dat de informatie die uit de stukken uit Servië naar voren komt naadloos aansluit bij datgene wat [getuige] in zijn verhoren heeft verklaard over zijn werkzaamheden als informant voor de afdeling ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en zijn activiteiten bij de groep rond verdachte in Novi Sad. De rechtbank oordeelt dat de getuige op dit punt - anders dan de verdediging heeft betoogd - volledig betrouwbaar is gebleken.
De personen in de groep rond verdachte in Novi Sad waarover [getuige] heeft verklaard, en waarover hij blijkens bovengenoemd verslag heeft gerapporteerd aan de afdeling voor bestrijding van georganiseerde criminaliteit, te weten [betrokkene C] *9, [betrokkene A] *10, [betrokkene B] *11 en [betrokkene D] *12, zijn in Servië gehoord. Zij ontkennen dat zij ooit hebben gezegd dat [verdachte] opdracht had gegeven, danwel op enige wijze betrokken was bij de liquidatie van [slachtoffer 1].
De rechtbank merkt op dat [betrokkene C], de broers [betrokkene A en B] en [betrokkene D] evenwel op een aantal andere punten bevestigen hetgeen getuige [getuige] heeft verklaard. Zo verklaren zij dat zij elkaar en [verdachte] kennen. Ook hebben zij verklaard dat zij [getuige] kennen en hem meermalen hebben ontmoet, met name in Novi Sad. Hun beschrijving van de wijze waarop zij in contact zijn gekomen met [getuige] komt overeen met de verklaring van [getuige]. [betrokkene A] en [betrokkene B] hebben gezegd dat zij [getuige] hebben ontmoet in café Djava in Novi Sad, waar hij vergezeld was door twee mannen; [betrokkene A] verklaart dat één van hen een politieman was. [betrokkene C] bevestigt dat hij [getuige] heeft leren kennen via [betrokkene B] en [betrokkene A].
Opvallend is tevens wat [betrokkene B] en [betrokkene A] hebben verklaard over de wijze waarop [getuige] werd geïntroduceerd. [betrokkene B] verklaart dat de twee mannen die [getuige] aan hem en [betrokkene A] voorstelden vroegen of zij hem werk zouden kunnen geven aangezien hij werkloos was geworden en dat [getuige] hen toen vertelde dat hij eruit was gezet vanwege het regime van Slobodan Miloševic en anderen. [betrokkene A] verklaart dat [getuige] zei dat hij vroeger als politieman werkte en dat ze hem eruit hadden gezet vanwege een moord in Belgrado en dat hij 5 jaar had vastgezeten. De rechtbank ziet hierin een bevestiging van de verklaring van [getuige] dat hij zich probeerde in te werken in de groep en dat hij probeerde het vertrouwen van de betrokken personen te winnen.
Zoals hiervoor weergegeven, heeft [getuige] verklaard dat hij, ergens in de herfst van 2005, bij [betrokkene C] was toen deze het bericht kreeg dat [verdachte] was aangehouden en dat [betrokkene B], [betrokkene A] en [betrokkene C] geschokt waren over het feit dat er een pistool in de woning van [verdachte] was gevonden, omdat ze bang waren dat er een moord mee was gepleegd. [betrokkene B] en [betrokkene A] hebben bij hun verhoor desgevraagd ontkend dat zij iets dergelijks gezegd zouden hebben. De rechtbank stelt evenwel vast dat er objectieve bevestiging is voor de inhoud van de informatie die [getuige] zegt te hebben gehoord: uit het dossier *13 blijkt dat [verdachte] in de herfst van 2005 (3 oktober) is aangehouden in Nederland en dat in de woning waar hij is aangehouden vuurwapens zijn aangetroffen. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat aannemelijk is wat [getuige] op dit punt heeft verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is dit een sterke aanwijzing dat door de groep rond [verdachte] in Novi Sad in het bijzijn van [getuige] werd gepraat over vertrouwelijke informatie betreffende de activiteiten van (leden van) de groep.
Met betrekking tot de liquidatie van [slachtoffer 1] heeft [getuige], zoals hiervoor weergegeven, verklaard dat hij van [betrokkene B] en [betrokkene A] en [betrokkene C] had gehoord dat [verdachte] opdracht zou hebben gegeven voor de moord op [slachtoffer 1] omdat deze tegenover de politie belastende informatie over [verdachte] verstrekt zou hebben en [slachtoffer 1] daardoor eerder vrij zou zijn gekomen. [getuige] gaf aan van [betrokkene C] gehoord te hebben dat [verdachte] deze opdracht per telefoon vanuit de gevangenis aan hem had gegeven. Het dossier bevat schriftelijke weergaven van telefoongesprekken die verdachte heeft gevoerd vanuit het huis van bewaring waarin naar het oordeel van de rechtbank bevestiging kan worden gevonden van het voorgaande. Het betreft de hierna volgende telefoongesprekken van verdachte met zijn broer [betrokkene E], bijgenaamd [betrokkene E], een onbekende man, [betrokkene F] en [betrokkene C]. De rechtbank merkt hierbij op dat [betrokkene E] en [betrokkene C] beiden hebben verklaard elkaar goed te kennen, waardoor niet onaannemelijk is dat zij contact met elkaar hebben gehad over het besprokene.
Tap d.d. 2 december 2005 te 14.27u, volgnummer 00982 *14
[verdachte] belt uit met NN man (NN-man is [betrokkene E] *15)
B: Eh, niks ... hier heeft iemand van alles en nog wat over mij verteld, weet je.
NN: Hmmm..
B: Ik weet ongeveer wie dat is. .een hond heeft gepraat ...zodat zij hem eerder laten gaan en zo.. hij was hier in de gevangenis. . .en dat zij hem dan eerder laten gaan. . zodoende heeft hij van alles en nog wat over mij verteld.
NN: (vloekt)
B: Ik zou graag met hem geconfronteerd worden en dat we dan die wilde verhalen horen en zo...
(…)
NN: Vertel het ze dan zo. . .begrijp je. . .
B: Laat het er zijn . ..maar dat is niks, dat heeft iemand verteld. . iemand uit Podgorica (Montenegro). . .hij heet [slachtoffer 1]!
NN: Aha, aha ..
B: Dat kan jij rustig opschrijven.
NN: Is goed.
B: [slachtoffer 1], hij wordt [slachtoffer 1] genoemd, hij heeft gepraat, er kan niemand anders zijn. .Hij heeft gepraat, hij is mijn vijand. .hij is een hond!
NN: Hmm...
B: Hij was hier gearresteerd en om eerder vrij gelaten te worden heeft hij gepraat, dat kan niemand anders zijn dan hij!
NN: Hmm. . .
B: Eh, wat kan ik je zeggen, schrijf het op, dat heeft hij beschreven. . [slachtoffer 1] .. . zijn artiesten naam is [slachtoffer 1], hij heeft dat verteld, dat kan niemand anders zijn.
NN: Aha. .aha ..
Tap d.d. 4 december 2005 te 15.24u, volgnummer 01090 *16
[verdachte] belt uit met een NN man
B: Ik ben hier en zo. .
NN: Vertel me. . .wat ..
B: Niks . . .welnee, dat zijn allemaal verzinselen, dat is niks. .
NN: Weet ik, maar zal ik. . zal ik beneden zeggen dat die zijn verklaring in moet trekken, die [slachtoffer 1]. . .kan dat?
B: Nee, man, welnee. .welnee. .hij kletste maar wat uit zijn nek. .
NN: Hmm. .hmmm. .
B: Mensen vertellen van alles. .wat er ook in hun hoofd opkomt. .
NN: Alleen om zichzelf te redden..
B: Ja, man. . .wie ze ook vragen, wie er ook hier was . . . ze vragen wat doet die en wat doet die. . geen sprake van , man. . . ze vragen alleen naar wat doet die en wat doet die. . .
NN: Ik dacht, ik weet het niet. . . even navraag beneden doen.. .ergens in Podgorica . .
B: Niks. . .dat zijn alleen maar verhalen. .weet je. . ik zei, confronteer me maar met hem, waar is die (man) . . Iemand heeft van alles en nog wat over (tegen) mij verteld, weet je. . ze doen het zo met wie ze ook pakken, weet je. . dat heb ik tegen hen verteld. . .dat is niks. . .we zien het wel, rustig aan. .
Tap d.d. 17 december 2005 te 13.35u, volgnummer 00048 *17
[verdachte] belt uit met [betrokkene F]
B: Ik heb daar niks mee. . .dat zijn onzin verhalen. . .iets uit het jaar ‘93. Onzin verhalen, man!
M: Ja, ja, ja. .
N: Ik heb daar niets mee te maken. . .
M: . . .van horen zeggen. .
B: . . ..van horen zeggen. . ..dit en dat. . .
M: . . .wie het ook is. . . .jij bent het! Hij wijst met zijn vinger en verdorie. .jij bent het!
B: Dat zijn sommige honden. .uit Podgorica (Montenegro) en zo. . Weet je. . . ik bel je zo. . leg neer.
M: Is goed.
Tap d.d. 17 december 2005 te 13.36u, volgnummer 01461 *18
[verdachte] belt uit met [betrokkene F]
M: E. .
B: Die ‘honden’ uit Podgorica (hoofdstad van Montenegro) . .wat (ntv) . .en zo. .je weet wel. . dat shit. .
M: Ja, ja. . die stinkerds. .ja. .
B: Ja, dat hebben zij. . zij waren hier binnen. .hebben zitten kletsen. . en zo. .snap je. .
M: Ja, joh. .
B: Ik heb daar niks mee te maken. . het zijn lege praatjes. .
M: Ja, om zichzelf te. . het zijn dat soort mensen. .om zichzelf te . .
B: Maar. . (ntv, praten door elkaar heen) . . praatjes. . ik ken. . ik ken die vriend van mij. . die Nederlander. .snap je. .
M: Ja ..
B: Die vriend van mij. . en zo. . snap je.. ik heb daar niks mee te maken. .snap je. .
M: Ja, ik weet het. .
B: Die vriend van mij. .die Nederlander. . en zo. . ik ken hem. .heb er. .is niks. . het zijn alleen maar lege praatjes. .man. .
M: Ja, zij denken dat. . zij denken. .
B: Joh, rot toch op. .
M: Ja, dat is het . .en dan . .
B: Ja, zij .. (ntv, praten door elkaar heen) . . mensen kletsen. .
M: (ntv, praten door elkaar heen). . snap je. .
B: Die mensen pakken zakkenrollers op . . kleine dieven. . en zij kletsen. .
M: Ja, ja. .
B: Van horen zeggen. . en zo. .snap je. .
M: Ja, ja. .
B: Je moet die vriend zien. . hij moet voor ‘dat’ kijken. .
Tap d.d. 28 december 2005 te 15.21u, volgnummer 02173 *19
[verdachte] belt uit met [betrokkene C]
(…)
D: Je hoeft je geen zorgen te maken. . alles zal oke zijn. . zeggen ze. . ‘dat’ doen anderen. .en zo. .
B: Ja, wat zal ik je zeggen. . wat zal ik je zeggen. .
D: Ja, verdorie. . er gebeurt van alles. .
B: Ja, verdorie. . er gebeurt van alles. . je ziet het toch. . het hoort bij het leven. .je ziet het . .vandaag de dag..
D: Maar. . is er iets concreets waarvan je beschuldigd wordt. . .
B: Nee, niks .. man. .het zijn lege praatjes. . ik heb hiermee niks te maken. .
D: Ja, . .
B: Dat waar ik voor zit hier. . daar heb ik niks mee te maken. . het zijn lege praatjes. .
D: Ja, ja, ja. .
B: Niks. . man. .
D: Maar . . het kan niet dat ze je voor dat. .
B: Nee, joh.. ik zit hier.. niks..
D: (ntv, mompelt) . . verhaaltjes. . waarschijnlijk heeft ‘die’. . (ntv). .totdat de procedure duurt. . ik denk . .dat je dan snel naar ‘buiten’ kom ..
B: Zeg eens. . die voetballer. . die ik had moeten verkopen. .heeft ‘die’ hem.. ‘die’. . ‘hem’ gezien. . ‘die’ . .‘die’ steeds lol maakt. . ah. .
D: Ik heb hem . .ehm. . opdracht gegeven. . maar ik weet niet wat. . ik weet niet of ‘hij’ ‘hem’ gevonden heeft. .of niet. .
B: Is goed. . is goed. .
D: Maar ik heb tegen ‘hem’ gezegd dat ‘ze’ moest kijken. .het moesten afhandelen. . jij had daar. . (ntv, [verdachte] praat er doorheen). . die voetballer. .
B: Ik had . . (ntv, [betrokkene C] praat er doorheen). . naar China sturen. .
D: [naam] heeft hem verkocht. . [naam] heeft hem verkocht. .
B: Is goed. . is goed. .
D: Jij had daar toch iets?. .
B: Ja, had ik. . verdorie. .maar je ziet toch hoe het nu is. .
D: Ja. .
B: Als ik daar niet ben. .zo is het nu eenmaal. . is goed. . doe de groeten daar. .vriend. . ik bel je ..
D: Ik zal het navragen.. (ntv, valt weg) . . ivm die voetballer. .
B: Afgesproken. .
D: Voor die voetballer. . daar waar jij bent. . daar. . die combinatie. .
B: Afgesproken. . is goed. .
D: Het beste. .
B: We spreken elkaar nog. .
Afscheid.
Tap d.d. 1 januari 2006 te 14.21u, volgnummer 02350 *20
[verdachte] belt uit met [betrokkene C]
B: En verder . .nog wat anders bij jou. .alles in orde. .
D: Alles is oke. . ik heb voor ‘dat’ gekeken. .
B: Je hebt ‘die’ gezien?
D: Ik heb het doorgegeven. . ivm ‘die voetballer’. .
B: Heeft ‘hij’ met ‘die voetballer’ gesproken?
D: Hij heeft helemaal geen contact met ‘hem’. . maar er zal op de een of andere manier contact gezocht worden. . en alles zal afgehandeld worden. .
B: Is goed. . is goed. . kan. . dan zou ik later kijken. . misschien kan ik via die neef van mij. . die [naam] . .snap je. .
D: Ja, ja, ja.
B: Om te kijken. . of ik hem kan verkopen in China, in Changhai. .snap je. .
D: Ja, ja. .
B: Dus . . ‘die’ zal met ‘hem’ spreken. . toch. .
D: Jawel. . jawel. . hij zal hem zoeken. . nu. .
B: Laat hem zoeken. . die MIRO (fon) zal hem vinden. . snap je. . Miro is een goede vriend van hem. .
D: Ja, ik zal het aan ‘hem’ doorgeven. . zal het zeggen. . hij weet hoe. . ik heb tegen hem gezegd. .
B: Miro. . en zo. . die zal hem vinden. .
D: Dat de het geval zus . .zo is . . ik heb hem verzocht . . hij was verbaasd. ..en heeft gezegd. .
B: Niks dan. .zeg maar alleen tegen ‘hem’ dat ‘hij’ gereed/klaar moet zijn. .dat hij moet trainen. . en zo. ..snap je. . en ik zal kijken. .en zo. .
D: Afgesproken. . afgesproken. .
B: Doe de groeten aan die vrienden van ons. .en zo. .
D: Afgesproken. .
Uit de voorgaande gesprekken die verdachte voert met zijn broer [betrokkene E] (op 2 december 2005), met NN-man (op 4 december 2005) en met [betrokkene F] (op 17 december 2005) blijkt dat verdachte zich zeer opwindt over het feit dat [slachtoffer 1] naar zijn idee belastend over hem heeft verklaard teneinde, zo meent verdachte, zelf eerder vrij te komen. Dit bevestigt naar het oordeel van de rechtbank wat [getuige] van de groep rond [verdachte] in Novi Sad stelt te hebben gehoord over het motief voor [verdachte] om [slachtoffer 1] te willen liquideren. Opvallend in het gesprek van 2 december 2005 tussen verdachte en zijn broer [betrokkene E] is voorts dat verdachte niet alleen aangeeft dat [slachtoffer 1] zijn vijand is, maar dat hij zijn broer ook uitdrukkelijk vraagt om de naam van [slachtoffer 1] op te schrijven.
De rechtbank acht ook de hiervoor weergegeven gesprekken tussen verdachte en [betrokkene C] (op 28 december 2005 en 1 januari 2006) van belang. [betrokkene C] zegt in deze gesprekken onder andere dat ‘hij opdracht heeft gegeven’, dat ‘hij heeft gezegd dat hij moest kijken en het moest afhandelen’, maar dat ‘hij niet weet of hij hem gevonden heeft’, dat ‘hij hem zal zoeken’ en verdachte zegt tegen [betrokkene C] dat deze ‘alleen maar tegen hem moet zeggen dat hij gereed moet zijn’. De rechtbank acht aannemelijk dat in de weergegeven gesprekken, waarin de hiervoor aangehaalde onderdelen deels in bewoordingen zijn gesteld waaruit zou moeten blijken dat het zou gaan om iets met ‘een voetballer’, versluierd taalgebruik bevatten. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat [betrokkene C] heeft verklaard dat hij en verdachte wisten dat hun telefoongesprekken werden afgeluisterd *21. Daarnaast heeft verdachte ter terechtzitting, geconfronteerd met deze gesprekken, weliswaar aangegeven dat hij zich met voetballers bezig hield, maar hij wilde verder niet concreet aangeven over welke voetballer(s) hij in deze gesprekken praatte. Voorts merkt de rechtbank op dat [betrokkene C] in het algemeen heeft verklaard dat [verdachte] in verschillende telefoongesprekken steeds dingen over het voetbal vroeg en dat hij uit beleefdheid maar wat bevestigde ook al wist hij niet wat [verdachte] vroeg of wat hij wilde. *22 De rechtbank is van oordeel dat [betrokkene C], gezien de antwoorden die hij in de hiervoor weergegeven gesprekken van 28 december 2005 en 1 januari 2006 aan verdachte geeft, heel duidelijk blijkt te weten waar de conversatie over gaat.
De vraag is of deze gesprekken in versluierd taalgebruik tussen [betrokkene C] en verdachte betrekking hebben op de opdracht tot en de uitvoering van de liquidatie van [slachtoffer 1]. [getuige] heeft verklaard dat hij onder andere van [betrokkene C] zelf heeft gehoord dat [verdachte] hem vanuit de gevangenis in Nederland via de telefoon opdracht had gegeven om [slachtoffer 1] te vermoorden. Nu verdachte niet wil verklaren over welke voetballer deze gesprekken zouden gaan en gezien de ongeloofwaardige verklaring van [betrokkene C] over deze gesprekken, gaat de rechtbank ervan uit, mede in het licht van de verklaring van [getuige] en gezien de overige bewijsmiddelen, dat deze gesprekken tussen [betrokkene C] en verdachte betrekking hebben op de opdracht tot de liquidatie van [slachtoffer 1].
Conclusie
In de hiervoor gepresenteerde bewijsconstructie speelt de verklaring van [getuige], onder andere inhoudende dat verdachte de opdracht heeft gegeven voor de moord op [slachtoffer 1], een centrale rol. Zoals hierboven aangegeven, vindt de verklaring van [getuige] op een aantal essentiële punten steun in van die verklaring onafhankelijke bewijsmiddelen. De rechtbank komt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, tot het oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte opdracht heeft gegeven tot de moord op [slachtoffer 1]. Gezien de rol van verdachte kan worden geconcludeerd dat sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders dat medeplegen bewezen kan worden. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte, samen met anderen, de moord op [slachtoffer 1] heeft gepleegd.
Zaaksdossier Okura II
Feit 1 ([slachtoffer 2])
Aanslag op [verdachte] 30 juli 1998
Op 30 juli 1998 omstreeks 22.40 uur is [verdachte] voor het Okura-hotel te Amsterdam het slachtoffer geworden van een aanslag. [verdachte] is meermalen beschoten terwijl hij in zijn auto zat. Hij is hierbij zwaar gewond raakt. [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat een Joegoslavische man, die hij kende als [betrokkene 2], hem had opgebeld en had gevraagd of hij koffie wilde komen drinken. [verdachte] en [betrokkene 2] spraken af om elkaar op 30 juli 1998 omstreeks 22.30 uur bij het Okura-hotel te ontmoeten. [verdachte] heeft verder verklaard dat hij, toen hij bij het Okura arriveerde, zag dat [betrokkene 2] op hem af liep. *23 Daarna zag [verdachte] dat deze een pistool pakte en direct op hem begon te schieten. Vervolgens zag hij [betrokkene 2] wegrennen. *24 Later heeft [verdachte] bij de politie verklaard dat hij ondertussen meer weet over de [betrokkene 2] die hem heeft neergeschoten. [verdachte] verklaarde van andere Joegoslaven te hebben gehoord dat het zou gaan om [betrokkene 2]. *25 Aan de eerst ter zitting door verdachte afgelegde verklaring dat hij niet zeker weet of deze ‘[betrokkene 2]’ op hem heeft geschoten, gaat de rechtbank, gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen, voorbij.
De rechtbank begrijpt uit het dossier dat de officiële naam van de persoon die verdachte aanduidt als ‘[betrokkene 2]’ danwel ‘[betrokkene 2]’ is: [betrokkene 2], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Servië).*26
Beschieting van [slachtoffer 2] 30 september 1998
Op 30 september 1998 is er in Priboj (Servië) geschoten op [slachtoffer 2] *27, de broer van [betrokkene 2]. [slachtoffer 2] is in zijn dijbeen geraakt. Uit de ontslagbrief van het ziekenhuis blijkt dat er bij het [slachtoffer 2] een kogel ter hoogte van de knie is verwijderd en dat geen botstructuurbeschadiging en geen zenuw-bloedvatendeficiëntie is vastgesteld. Het slachtoffer is op 5 oktober 1998 uit het ziekenhuis ontslagen.*28
[slachtoffer 2] heeft met betrekking tot dit incident verklaard dat hij achter zich een schot hoorde en meteen daarna door zijn knie zakte en pijn voelde in zijn rechter dijbeen. Hij werd bang en riep iets als: “Maat…, ik ben dat niet, misschien heb jij een fout gemaakt.” Toen hij veel later zijn broer sprak en vertelde dat iemand op hem had geschoten, begon deze te schelden op bepaalde mensen. [slachtoffer 2] dacht daarom dat zij vanwege zijn broer op hem hadden geschoten.*29
In Servië zijn twee personen als verdachten van dit feit aangehouden: [mededader 2] en [mededader 1]. Zij zijn inmiddels in Servië veroordeeld. [mededader 1] is veroordeeld voor poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en [mededader 2] voor uitlokking tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.*30
Aan [verdachte] wordt thans ten laste gelegd dat hij betrokken is geweest bij dit geweldsmisdrijf tegen [slachtoffer 2]. Verdachte heeft ontkend dat hij iets met dit strafbare feit te maken heeft gehad.
Verklaringen [mededader 1]
Op 13 november 1999 is [mededader 1] in Servië als verdachte gehoord *31 en op 16 november 1999 heeft hij daar bij de rechter-commissaris een verklaring afgelegd. *32 Deze verklaringen houden - kort weergegeven - het volgende in.
[mededader 1] heeft in augustus/september 1998 [mededader 2], waarmee hij [mededader 2] bedoelt *33, ontmoet in Belgrado. Bij die ontmoeting vertelde [mededader 2] dat een zekere [verdachte] uit Amsterdam in Nederland was neergeschoten, dat hij dat had overleefd en dat hij wist wie op hem geschoten had. Omdat hij de persoon die op [verdachte] geschoten had niet kon vinden, werd besloten om de broer van die persoon, te weten [slachtoffer 2] uit Priboj, te vinden en hem in zijn benen te schieten om hem invalide te maken. Die [slachtoffer 2] was helemaal niet schuldig en had niets te maken met de zaken in Nederland en met zijn broer, maar dit moest een waarschuwing zijn voor de broer van [slachtoffer 2]. [mededader 2] bood hem 9.000 DM. [mededader 1] stemde in met dat voorstel.
[mededader 1] heeft in bovengenoemde verhoren tevens verklaard dat [mededader 2] hem vervolgens vertelde dat [slachtoffer 2] in een café in Priboj werkte. Hij zei dat [mededader 1] naar Priboj moest gaan en dat daar een man op hem zou wachten die [slachtoffer 2] zou aanwijzen. [mededader 1] is naar Priboj gegaan en heeft de man ontmoet die hem vervolgens naar het café heeft gebracht waar [slachtoffer 2] werkte en hij heeft [slachtoffer 2] toen gezien. Uit de verklaring van [mededader 1] valt op te maken dat hij enige dagen later is teruggegaan naar Priboj. Hij heeft [slachtoffer 2] toen gevolgd en heeft hem in de nabijheid van zijn woning neergeschoten. [mededader 1] heeft 2-3 dagen daarna [mededader 2] gebeld. [mededader 2] zei dat hij het volgens de afspraak had gedaan en dat hij het geld 9.000 DM kon komen halen. Vervolgens is hij naar Belgrado gegaan en heeft daar 9000 DM van [mededader 2] ontvangen.
Op 15 april 2009 is [mededader 1] in Servië gehoord in het kader van een rechtshulpverzoek vanuit Nederland.*34 Hij heeft toen verklaard dat [mededader 2] de opdrachtgever is geweest. [mededader 1] heeft bij dit verhoor voor het eerst verklaard dat [mededader 2] aan hem gevraagd had om [slachtoffer 2] in elkaar te slaan, maar dat hij heeft geschoten omdat [slachtoffer 2] een pistool bij zich had en hij bang werd. De rechtbank gaat evenwel uit van de verklaringen zoals [mededader 1] die heeft afgelegd in 1999, zoals hiervoor besproken. [mededader 1] heeft toen in zijn eigen strafzaak steeds een gelijkluidende verklaring afgelegd, inhoudende dat de bedoeling was om [slachtoffer 2] in de benen te schieten.
Verklaringen [mededader 2]
[mededader 2] heeft in zijn verklaring d.d. 20 november 1999 afgelegd bij de rechter-commissaris te Servië als verdachte onder andere het navolgende verklaard. *35 Hij heeft ergens in de loop van 1995 [verdachte] ([mededader 2] bedoelt hiermee [verdachte] *36 ) leren kennen. [mededader 2] wilde een juwelierszaak starten en [verdachte] heeft hem daarvoor 60.000 DM geleend. [verdachte] heeft overigens ter terechtzitting bevestigd dat hij geld aan [mededader 2] heeft geleend voor de juwelierszaak van [mededader 2]. [mededader 2] heeft voorts verklaard dat hij geen succes had met de zaak en daardoor de schuld aan [verdachte] niet kon terugbetalen. Hij was [verdachte] dankbaar voor wat hij voor hem had gedaan.
[mededader 2] verklaarde voorts dat hij in ergens in 1998 informatie kreeg dat zijn vriend [verdachte] vermoord was. Later heeft hij [verdachte] gesproken en deze vertelde dat hij gewond was geraakt. [verdachte] vertelde dat de schutter naar Bosnië-Herzegovina was gevlucht en dat het niet meer mogelijk was hem te vinden.
[mededader 2] heeft vervolgens nagedacht over hoe hij [verdachte] zou kunnen helpen. Hij wilde zijn dankbaarheid tonen. Tijdens een gesprek heeft hij aan [verdachte] gevraagd hoe hij die persoon kon vinden. [verdachte] vertelde dat die persoon was gevlucht en niet te vinden was. [mededader 2] heeft vervolgens besloten dat als die persoon een broer zou hebben, hij deze in elkaar zou (laten) slaan om [verdachte] zo zijn dankbaarheid te tonen. [mededader 2] sprak opnieuw met [verdachte] uit Amsterdam en vroeg hem of hij wist waar die broer woont. [verdachte] vertelde hem dat de broer in Priboj woonde en als ober in een café werkte. [verdachte] noemde de naam van het café. [verdachte] vertelde ook de achternaam van de persoon, het was een moslim achternaam. Verder vertelde [verdachte] dat het ging om een jongere man, met donkere huidskleur en dat hij mager was. [mededader 2] heeft verklaard dat hij daarop tegen [verdachte] zei dat ze hem gingen proberen te vinden.
Vervolgens heeft [mededader 2] aan [mededader 1] gevraagd of hij voor hem een klus zou kunnen doen. [mededader 2] heeft verklaard dat, toen bleek dat [mededader 1] de man niet kon vinden in Priboj, hij [verdachte] opnieuw heeft gesproken en hem heeft verteld dat hij een man in de arm had genomen die in Priboj op zoek was naar de broer van die man die hem verwond had. [mededader 2] vroeg toen aan [verdachte] of hij iemand in Priboj had die de persoon (de broer) zou kunnen aanwijzen.
[mededader 2] heeft verklaard dat [verdachte] vervolgens aan [mededader 2] heeft verteld dat een persoon zou wachten op de persoon die [mededader 2] naar Priboj zou sturen. [verdachte] vertelde bij welk café en waar deze persoon die [mededader 2] zou sturen zich moest melden. [verdachte] beschreef de plaats waar dat café zich bevond in Priboj. [mededader 2] heeft verklaard dat hij alles tekende volgens de beschrijving van [verdachte]. [verdachte] gaf ook een beschrijving en de bijnaam van de persoon die de persoon die [mededader 2] zou sturen, zou opwachten. [mededader 2] heeft verklaard dat hij het papier met de schets van het café en de bijnaam van die persoon aan [mededader 1] heeft gegeven. Vijf à zes dagen later belde [mededader 1] hem en vertelde dat hij die persoon had gevonden en dat hij hem met een pistool in de benen had verwond.
Op 22 juni 2009 is [mededader 2] als getuige ter terechtzitting verschenen en gehoord. Van belang is dat [mededader 2] in de eerste fase van het verhoor ter zitting heeft verklaard dat hij zich herinnerde dat hij met [verdachte] erover heeft gesproken dat hij van plan was om de broer van degene die op [verdachte] had geschoten, te (laten) slaan en dat [verdachte] daarna informatie over de broer van de schutter aan [mededader 2] verstrekt.
Toen [mededader 2] tijdens dit verhoor ter terechtzitting op 22 juni 2009 daarna werd geconfronteerd met hetgeen hij in 1999 met betrekking tot de handelingen van [verdachte] had verklaard, stelde hij dat hij dat alleen maar had verklaard omdat hij door de politie was geslagen. Bij ondervraging door de verdediging gaf hij aan zelfs gemarteld te zijn. Op vragen van de rechtbank heeft [mededader 2] aangegeven in Servië geen melding van het toegepaste geweld te hebben gemaakt bij zijn raadsman, de rechter-commissaris of bij de rechtbank die zijn strafzaak behandelde. Voorts heeft hij verklaard dat hetgeen in zijn in Servië afgelegde verklaring is opgenomen met betrekking tot zijn eigen rol bij het op [slachtoffer 2] toegepaste geweld wel juist is. Alleen de passages met betrekking tot de rol van [verdachte] waren onder druk tot stand gekomen, aldus [mededader 2].
De rechtbank acht de verklaring van [mededader 2] dat hij onder druk van de politie belastend over [verdachte] heeft verklaard en dat zijn verklaringen ten aanzien van [verdachte] niet kloppen, niet geloofwaardig. De getuige heeft voor het eerst op de zitting in Nederland gesproken over het door hem ondergane politiegeweld. Het gestelde geweld is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt en ook is niet aannemelijk geworden waarom de Servische politie een valse verklaring met betrekking tot [verdachte] zou hebben willen afdwingen. Voorts acht de rechtbank van belang dat de verklaringen van [mededader 1] de in Servië afgelegde verklaring van [mededader 2] op essentiële punten ondersteunen. De rechtbank gaat derhalve uit van de verklaring van de getuige zoals deze is afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris in Servië van 20 november 1999.*37
Conclusie
De rechtbank acht, op grond van de hiervoor besproken bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] met voorbedachten rade.
Verdachte heeft een wezenlijke rol gehad bij de beschieting van [slachtoffer 2]. Blijkens de verklaring van [mededader 2] op de zitting was verdachte op de hoogte van het voornemen van [mededader 2] om [slachtoffer 2] geweld aan te doen. Verder blijkt dat verdachte, dit wetende, informatie heeft verstrekt aan [mededader 2] noodzakelijk voor het vinden van [slachtoffer 2]. Ook heeft verdachte een tussenpersoon geregeld die het slachtoffer [slachtoffer 2] aan de schutter heeft aangewezen. Gezien de rol van verdachte kan worden geconcludeerd dat sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders dat medeplegen bewezen kan worden.
De rechtbank komt, anders dan het openbaar ministerie, tot het oordeel dat bij het schieten op [slachtoffer 2] sprake is van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en dat geen sprake is van een poging tot moord. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat [mededader 1] consequent heeft verklaard dat hij opdracht had om op de benen te schieten en dat komt overeen met het bij het slachtoffer geconstateerde letsel. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat [mededader 1] in het verhoor van 15 april 2009 heeft verklaard dat hij een militaire opleiding heeft gehad en dat hij een uitstekende schutter is *38 had en dat uit het vonnis van de Servische rechtbank blijkt dat hij na de beschieting van [slachtoffer 2] nog meerdere kogels over had, dat geschoten is vanaf geringe afstand en dat het slachtoffer goed verlicht was *39.
5.2. Bewezenverklaring
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
Zaaksdossier Mira (09/748801-08, feit 1)
onder A, primair:
hij op 12 januari 2006 te Podgorica, in Montenegro, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met meerdere vuurwapens meerdere kogels afgevuurd op het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 1], waardoor die [slachtoffer 1] zodanige verwondingen heeft opgelopen dat hij aan de gevolgen daarvan is overleden;
Zaaksdossier Okura II (09/748808-08)
feit 1, subsidiair:
hij op 30 september 1998 te Priboj, in Servië, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon, te weten [slachtoffer 2], opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met anderen met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg met een met scherpe munitie geladen vuurwapen op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaaksdossier Mira (09/748801-08, feit 1)
Onder A, primair:
medeplegen van moord;
Zaaksdossier Okura II (09/748808-08)
Feit 1, subsidiair:
medeplegen van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel met voorbedachten rade.
7. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
8. Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] was eind augustus 2005 geschorst uit detentie in verband met het overlijden van zijn moeder. Op 12 januari 2006 is hij in Podgorica in Montenegro in zijn auto doodgeschoten. De rechtbank acht bewezen dat verdachte vanuit de gevangenis in Nederland, via criminele contacten van hem, opdracht heeft gegeven voor deze liquidatie.
Onder andere uit afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat verdachte ervan uit ging dat [slachtoffer 1] belastende informatie over hem aan de Nederlandse autoriteiten had verstrekt en dat hij (mede) daardoor vast zat. Verdachte veronderstelde dat [slachtoffer 1] vanwege het verstrekken van deze belastende informatie - waarvan overigens uit de dossiers niets is gebleken - eerder was vrijgelaten. Dit was voor verdachte reden om opdracht te geven tot de liquidatie van [slachtoffer 1].
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan dat hij vanuit de gevangenis in Nederland opdracht heeft gegeven tot de moord op [slachtoffer 1] in Montenegro. Kennelijk beschikte hij over criminele contacten aan wie hij dit soort opdrachten kon geven en was zijn positie zodanig dat anderen een dergelijke opdracht zonder meer voor hem uitvoerden.
Daarnaast heeft de rechtbank bewezen geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] is op 30 september 1998 in Priboj, Servië, in zijn been geschoten. Voor dit feit zijn in Servië twee personen veroordeeld: [mededader 1], die de schutter zou zijn geweest, en [mededader 2], die de schutter zou hebben aangestuurd. De rechtbank acht bewezen dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dit strafbare feit. Hij heeft informatie verstrekt aan [mededader 2] noodzakelijk voor het vinden van [slachtoffer 2]. Ook heeft verdachte een tussenpersoon geregeld die aan de schutter [mededader 1] het slachtoffer [slachtoffer 2] heeft aangewezen.
Het motief voor dit geweldsmisdrijf is gelegen in het feit dat [slachtoffer 2] de broer is van de man die op 30 juli 1998 bij het Okura-hotel te Amsterdam een aanslag heeft gepleegd op verdachte. Verdachte is bij die aanslag zwaargewond geraakt. Omdat de dader van deze aanslag zelf niet te vinden was, is besloten om op zijn broer te schieten en hem invalide te maken.
De rechtbank rekent verdachte dit feit zwaar aan. Ook hier blijkt dat verdachte kennelijk over contacten beschikt die bereid zijn om voor hem geweldsmisdrijven te plegen en dat hij vanaf afstand mensen aan kan sturen om deze voor hem uit te voeren. Het schieten op [slachtoffer 2] is extra ernstig nu het slachtoffer verdachte niets heeft aangedaan. Er is alleen maar op hem geschoten omdat hij de broer is van iemand die verdachte iets zou hebben aangedaan.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee zeer ernstige geweldsdelicten. De rechtbank weegt mee dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte zich in een crimineel netwerk bevindt en daarbinnen kennelijk een zodanige positie inneemt dat anderen bereid zijn voor hem zware geweldsmisdrijven uit te voeren.
Verdachte is recent in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar voor overtreding van de Opiumwet. Deze veroordeling brengt met zich dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Dit betekent dat, op grond van de wetgeving die gold ten tijde van het plegen van de feiten waarvoor de rechtbank verdachte nu veroordeelt, de maximale tijdelijke gevangenisstraf die kan worden opgelegd voor de thans bewezen verklaarde feiten vijftien jaar bedraagt. Deze straf van vijftien jaren is ook geëist door het openbaar ministerie.
De rechtbank is - ondanks dat zij, anders dan het openbaar ministerie, komt tot een vrijspraak feit 2 in de zaak Okura II en tot een minder zware kwalificatie van het geweld tegen [slachtoffer 2] - van oordeel dat de maximale tijdelijke gevangenisstraf die zij nu nog kan opleggen, gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, passend en geboden is. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaar.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: artikelen 10 (oud), 45, 47, 57, 63, 289 (oud), 303.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen en spreekt verdachte vrij van de hem in de zaak Okura II als feit 1 primair, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 5.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 6. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
11. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.J.A. Plaisier, voorzitter,
mr. H.J.M. Burg en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. E. Boes en mr. L. de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2009.
*1 HR 23 juni 2009, LJN BI2277.
*2 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2008, Getuigendossier, Deel 1 (D 15-001 e.v.).
*3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2009, overgelegd door het openbaar ministerie op de terechtzitting van 15 juni 2009.
*4 Proces-verbaal terechtzitting d.d. 19 juni 2009.
*5 Een voorbeeld is ‘afgelopen week was ik in Novi Sad’ (proces-verbaal 6 september 2006, D 15-031), hetgeen niet kan kloppen omdat is gebleken dat [getuige] vanaf 20 augustus 2006 in Nederland is ondergebracht. Deze zin en de gehele pagina zijn letterlijk identiek aan het oriënterend gesprek van 8 augustus 2006 (D 15-022). Op dezelfde pagina (proces-verbaal 6 september 2006, D 15-031) ‘[betrokkene D] bevestigde mij vorige week’ komt ook uit het gesprek van 8 augustus 2006 (D 15-022) en kan op dezelfde grond niet kloppen.
*6 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.
*7 Proces-verbaal d.d. 13 januari 2006 naar aanleiding van de lijkschouwing, Dossier Internationale Rechtshulp, Deel 2 (E 04-018) en het Sectieverslag d.d. 19 januari 2006, Dossier Internationale Rechtshulp, Deel 2 (E 04-026).
*8 Getuigendossier Deel 1 (D 15-064 e.v.).
*9 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene C] d.d. 11 juni 2008, Getuigendossier Deel 2 (D 41-001 e.v.).
*10 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene A] d.d. 23 januari 2009, Getuigendossier Deel 5 (D 174-001 e.v.). Op 10 juni 2009 is aan de procespartijen de juiste vertaling van dit verhoor overhandigd.
*11 Proces-verbaal van verhoor van [betrokkene B] d.d. 23 januari 2009, Getuigendossier Deel 5, (D 175-001 e.v.). Op 10 juni 2009 is aan de procespartijen de juiste vertaling van dit verhoor overhandigd.
*12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene D] d.d. 16 april 2009, Getuigendossier Deel 5 (D 180-001 e.v.).
*13 Relaas van bevindingen d.d. 18 december 2008, Zaaksdossier Vuist, Deel 1 (C 03-019).
*14 Zaaksdossier Mira, Deel 2 (BC 01-492 e.v.).
*15 Verdachte en zijn broer [betrokkene E] hebben beiden bevestigd dat zij dit gesprek hebben gevoerd, zie Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 6 februari 2008, Persoonsdossier Deel 1 (B01-2 020) en Proces-verbaal van verhoor [betrokkene E] d.d. 11 juni 2008, Getuigendossier Deel 2 (D 42-004).
*16 Zaaksdossier Mira, Deel 2 (BC 01-495 e.v.).
*17 Zaaksdossier Mira, Deel 2 (BC 01-504 e.v.).
*18 Zaaksdossier Mira, Deel 2 (BC 01-506 e.v.).
*19 Zaaksdossier Mira, Deel 2 (BC 01-513 e.v.).
*20 Zaaksdossier Mira, Deel 2 (BC 01-516 e.v.).
*21 Proces-verbaal verhoor [betrokkene C] d.d. 11 juni 2008, Getuigendossier Deel 2 (D 41-005).
*22 Proces-verbaal verhoor [betrokkene C] d.d. 11 juni 2008, Getuigendossier Deel 2 (D 41-005).
*23 Proces-verbaal van aangifte [verdachte], d.d. 31 juli 1998 (BC04-001 e.v.).
*24 Proces-verbaal van aanvullende aangifte [verdachte], d.d. 5 augustus 1998 (BC04-005a e.v.).
*25 Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte], d.d. 30 oktober 1998 (BC04-006 e.v.).
*26 Zie bijvoorbeeld internationaal rechtshulpverzoek van 20 november 2007 (E16-001A) en proces-verbaal d.d. 6 oktober 2008 (zaaksdossier Okura II, C04-02).
*27 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], d.d. 15 november 1999 (E16-019e.v.).
*28 Zie dossier Internationale Rechtshulp, deel 4, E16-025.
*29 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], d.d. 15 november 1999 (E16-019e.v.).
*30 Arrest van de Hoge Raad van de Republiek Servië inzake [mededader 2] en [mededader 1], zittingsdatum 18 september 2000, dossier Internationale Rechtshulp map 4, E-16-083.
*31 Proces-verbaal van verhoor [mededader 1], d.d. 13 november 1999 (E16-017 e.v.).
*32 Proces-verbaal van verhoor [mededader 1], d.d. 16 november 1999 (E-16-177 e.v.).
*33 [mededader 1] heeft op 15 april 2009 verklaard dat hij met [mededader 2] bedoelt; zie proces-verbaal van verhoor [mededader 1] d.d. 15 april 2009, Zaaksdossier Okura (BC04-0324). [mededader 2] heeft als getuige ter terechtzitting op 22 juni 2009 verklaard dat hij ook [mededader 2] wordt genoemd.
*34 Proces-verbaal van verhoor [mededader 1] d.d. 15 april 2009 (BC04-0324).
*35 Proces-verbaal van verhoor [mededader 2], d.d. 20 november 1999 (BC04-0244).
*36 [mededader 2] heeft op 22 juni 2009 als getuige ter zitting verklaard dat hij verdachte, [verdachte], kent als [verdachte].
*37 Proces-verbaal van RC-verhoor [mededader 2], d.d. 20 november 1999, Zaaksdossier Okura (BC04-0244).
*38 Proces-verbaal van getuigenverhoor, ingevolge een rechtshulpverzoek, d.d. 15 april 2009, Zaaksdossier Okura (BC04-0324).
*39 Vonnis van de arrondissementsrechtbank te Uzice d.d. 14 maart 2000, Internationale Rechtshulp Dossiers, deel 4 (E16-087).