ECLI:NL:RBHAA:2009:BJ2157

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
27 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
373193 - CV EXPL 08-1713
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst wegens gebrek aan hoofdverblijf van de huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 27 mei 2009 uitspraak gedaan in een vordering tot ontbinding van een huurovereenkomst. De eisende partij, Stichting Ymere, stelde dat de gedaagde partij, een huurder, zijn hoofdverblijf niet in de gehuurde woning had. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen na een zorgvuldige bewijsvoering. Bij de beoordeling of de huurder zijn hoofdverblijf in de woning heeft, zijn verschillende factoren in overweging genomen, zoals de feitelijke woonomstandigheden, de aanwezigheid van meubilair en de zorgbehoefte van de huurder. De kantonrechter oordeelde dat de huurder, die op 1 juli 2009 80 jaar oud zou worden en een slechte gezondheid had, voldoende bewijs had geleverd dat hij zijn hoofdverblijf in de woning had. Dit werd onderbouwd door getuigenverklaringen en schriftelijke stukken die aantoonden dat de huurder regelmatig in de woning verbleef en daar ook zorg ontving. De kantonrechter benadrukte dat de huurder, ondanks zijn afwezigheid gedurende de dag, op hulp van anderen was aangewezen en dat dit niet betekende dat hij niet in de woning woonde. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning werd afgewezen, evenals de vorderingen tot betaling van huur en gebruiksvergoeding. Ymere werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 373193/CV EXPL 08-1713
datum uitspraak: 27 mei 2009
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
de stichting Stichting Ymere
te Amsterdam
eisende partij
hierna te noemen Ymere
gemachtigde mr. R. van der Hoeff
tegen
[gedaagde]
te [woonplaats]
gedaagde partij
hierna te noemen [gedaagde]
gemachtigde mr. A.C. Mens
De procedure
Voor de loop van het geding verwijst de kantonrechter naar de volgende stuk¬ken:
- het door de kantonrechter tussen partijen gewe¬zen en op 21 mei 2008 uitgesproken tussenvonnis,
- het proces-verbaal van het ingevolge dat vonnis op 27 augustus 2008 gehouden getuigenverhoor,
- de akte van Ymere van 27 augustus 2008,
- de antwoordakte van [gedaagde] van 24 september 2008,
- de door de kantonrechter gegeven en op 8 oktober 2008 uitgesproken rolbeschikking,
- de processen-verbaal van de op 7 januari 2009, 11 maart 2009 en 2 april 2009 gehouden getuigenverhoren,
- de akte overlegging productie van Ymere,
- de akte houdende overlegging producties van [gedaagde],
- de conclusie na enquête van [gedaagde],
- de conclusie na enquête van Ymere.
De verdere beoordeling van het geschil
1. Bij het vonnis van 21 mei 2008 was [gedaagde] toegelaten te bewijzen dat hij zijn hoofdverblijf heeft in de woning aan de [adres] te [woonplaats].
2. Ter voldoening aan zijn bewijsopdracht heeft [gedaagde] negen getuigen doen horen, waarna hij bij akte van 15 april 2009 nog schriftelijke bewijsstukken in het geding heeft gebracht.
3. In tegenverhoor heeft Ymere vier getuigen doen horen, waarna zij bij akte van
15 april 2009 schriftelijk bewijs heeft overgelegd.
4. Voor zover Ymere in haar conclusie na enquête nog ingaat op stellingen van [gedaagde] “die in de procedure naar voren zijn gekomen”, gaat de kantonrechter daaraan voorbij. Daarvoor heeft Ymere voorafgaande aan het vonnis van 21 mei 2008 immers al de gelegenheid gehad. De kantonrechter zal zich daarom (moeten) beperken tot datgene wat Ymere in die conclusie met betrekking tot het door [gedaagde] aangedragen bewijs naar voren heeft gebracht.
5. Zoals in het vonnis van 21 mei 2008 al is overwogen, is bij de beantwoording van de vraag of [gedaagde] zijn hoofdverblijf in de woning heeft van belang of [gedaagde] daar werkelijk woont, daar zijn zetel van zijn fortruin heeft, daar zijn zaken behartigt, zijn goederen en eigendommen beheert en in die woning regelmatig ’s nachts slaapt.
6. Gelet op het feit dat [gedaagde] op 1 juli 2009 80 jaar oud wordt en een slechte gezondheid heeft, is de kantonrechter van oordeel dat het te leveren bewijs eerder aanwezig moet worden geacht dan in het geval waarin sprake is van een jongere en gezonde huurder.
7. In het licht van wat onder 5. en 6. is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] in zijn bewijslevering is geslaagd.
8. Uit de afgelegde getuigenverklaringen blijkt in ieder geval dat [gedaagde] in de onderhavige woning ’s nachts slaapt en dat zich in die woning meubilair bevindt van [gedaagde]. Voorts blijkt uit de door [gedaagde] na afloop van het getuigenverhoor nog overgelegde schriftelijke stukken dat hij op het onderhavige adres door een medewerker van de trombosedienst wordt bezocht in verband met zijn medicijngebruik.
9. Dat [gedaagde] overdag veel afwezig is en bij familie eet en/of verblijft, staat aan het vorenstaande niet in de weg. [gedaagde] is immers op hulp van anderen aangewezen in verband met zijn ziekte.
10. Het feit dat [gedaagde] hulpbehoevend is en daarom, zoals Ymere ook heeft gesteld, niet zelfstandig kan wonen, doet evenmin aan het vorenstaande af. Ook bij huurders die in een verpleeghuis zijn opgenomen, wordt immers de huurovereenkomst ook dan pas beëindigd indien op grond van medische verklaringen vaststaat dat de betrokkene nimmer meer in de woning zal kunnen terugkeren. Daarvan is hier geen sprake.
11. Het vorenstaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat [gedaagde] daadwerkelijk zijn hoofdverblijf heeft in de woning [adres] te [woonplaats].
12. Dit brengt met zich dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning moeten worden afgewezen. Ook de daarmee samenhangende vorderingen tot betaling van de huur tot de datum van ontruiming en van een gebruiksvergoeding tot de datum van de daadwerkelijke ontruiming moeten worden afgewezen.
13. Ymere zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt Ymere in de kosten van deze procedure, tot op deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op €1.000,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.